Commissie: Sociaal Domein: Woonplaatsbeginsel en Toegang
Categorie: woonplaats/ zorgverlening
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
210624/211698
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De verzoeker is van mening dat de verweerder een moeder en haar dochter moet opvangen in de maatschappelijke opvang, omdat de moeder dat graag wil en een steunend netwerk in de buurt heeft. Volgens de verweerder is bij moeder en dochter alleen sprake van een woonprobleem en niet van andere (psychische of psychosociale) problematiek. Volgens de verweerder horen moeder en dochter dan ook niet in de maatschappelijke opvang thuis.
Naar het oordeel van de commissie is niet gebleken dat er sprake zou zijn van problematiek waarvoor maatschappelijke opvang de passende oplossing is, maar dat er sprake is van een woonprobleem.
Het woonprobleem is op grond van de Wmo 2015 onvoldoende om aanspraak te maken op maatschappelijke opvang. De klacht is ongegrond.
De uitspaak
Samenvatting
De verzoeker is van mening dat de verweerder een moeder en haar dochter moet opvangen in de maatschappelijke opvang, omdat de moeder dat graag wil en een steunend netwerk in de buurt heeft. Volgens de verweerder is bij moeder en dochter alleen sprake van een woonprobleem en niet van andere (psychische of psychosociale) problematiek. Volgens de verweerder horen moeder en dochter dan ook niet in de maatschappelijke opvang thuis.
Naar het oordeel van de commissie is niet gebleken dat er sprake zou zijn van problematiek waarvoor maatschappelijke opvang de passende oplossing is, maar dat er sprake is van een woonprobleem.
Het woonprobleem is op grond van de Wmo 2015 onvoldoende om aanspraak te maken op maatschappelijke opvang. De klacht is ongegrond.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Sociaal Domein: Woonplaatsbeginsel en Toegang (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De verzoeker heeft de klacht voorgelegd aan verweerder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Ter zitting werd verzoeker vertegenwoordigd door de heer [naam] en mevrouw [naam].
Ter zitting werd verweerder vertegenwoordigd door mevrouw [naam] en mevrouw [naam].
De behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juni 2024 te Utrecht.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Wat aan het geschil vooraf is gegaan
Het geschil betreft een moeder en haar dochter. Moeder en dochter verblijven sinds juni 2022 in het [naam instelling] in Zuidlaren.
Op 17 februari 2023 wordt door het [naam instelling] een afsluitende rapportage verzonden naar Jeugd Bescherming Overijssel (JBOV) met de conclusie dat moeder voldoende vaardigheden heeft om zelfstandig voor haar dochter te zorgen. Daarbij wordt geadviseerd dat moeder haar sociale netwerk vergroot.
Op 15 maart 2023 neemt de JBOV contact op met de Centrale Toegang GGD IJsselland met de vraag of er mogelijkheden zijn voor opvang voor moeder en dochter. Vervolgens is een melding bij de Centrale Toegang GGD IJsselland gedaan voor een maatwerkvoorziening opvang.
Op 24 maart 2023 ontving de Brede Centrale Toegang van de GGD Kennemerland (gemeente [verweerder]) van de GGD IJsselland het schriftelijke verzoek om moeder en dochter op te vangen. Daaraan legde de GGD IJsselland ten grondslag dat het de wens van moeder is om in de gemeente Velsen te wonen, omdat zij daar een goede vriendin in de buurt heeft wonen.
De gemeente [verweerder] heeft per e-mail op 28 maart 2023 afwijzend op het verzoek van de GGD IJsselland gereageerd.
Standpunt verzoeker
De verzoeker (GGD IJsselland) heeft desgevraagd een machtiging overgelegd waaruit blijkt dat zij het geschil namens de [verzoeker] bij de commissie mag voeren.
De verzoeker is van mening dat de verweerder moeder en dochter moet opvangen in de maatschappelijke opvang. De verzoeker draagt hiervoor drie redenen aan:
1. Moeder heeft een positief steunend netwerk in regio Kennemerland;
2. Het is de wens van moeder om opgevangen te worden in regio Kennemerland;
3. Moeder ervaart een gevoel van onveiligheid in de huidige regio.
Standpunt verweerder
De verweerder is van mening dat toegang tot de maatschappelijke opvang niet aan de orde is en zij daar ook niet op hun plek zijn. De verzoeker en verweerder hebben immers in een gesprek op 8 juni 2023 met elkaar vastgesteld dat enkel sprake is van een woonprobleem bij moeder. Er is geen sprake van psychiatrische en/ of verslavingsproblematiek. Moeder is voldoende zelfredzaam en kan zelfstandig voor haar dochter zorgen.
Een woonprobleem geeft onder de Wmo 2015 geen recht op opvang of een woning (in een andere gemeente). De woonwens van moeder is bij het bepalen of zij in aanmerking komt voor maatschappelijke opvang, geen zelfstandig criterium. Voor de verweerder is van doorslaggevend belang of moeder niet in staat is zich zelfstandig te handhaven in de samenleving. Dat is de verweerder niet gebleken. De verzoeker maakt niet aannemelijk dat moeder niet in staat is zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit haar sociale netwerk, in de samenleving te handhaven.
Beoordeling door de commissie
Op het onderhavige geschil is van toepassing artikel 2.3.5, eerste lid van de Wmo 2015, aanhef en onder b en artikel 2.3.5, vierde lid van de Wmo 2015. In het vierde lid van het voornoemde artikel heeft de wetgever bepaald dat “het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen”.
Om in aanmerking te komen voor maatschappelijke opvang dient bij een cliënt sprake te zijn van psychische of psychosociale problematiek en problematiek die niet op eigen kracht of met hulp van anderen kan worden verminderd of weggenomen. Naar het oordeel van de commissie is hiervan bij moeder geen sprake. De verzoeker heeft slechts aangegeven dat sprake is van een woonprobleem. De verweerder heeft gesteld dat tijdens het gesprek met de verzoeker op 8 juni 2023 dit ook gezamenlijk is vastgesteld. De verzoeker heeft dit niet weersproken.
Niet is door de verzoeker aannemelijk gemaakt dat bij moeder naast een woonprobleem andere (psychische of psychosociale) problematiek aan de orde is. Naar het oordeel van de commissie is dan ook onvoldoende grond om in aanmerking te komen voor de door verzoeker verzochte maatschappelijke opvang. Overigens hebben partijen ter zitting bevestigd dat moeder en dochter ondertussen een woning hebben gevonden.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Het door de verzoeker verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Sociaal Domein: Woonplaatsbeginsel en Toegang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw drs. M.E. Peltenburg, de heer A. Opstelten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 6 juni 2024.