Omdat de cliënte vijf dagen na de galblaasoperatie nog steeds kampte met hevige pijn, had de chirurg zich moeten inspannen om de oorzaak van deze pijnklachten te achterhalen. Indien nodig had de cliënte direct doorverwezen kunnen worden naar een maag-lever-darm-arts. Klacht gegrond

  • Home >>
  • Zelfstandige Klinieken >>
De Geschillencommissie




Commissie: Zelfstandige Klinieken    Categorie: Postoperatieve zorg    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 117781

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Cliënte], wonende te [plaats], en Heelkundig Instituut Nederland, gevestigd te Rotterdam, (verder te noemen: de zorginstelling) gemachtigde: [naam], [naam advocatenkantoor] te [plaats].

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. Het geschil is ter zitting behandeld op 25 oktober 2018 te Rotterdam.

De cliënte is ter zitting verschenen, vergezeld van haar moeder.
Namens de zorginstelling zijn verschenen [naam], advocaat en gemachtigde, [naam], chirurg en [naam], klachtenfunctionaris.

Onderwerp van het geschil

De cliënte beklaagt zich erover dat de zorginstelling tekortgeschoten is in de postoperatieve zorg na een galblaasoperatie.

Standpunt van de cliënte

Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. De door de cliënte overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van de cliënte op het volgende neer.

Op 7 december 2017 is de galblaas van de cliënte operatief verwijderd. Volgens cliënte is tijdens de operatie de galbuis opengegaan en is dit onopgemerkt gebleven. De cliënte heeft na de operatie diverse klachten gekregen en kenbaar gemaakt, maar hierop werd niet adequaat gereageerd. Zo werd de gele gelaatskleur op de dag van de operatie afgedaan als zijnde veroorzaakt door het licht en werd zij zonder temperatuurmeting naar huis gestuurd, terwijl zij verhoging had.
Op 9 december 2017 heeft zij telefonisch melding gemaakt van pijn in haar buik, maar deze melding werd door de secretaresse afgedaan zonder de arts in te schakelen. Op 12 december 2017 heeft zij wederom melding gemaakt van pijn in haar buik en verhoging. Ondanks de toezegging daartoe werd ze niet teruggebeld en toen ze uiteindelijk telefonisch contact had, werden haar klachten niet serieus genomen door de behandelend arts en werd zij doorverwezen naar haar huisarts. De huisarts oordeelde dat er sprake was van spoed, maar kon de zorginstelling niet direct bereiken. De cliënte is daarom verwezen naar de spoedeisende hulp van het Vlietland Ziekenhuis. Daar heeft een spoedoperatie plaatsgevonden, waarbij een drain is geplaatst. Pas een week later heeft de behandelend arts bij de cliënte geïnformeerd hoe het met haar ging.

De cliënte verzoekt op grond van het bovenstaande om toekenning van een schadevergoeding van
€ 15.000,– ten laste van de zorginstelling, voor de door haar fysiek en emotioneel geleden schade en de gemaakte onkosten.

Ter zitting heeft de cliënte de klacht toegelicht. Met name het feit dat de secretaresse die de cliënte telefonisch te woord stond op 9 december 2017 de pijnklachten van de cliënte afdeed zonder een arts te hebben geraadpleegd, acht de cliënte zeer kwalijk. Als gevolg van het niet serieus nemen van de klachten heeft de cliënte zich onder behandeling van het Vlietland Ziekenhuis moeten stellen en aldaar werd een ontsteking van 10 centimeter in haar buik geconstateerd. Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding merkt de cliënte nog op dat zij kosten heeft gemaakt voor extra medicijnen en dat zij enige tijd niet heeft kunnen werken. Een gespecificeerd overzicht van de exacte (materiële) kosten kan zij echter thans niet overleggen. Zij en haar familie hebben gevreesd voor haar leven. Zij wil bewerkstelligen dat de zorginstelling haar beleid wijzigt om herhaling in de toekomst te voorkomen.

Standpunt van de zorginstelling

Voor het standpunt van de zorginstelling verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorginstelling op het volgende neer.

