Commissie: Gehandicaptenzorg
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
112155
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats], gemachtigde: [naam] en ’s Heerenloo Zorggroep, gevestigd te Amersfoort, gemachtigde: [naam].Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Op 12 oktober 2017 heeft te Amsterdam de behandeling plaatsgevonden door de commissie.
De gemachtigde, [naam], was ter zitting vergezeld van zijn chef, [naam], en [naam], coach. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd [naam], gemachtigde, [naam], gedragswetenschapper, [naam], manager zorg, [naam], PB wonen, en [naam], regiodirecteur.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de zorgverlening aan de cliënt.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie kortheidshalve naar het vragenformulier met bijlagen dat de commissie op 3 augustus 2017 heeft ontvangen en nadere correspondentie, die hierbij als ingelast moet worden beschouwd.
De klacht luidt in hoofdzaak als volgt:
1 Meerzorg:
a. De aanvraag voor meerzorg van cliënt is bewust onjuist ingevuld: het sjabloon min-uren en vakantie is niet ingevuld. Het CCE heeft uitspraak gedaan in de meerzorg op basis van onjuist aangeleverde gegevens door de zorgaanbieder. Cliënt heeft nooit meerzorg nodig gehad maar de zorgaanbieder dreigde hem zijn reguliere zorg af te nemen als de ouders niet zouden meewerken aan de aanvraag van de meerzorg. De ouders hebben niet hun handtekening onder de aanvraag over 2017 gezet, maar kennelijk heeft de zorgaanbieder op illegale wijze opnieuw meerzorg toegekend gekregen. Op dit moment leveren de ouders 12 uur noodzakelijke zorg aan hun zoon. Dit is niet in aanvragen terug te vinden;
b. De meerzorg staat niet omschreven in het zorgplan en voldoet niet aan het protocol van het zorgkantoor;
c. De meerzorg wordt niet naar waarheid geleverd zowel op de dagbesteding als op wonen;
2. Het zorgplan is meerdere malen eenzijdig gewijzigd met dezelfde invuldatum. De wijzigingen in het zorgplan zouden worden bijgehouden, dit is echter niet gebeurd. Belangrijke passages over cliënt zijn ten onrechte weggelaten omdat er in het systeem geen ruimte zou zijn voor de tekst. Die was er wel tot 2015. Gemachtigde wil dat het zorgplan van 2015 leidend wordt;
3. de zorgaanbieder vangt ten onrechte een vervoersvoorziening van het zorgkantoor.
De gemachtigde is van oordeel dat zijn zoon op dit moment niet de zorg krijgt waar hij recht op heeft.
Zelfs met het aangeboden budget is de kwaliteit van leven van cliënt bij de zorgaanbieder ernstig achteruit gegaan. Hij krijgt te weinig begeleiding, zit uren op zijn kamer in de woning met cameratoezicht.
De meerzorg is bedoeld voor één op één zorg die moet worden geleverd volgens de afspraken met de ouders. Het voorstel is om de ouders zelf de meerzorg te laten inkopen zodat zij toezicht kunnen houden op de geleverde zorg nu het zorgkantoor dit toezicht achterwege laat. Hij vordert van de zorgaanbieder een bedrag van € 25000,– als vergoeding voor de wekelijkse uren die hij aan de zorg van zijn zoon besteed.
De gemachtigde heeft ter zitting zijn standpunt nader uiteengezet. Voor hem staan de belangen van een goede verzorging van zijn zoon voorop. Zij zoon is zwaar autistisch en zijn ontwikkeling is tot stilstand gekomen. Het is van groot belang dat hij in een bekende omgeving verblijft. Hij heeft het goed naar zijn zin op [locatie] waar hij al 14 jaar woont. Het is voor zijn zoon enorm belastend om te gaan verhuizen. In het zorgplan 2015 stond de problematiek rond zijn zoon goed verwoord. In de latere plannen heeft de zorgaanbieder essentiële informatie achterwege gelaten. De aanvullingen die hij op het zorgplan heeft ingediend zijn niet overgenomen. Dit is de reden waarom hij de latere zorgplannen niet heeft ondertekend.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie kortheidshalve naar het verweer met bijlagen van 13 september 2017.
Het verweer luidt in hoofdzaak als volgt:
1. wel/niet geïndiceerde zorg: De cliënt ontvangt op dit moment zorg in natura die past bij zijn indicatie ZZP VG07. Over deze verleende zorg legt de zorgaanbieder verantwoording af aan het zorgkantoor. Op het moment dat cliënt in de woning aanwezig is, is het uitgangspunt dat er in beginsel 2 begeleiders aanwezig zijn.
