Niet waarschijnlijk dat de gescheurde quadricepspees het gevolg is van de operatie

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Zorgvuldigheid    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 6955/14455

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënte is twee keer geopereerd aan haar linkerknie. Zij heeft erg veel last van haar knie na beide operaties. Volgens haar is de eerste operatie onjuist en onzorgvuldig uitgevoerd en was de tweede operatie onnodig. Uit een second opinion blijkt cliënte een quadricepspeesruptuur heeft. Volgens de commissie is er geen medische fout gemaakt. De operatie is juist en zorgvuldig uitgevoerd. Het is niet te bepalen wanneer de quadricepspeesruptuur is ontstaan. De cliënte kon na de eerste en tweede operatie lopen. Waarschijnlijk is de ruptuur pas na de operatie ontstaan. Ook is de pees overdwars gescheurd, terwijl er tijdens de operatie alleen in de lengterichting een snede wordt gemaakt. Er is geen sprake van medisch onzorgvuldig handelen door het ziekenhuis.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [plaats] en Stichting ZorgSaam Zorggroep Zeeuws-Vlaanderen, gevestigd te Terneuzen (hierna te noemen: het ziekenhuis).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken. De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 januari 2020 te Utrecht.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De cliënte heeft aangegeven niet aanwezig te zullen zijn. Namens het ziekenhuis zijn verschenen mevrouw [naam], hoofd juridische zaken, mevrouw [naam], jurist en mevrouw [naam], klachtenfunctionaris.

Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan het ziekenhuis. Het geschil betreft de ingreep op 3 december 2015.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Op 3 december 2015 is cliënte geopereerd aan haar linkerknie. Volgens cliënte is deze operatie niet goed uitgevoerd. Daags na de operatie ging de knie van cliënte naar achteren, hetgeen volgens cliënte niet klopte. Cliënte is eerder aan haar rechter knie geopereerd en dat is destijds zonder problemen verlopen. Tijdens de controle bij de orthopeed heeft cliënte melding gemaakt van haar klachten. De orthopeed gaf echter aan dat de knie nog steviger moest worden. Desgevraagd gaf de orthopeed aan dat cliënte op vakantie mocht gaan. Tijdens die vakantie zijn de klachten toegenomen. De knie schoot naar voren en daarbij struikelde cliënte of ging zij door haar knie. Cliënte heeft haar vakantie daardoor moeten afbreken. Bij een consult bij de orthopeed bleek het gehele been door te zakken. De orthopeed stelde een nieuwe operatie voor. Hij liet geen foto of echo maken, hetgeen cliënte vreemd vindt.

Op 29 juli 2016 is cliënte voor de tweede keer geopereerd. De klachten bleven echter bestaan. Cliënte bleef vallen en de knie ging nog steeds naar voren en achter. De tweede operatie is overbodig geweest. Toen cliënte haar klachten weer meldde, werd gezegd dat zij maar een brace moest halen, maar dat hielp niet.
De orthopeed gaf wederom aan dat de knie sterker moest worden. Cliënte is heel vaak naar de fysiotherapeut gegaan, maar dit had geen effect. Cliënte heeft bij haar verzekeraar een second opinion aangevraagd. Daarbij zijn foto’s en een echo gemaakt en is geconstateerd dat de spier van de knieschijf naar het dijbeen volledig was afgescheurd. Cliënte is met de rapportage van de second opinion naar het ziekenhuis teruggegaan. Er is toen een MRI-scan en een echo gemaakt en ook die bevestigden dat de spier was afgescheurd. Vervolgens heeft in september 2017 een derde operatie plaatsgevonden om de spier weer vast te maken. Na de operatie heeft cliënte een spalk gekregen omdat de spier weer vast moest groeien. Cliënte is nadien niet meer gevallen. De stabiliteit is beter maar cliënte loopt maar voor 60%. Door toedoen van het ziekenhuis heeft cliënte veel kosten moeten maken voor fysiotherapie. Zij wil deze kosten van in totaal € 4.000,– vergoed zien.

Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënte kwam op 29 september 2015 op consult bij de orthopedisch chirurg. Zij gaaf aan een totale knieprothese links te willen. Bij onderzoek bleek de linkerknie opgezet. Ook had cliënte pijn aan de voorzijde van de knie. De flexi bedroeg op dat moment 15 tot 30 graden. De röntgenfoto liet een versmalling van de gewrichtsspleet zien. De totale knieprothese werd ingepland. Op 10 oktober 2015 vond een gesprek over de operatie plaats en op 3 december 2015 werd de totale knieprothese geplaatst. Tijdens de eerste poliklinische controle van 10 januari 2016 werd genoteerd dat het goed ging met cliënte en dat de pijn weg was. Bij het lopen sloeg de knie soms door in overstrekking. De knie was slank en de flexie bedroeg 125 graden. De stabiliteit was goed en er werd afgesproken dat zij zich na één jaar weer zou melden voor controle. Op 12 juli 2016 bleek cliënte nog last te houden van overstrekking en instabiliteit. Om deze reden werd op 29 juli 2016 een revisie van de knieprothese uitgevoerd. Tijdens deze revisie is een dikkere insert geplaatst. Een insert is een plastic schrijf die de functie van de kruisbanden en meniscus overneemt. Na deze operatie was gedurende vier à vijf weken sprake van een gecompliceerde periode door een verstoorde wondgenezing. De knie was na de revisie operatie stabiel, een afspraak voor over één jaar werd gemaakt. Omdat cliënte pijn bleef houden had zij op 16 mei 2017 een second opinion. Na onderzoek bleek sprake van een quadricepspeesruptuur. Dit is bevestigd in het ziekenhuis. Cliënte werd daarom op 13 september 2017 geopereerd, waarbij de pees werd gereconstrueerd. Het ziekenhuis heeft naar aanleiding van de brief van cliënte van 31 oktober 2016 een tegemoetkoming vanwege de lange revalidatietermijn aangeboden en betaald van € 1.000, –. Dat was uitdrukkelijk geen erkenning van aansprakelijkheid. Het ziekenhuis stelde naar aanleiding van een onderzoek vast dat van een verkeerde of foutieve behandeling door de orthopedisch chirurg geen sprake was. Quadricepspeesrupturen kunnen voorkomen na het plaatsen van een knieprothese. Het is een bekende complicatie, hoewel deze niet vaak voorkomt. Het optreden van deze complicatie is op zichzelf niet onzorgvuldig. Het is niet vast te stellen wanneer de quadricepspeesruptuur bij cliënte is ontstaan. Ook de medisch adviseur die door cliënte is ingeschakeld kwam tot de conclusie dat zich een vervelende complicatie had voorgedaan, maar dat van medisch onzorgvuldig handelen geen sprake was. Het ziekenhuis meent dat de klacht van cliënte ongegrond moet worden verklaard. Van verwijtbaar medisch onzorgvuldig handelen is geen sprake geweest en er bestaat dus ook geen schadevergoedingsverplichting.

De beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis vereist is dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten en cliënte dient daarvan nadeel te hebben ondervonden. Kern van de klacht van cliënte is dat de eerste operatie niet lege artis is uitgevoerd en dat de tweede operatie niet nodig is geweest. Noch uit de stukken nog uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat er een medische fout is gemaakt. De operatie is lege artis uitgevoerd. De commissie kan niet vaststellen wanneer de quadricepspeesruptuur is ontstaan. Nu cliënte na de eerste en tweede operatie kon lopen lijkt het er op dat de ruptuur nadien is ontstaan. Bovendien is de pees overdwars gescheurd, terwijl tijdens de operatie alleen in de lengterichting een incisie wordt gemaakt.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. De door cliënte verlangde schadevergoeding wordt afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De klacht wordt ongegrond verklaard.

Het door de cliënte verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit: de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. H. Mencke, Orthopedisch chirurg, de heer ir. H.J.A.M. Bodelier, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris, op 10 januari 2020.