De zorginstelling betwist de stelling van de cliënte dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld. De klachten van de cliënte zijn serieus genomen. Op 2 december 2017 heeft een consult met de behandelend chirurg plaatsgevonden, waarbij onder meer de aan de operatie verbonden risico’s zijn besproken.
De cliënte stemde vervolgens in met de operatieve ingreep. Op 7 december 2017 vond de operatie plaats, waarbij de galblaas werd verwijderd. De ingreep verliep ongecompliceerd, maar er bestond mogelijk wel een minimale gallekkage uit het leverbed. Door de chirurg werd daarom zekerheidshalve een metalen clip geplaatst, waarna geen lekkage meer optrad. Na de operatie gaf de cliënte aan buikpijn te hebben, maar dat is na een dergelijke ingreep niet ongewoon. Ook een lichte verhoging van de temperatuur is niet ongewoon. De cliënte vermoedde dat zij geelzucht had, maar dit is zo kort na de operatie medisch niet mogelijk. De chirurg heeft dit aan de cliënte uitgelegd. Omdat de cliënte zich zorgen bleef maken, is de chirurg in de avond nogmaals bij haar langsgegaan. Het ging op dat moment goed met haar en er waren geen signalen die wezen op een mogelijke complicatie. De volgende ochtend gaf de cliënte wederom aan buikpijn te hebben, maar er waren geen indicaties die wezen op het bestaan van een complicatie. Pijnstilling is veelal voldoende om de klachten te verhelpen. De cliënte kon in goede conditie de kliniek verlaten. Op 9 december 2017 nam de cliënte telefonisch contact op met de zorginstelling om aan te geven dat ze nog steeds last van buikpijn had. De secretaresse heeft daarop volgens de zorginstelling geïnformeerd bij de chirurg, die de klachten niet als alarmerend inschatte. Geadviseerd werd af te wachten en contact op te nemen als de klachten aanhielden. Op 11 en 12 december 2017 gaf de cliënte wederom aan klachten te hebben, maar deze werden door de chirurg niet als dusdanig alarmerend beschouwd dat zij op basis daarvan direct moest worden gezien. De cliënte kon op 14 december 2017 naar het reguliere poliklinisch spreekuur komen of contact opnemen met haar huisarts, hetgeen zij ook heeft gedaan.
Op 15 en 18 december 2017 heeft de chirurg tevergeefs geprobeerd telefonisch contact met de cliënte te krijgen om te informeren naar haar situatie.
Tijdens een gesprek op 20 juli 2018 tussen de cliënte en de zorginstelling heeft de chirurg toegelicht dat de aangebrachte clip waarschijnlijk was losgeraakt, maar dat hij heeft gehandeld volgens de geldende standaarden. De zorginstelling stelt zich op het standpunt dat de chirurg heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwame arts mag worden verwacht en dat de zorginstelling dan ook binnen de grenzen van een zorgvuldige beroepsuitoefening is gebleven. Mocht de commissie van oordeel zijn dat de zorginstelling wel verwijtbaar heeft gehandeld, dan betwist de zorginstelling dat sprake is van causaal verband tussen dit handelen en eventueel ontstane (gezondheids)schade. Voor zover geoordeeld wordt dat sprake is van een verwijtbaar delay tussen 9 en 12 december 2017, heeft dit delay volgens de zorginstelling niet tot schade geleid, omdat ook bij tijdig ingrijpen een tweede operatie noodzakelijk was en het beloop dan niet wezenlijk anders zou zijn geweest.

Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding wijst de zorginstelling erop dat deze niet is onderbouwd. Als er al grond zou zijn voor schadevergoeding, dan zou deze onder de gegeven omstandigheden maximaal € 300,– kunnen bedragen.

Ter zitting is de zorginstelling bij haar standpunt gebleven dat de klachten die de cliënte vlak na de operatie kenbaar maakte, niet alarmerend waren. Voorts heeft de zorginstelling aangevoerd dat als eerder was onderkend dat de geplaatste metalen clip was losgeraakt, de tweede operatie slechts één à twee dagen eerder zou hebben plaatsgevonden, maar dat het traject er nagenoeg hetzelfde zou hebben uitgezien.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

Vooropgesteld wordt dat voor aansprakelijkheid van de zorginstelling vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat de zorginstelling tekort is geschoten in het nakomen van de zorgovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorginstelling. De tekortkoming moet aan de zorginstelling kunnen worden verweten en de cliënte moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.