De zorgaanbieder is het met de gemachtigde eens dat er met betrekking tot de dagbesteding moet worden gezocht naar een passende dagbesteding die beter bij cliënt zou aansluiten daar hij voor wat betreft leeftijd en doelgroep is ontgroeid aan de huidige populatie cliënten die de dagbesteding afneemt. De gemachtigde heeft echter de voorgestelde integrale aanpak waarbij naast de dagbesteding ook een voor cliënt meer geschikte woonoptie moet worden betrokken afgewezen.
In artikel 2.5 van de vaststellingsovereenkomst van 7 augustus 2014, opgemaakt naar aanleiding van een hoger beroepsprocedure bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die door beide partijen is ondertekend, heeft de gemachtigde zich bereid verklaard om binnen zijn mogelijkheden met zijn zoon activiteiten te ondernemen. Indien de gemachtigde zijn wekelijkse routine anders wil inkleden dan kan hierover overlegd worden.
2. Aanvraag meerzorg: Bij de aanvraag voor meerzorg speelt het CCE-advies een doorslaggevende rol. In beginsel is de beoordeling van de zorgvraag en wat daarvoor nodig is aan middelen ook een vraag die behoort bij de competenties van de zorgaanbieder. In 2015 is voor het eerst meerzorg aangevraagd omdat de organisatie de financiële ondersteuning zou stopzetten van de extra uren, waardoor het mogelijk was om twee groepsleiders in de woning te laten zijn als cliënt aanwezig was. Vanaf het begin heeft de zorgaanbieder de gemachtigde en zijn vrouw, als wettelijk vertegenwoordigers, geprobeerd te betrekken bij de beoordeling en toekenning van de meerzorg en met hen in gesprek te gaan over de vermeende financiële onregelmatigheden. Omdat gemachtigde niet bij de vergadering in maart 2017 aanwezig was heeft de directeur op 23 maart 2017 de gemachtigde bezocht en hem de gang van zaken uitgelegd. Daarmee leek de kou uit de lucht totdat een later gesprek weer zeer onprettig is verlopen. De zorginstelling staat welwillend tegenover een gesprek met het zorgkantoor en gemachtigde (zonder coach). Overigens vraagt de zorgaanbieder zich af wat het belang van de gemachtigde is. Door zich te verzetten tegen een aanvraag bewerkstelligt hij dat er minder middelen beschikbaar komen voor de zorgverlening aan zijn zoon.
3. zorgplan: De zorgaanbieder is van mening dat er zorginhoudelijke gronden zijn om te proberen cliënt voorzichtig en op een wijze die past bij zijn niveau te blijven stimuleren. Daarnaast zijn er veranderingen in zijn omgeving. Deze maken dat niet halsstarrig kan worden vastgehouden aan het zorgplan van 2015. Het zorgplan dient ertoe om goed zicht te krijgen op de hulpvraag en kan dan als leidraad dienen voor de zorgverlening. Het past niet bij de rolverdeling zorgaanbieder-vertegenwoordiger dat de vertegenwoordiger probeert via het zorgplan allerlei garanties af te dwingen, al dan niet met het oog op nog te voeren procedures.
Aan de gemachtigde is uitgelegd dat het formulier waarin het zorgplan moet worden verwoord een nieuw format heeft gekregen. De door de gemachtigde voorgestelde passages waren erg lang. De zorgaanbieder heeft de informatie beknopter en zakelijker in het formulier weergegeven.
Tenslotte heeft verweerder aangegeven dat de communicatie, mede door de inschakeling van de coach, met de gemachtigde zeer moeizaam verloopt waarbij de gemachtigde/coach de zorgaanbieder veelvuldig neerzet als een incompetente frauduleuze organisatie. Ook individuele medewerkers worden regelmatig onheus bejegend. Er is sprake van een structureel gebrek aan vertrouwen. Dit heeft gevolgen voor de kwaliteit van de dienstverlening en de zorgaanbieder vraag zich dan ook af of het niet beter zou zijn dat gemachtigde cliënt bij een andere instelling onderbrengt.
Ter zitting heeft de zorgaanbieder haar standpunt nader toegelicht. Nogmaals heeft de zorgaanbieder te kennen gegeven dat cliënt voorlopig in de woning mag blijven wonen maar dat dit niet permanent kan zijn. Overplaatsing heeft niet de hoogste prioriteit en van een geïntegreerde dagbesteding is nooit sprake geweest. Ten aanzien van de vervoersvergoeding geeft de zorgaanbieder aan dat er een fout is gemaakt en dat dit zal worden hersteld.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft de standpunten van beide partijen gehoord en overweegt het volgende.
1. Meerzorg:
De commissie stelt vast dat de zorgaanbieder vanaf 2015 meerzorg heeft aangevraagd, exclusief bestemd voor de zorg van cliënt, als gevolg van het wegvallen van de extra financiële ondersteuning van de afdeling door de organisatie, waardoor het mogelijk was om twee groepsleiders in de woning te laten zijn als cliënt aanwezig was. De meerzorg is aangevraagd als aanvulling op de hoogste zwaartecategorie ZZP 7 omdat het budget dat gekoppeld is aan ZZP 7 ontoereikend was. Na toetsing door het CCE is de meerzorg aan de zorgaanbieder verleend.
De commissie kan niet inzien hoe de gemachtigde in zijn belang is geschaad bij het niet betrokken zijn van deze aanvraag.
De gemachtigde heeft gesteld dat het meerzorg-budget niet volledig aan cliënt ten goede komt. De zorgaanbieder heeft dit betwist.
De commissie overweegt dat zij niet kan oordelen of het meerzorg-budget besteed wordt aan de één op één zorg van cliënt. Deze toezichthoudende taak op de besteding van de meerzorg berust bij het zorgkantoor in samenspraak met het CCE. Zij zijn tevens verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit van de zorg. Overigens merkt de commissie daarbij op dat door de gemachtigde geen enkel objectief stuk is overgelegd waaruit blijkt dat de meerzorg niet volledig aan cliënt wordt verleend.
De commissie is van oordeel dat noch uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten in het verlenen van meerzorg aan cliënt. In zoverre oordeelt de commissie de klachten ongegrond.
2. Zorgplan:
De commissie heeft ter zitting vastgesteld dat het zorgplan ertoe dient om goed zicht te krijgen op de hulpvraag en dat het plan als leidraad dient voor de zorgverlening. De gemachtigde is niet bereid om de zorgplannen opgesteld na 2015 te ondertekenen omdat hij vindt dat er op essentiële onderdelen informatie is weggelaten in de latere plannen. De zorgaanbieder heeft gesteld dat er zorginhoudelijke gronden zijn om te proberen cliënt voorzichtig en op een wijze die past bij zijn niveau te blijven stimuleren en dat om die reden het zorgplan jaarlijks moet worden aangepast.
Het is de commissie volstrekt onduidelijk waarom het vastgestelde zorgplan van 2015 met eventuele minimale wijzigingen voor 2017 niet kan worden gehandhaafd, gezien het feit dat er sindsdien sprake is geweest van niet meer dan een minimale ontwikkeling van cliënt en de zorgvraag min of meer gelijk is gebleven. Het kan toch niet zo zijn dat vanwege het format van het formulier dit plan, wellicht in een gewijzigde volgorde, niet kan worden ingevoerd in de computer. De commissie acht de klacht in zoverre gegrond.
3. Vordering:
Cliënt heeft een bedrag van € 25.000,– gevorderd van de zorgaanbieder voor de wekelijkse zorg die hij aan zijn zoon moet besteden.
De commissie stelt vast dat partijen op 7 augustus 2014 een vaststellingsovereenkomst hebben ondertekend. Hierin is in artikel 2.5. vastgelegd dat in het belang van cliënt activiteiten moeten worden ondernomen zodat hij voldoende beweging krijgt. De gemachtigde heeft zich door ondertekening bereid verklaard binnen zijn mogelijkheden hieraan zelf een bijdrage te leveren. Deze afspraak heeft ertoe geleid dat de gemachtigde thans 12 uren per week cliënt onder zijn hoede neemt. Het kan niet zo zijn dat de gemachtigde in tegenspraak met hetgeen hij met de zorgaanbieder heeft afgesproken, hier thans een geldelijke vergoeding voor dient te krijgen. De commissie wijst de vordering dan ook af. Overigens heeft de zorgaanbieder ter zitting aangeboden dat de gemachtigde te allen tijde kan aangeven dat hij zijn zorgtaak anders wil invullen, weliswaar in goed onderling overleg.
Ten overvloede overweegt dat commissie dat het in het belang van cliënt is, dat de vertegenwoordigers, de coach inbegrepen, vertrouwen hebben in de zorgverlening door de zorgaanbieder, die uiteindelijk de behandelverantwoordelijkheid heeft, dat partijen elkaar over en weer hoffelijk tegemoet treden en open communiceren, zoals reeds in artikel 4 van de vaststellingsovereenkomst is afgesproken. Slechts dan kan de kwaliteit van de zorg gewaarborgd worden.
Hetgeen de cliënt voorts nog naar voren heeft gebracht behoeft geen bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
Beslissing
De commissie, beslissende naar redelijkheid en billijkheid, met inachtneming van de regels van het recht:
– verklaart de klacht van de cliënt met betrekking tot de meerzorg ongegrond en wijst de vordering af;
– verklaart de klacht met betrekking tot het zorgplan ten dele gegrond;
– wijst al het anders of meer gevorderde af.
Aldus beslist op 12 oktober 2017 door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg.