Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: bejegening
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
114786
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats] en Maasziekenhuis Pantein B.V., gevestigd te Beugen (verder te noemen: de zorgaanbieder).Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De Geschillencommissie heeft geen zitting gehouden, omdat partijen te kennen hebben gegeven geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de bejegening van de cliënt door de chirurg van de zorgaanbieder (hierna: de chirurg) bij een consult.
Standpunt van de cliënt
De klacht van de cliënt is opgesteld door de partner van de cliënt. In de kern komt het standpunt van de cliënt – voor zover thans van belang – op het volgende neer.
De cliënt heeft fors hersenletsel en is als gevolg daarvan ontremd. De chirurg had op andere wijze op hem behoren te reageren. Volgens de cliënt stelt de chirurg dat hij zich heeft misdragen. De partner van de cliënt is hier psychisch door belast. De schade wordt door de cliënt op € 2.000,– begroot.
Standpunt van de zorgaanbieder
In de kern komt het standpunt van de zorgaanbieder – voor zover thans van belang – op het volgende neer.
De cliënt heeft op 26 oktober 2017 de poli chirurgie van het ziekenhuis bezocht, om te worden geholpen aan een liesbreuk. Vanaf het eerste contact van de chirurg – toen zij de cliënt ophaalde in de wachtruimte – met de cliënt en diens partner wordt zij geconfronteerd met een lijst klachten van de cliënt en diens partner. De klachten betreffen de koffie in de wachtruimte, medische fouten in het Radboud UMC (het doorverwijzend ziekenhuis), het feit dat geen MRI is gemaakt en het feit dat is doorverwezen naar een zorgaanbieder te Rotterdam, mede vanwege de reisafstand. In de spreekkamer blijven de cliënt en zijn partner klachten uiten op een vervelende toon en manier. De chirurg voelt zich hierdoor onveilig. De boosheid bij cliënt en zijn partner loopt steeds verder op, terwijl de chirurg probeert de situatie te de-escaleren. Uiteindelijk lukt het om over te gaan tot bespreking van de liesbreuk. Afgesproken wordt dat het verloop van de minimaal symptomatische liesbreuk wordt afgewacht. Vervolgens beginnen de cliënt en zijn partner weer te klagen over de koffie. Zij stellen dat zij schandalig zijn behandeld door de chirurg. De partner van de cliënt stelt dat het gedrag van de cliënt wordt veroorzaakt door niet aangeboren hersenletsel, maar de partner heeft zich op soortgelijke wijze gedragen als de cliënt. De chirurg is van mening dat zij zich onmogelijk op de gedragingen van de cliënt en de partner heeft kunnen voorbereiden. Uit de verwijsbrief volgt dergelijk gedrag niet. In het medisch dossier is wel melding gemaakt van het niet aangeboren hersenletsel als gevolg van een subarachnoïdale bloeding, maar niet van afwijkend gedrag dat van dit letsel het gevolg zou zijn.
De chirurg heeft het consult volledig uitgevoerd en een medisch correct advies gegeven. De chirurg heeft zich, ondanks de vele verwijten die haar werden gemaakt, niet onttrokken aan haar medische verantwoordelijkheid of professionaliteit. De chirurg heeft zich als gevolg van verbale agressie door de cliënt en zijn partner onveilig gevoeld. De klacht is ongegrond en voor toekenning van een schadevergoeding bestaat geen enkele grondslag.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
De cliënt stelt dat hij onheus is bejegend. De cliënt heeft deze stelling verder niet gemotiveerd en heeft van de juistheid van de stelling ook geen bewijs geleverd of aangeboden. De zorgaanbieder betwist de stelling van de cliënt en legt hier een motivering aan ten grondslag in de vorm van een verslag over de gang van zaken, zoals hiervoor beknopt weergegeven. In het licht van de stellingen over en weer staat daarmee allerminst vast dat de zorgaanbieder in de bejegening van de cliënt (en zijn partner) zou zijn tekortgeschoten. Uit de door de zorgaanbieder weergegeven gang van zaken, waartegenover de cliënt dus niets anders heeft gesteld dan dat hij onheus zou zijn bejegend, blijkt veeleer van een situatie waarin de chirurg van de zorgaanbieder ondanks het problematische gedrag van de cliënt en zijn partner, met groot geduld en op professionele wijze is gekomen tot een medisch advies en zich aldus heeft gekweten van haar taak. De commissie is van oordeel dat de klacht ongegrond is.
De commissie komt op grond van het voorgaande niet toe aan het beoordelen van het bestaan en de omvang van de gestelde schade.
Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.
Beslissing
De klacht is ongegrond.
Aldus beslist op 9 mei 2018 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.