De commissie stelt voorop dat de medische ingreep waarbij de galblaas van de cliënte is verwijderd naar behoren is uitgevoerd ook ten aanzien van de omstandigheid dat daarbij, zoals te doen gebruikelijk bij een mogelijke gallekkage, een metalen clip is geplaatst. Ook de nazorg door de chirurg kort na de operatie wordt als zorgvuldig aangemerkt. Op de dag van de operatie heeft de chirurg de cliënte bezocht, waarbij de cliënte aangaf zich zorgen te maken over haar gele gelaatskleur. In medisch opzicht is het echter niet mogelijk dat zo kort na een galblaasoperatie geelzucht optreedt. Dat de cliënte pijnklachten en temperatuurverhoging had, is niet alarmerend na de uitgevoerde ingreep.

Ten aanzien van het klachtonderdeel dat de door cliënte op 9 december 2017 telefonisch gemelde buikpijnklachten door de secretaresse werden afgedaan zonder tussenkomst van de behandelend chirurg, is het de commissie niet duidelijk geworden of de chirurg door de secretaresse tijdens dit gesprek dan wel achteraf van deze klachten op de hoogte is gesteld. Ook als dit pas achteraf geschiedde moet het ervoor worden gehouden dat de chirurg in de genoemde klachten geen aanleiding heeft gezien om de cliënte direct te onderzoeken.
Hoewel de commissie zich kan voorstellen dat de cliënte hiervoor weinig begrip kan opbrengen omdat zij zich ernstig zorgen maakte over haar situatie, was er op dat moment ook naar het oordeel van de commissie medisch gezien geen sprake van een alarmerende situatie.

Op 12 december 2017 heeft de cliënte wederom aangegeven pijnklachten te ervaren. De chirurg heeft de cliënte vervolgens uitgenodigd voor het spreekuur op 14 december 2017 en haar gewezen op de mogelijkheid zich tot de huisarts te wenden. Dat is in beginsel geen ongebruikelijk advies, maar nu de cliënte vijf dagen na de operatie nog steeds kampte met hevige pijn, had de chirurg zich naar het oordeel van de commissie moeten inspannen om de oorzaak van deze pijnklachten te achterhalen. Indien nodig had hij de cliënte direct hebben kunnen doorverwijzen naar een maag-lever-darm-arts en had een betere en snellere overdracht kunnen plaatsvinden, hetgeen de kwaliteit van de postoperatieve zorg ten goede zou zijn gekomen.

De cliënte heeft zich op 12 december 2017 tot haar huisarts gewend. De huisarts oordeelde dat sprake was van spoed, maar kon telefonisch niet in contact komen met de zorginstelling, omdat het haar bekende telefoonnummer geen gehoor gaf en zij niet over een noodtelefoonnummer beschikte. Het behoeft geen betoog dat goede (telefonische) bereikbaarheid van elke zorginstelling van belang is. Bij de onderhavige zorginstelling is dit zo georganiseerd dat via een 088-nummer contact kon worden opgenomen met de zorginstelling. Nu vast staat dat de zorginstelling op dat nummer voor de huisarts onbereikbaar was, voldoet de aldus georganiseerde bereikbaarheid niet aan hetgeen in redelijkheid van (de chirurg en daarmee ook van) de zorginstelling mag worden verwacht.

Alles overziende is de commissie van oordeel dat de chirurg op 12 december 2017 niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwame arts in redelijkheid mag worden verwacht en dat de zorginstelling ten aanzien van de bereikbaarheid toerekenbaar is tekortgeschoten in het nakomen van de zorgovereenkomst. In zoverre wordt de klacht gegrond verklaard. Voor het overige wordt de klacht ongegrond verklaard.

De door de cliënte gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen. Naar het oordeel van de commissie is deze onvoldoende onderbouwd en is er met name geen aanwijzing voor een verband tussen de tekortkoming en de schade. Indien de chirurg op 12 december 2017 wel afdoende zorgvuldig had gehandeld, had dit naar het oordeel van de commissie immers niet tot een voor cliënt wezenlijk andere uitkomst geleid. Dat een tweede operatie nodig was, met alle nare gevolgen voor de cliënte van dien, behoort in die zin tot het patiëntenrisico dat aan een operatie als deze is verbonden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

– verklaart het klachtonderdeel ten aanzien van de op 12 december 2017 door de chirurg en de
 zorginstelling in onvoldoende mate geboden zorg en bereikbaarheid, gegrond;

– verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

– bepaalt dat de zorginstelling overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
 € 52,50 dient te vergoeden aan de cliënte ter zake van het klachtengeld;

– wijst het meer of anders gevorderde af.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist op 25 oktober 2018 door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken.