Commissie: Psychische en Pedagogische Zorg
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
121376
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Omdat de zorgaanbieder niet de titel psychotherapeut mag voeren, moeten de kosten van de individuele psychotherapie-sessies terugbetaald worden. De zorgaanbieder heeft de geheimhoudingsplicht geschonden door medische informatie aan derden te verstrekken.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [plaats], gemachtigde: [naam], en [naam praktijk], gevestigd te [plaats],
(verder te noemen: de zorgaanbieder), gemachtigde: [naam].
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Psychische en Pedagogische Zorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. Het geschil is ter zitting behandeld op 15 februari 2019 te Amsterdam. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen. Cliënte werd ter zitting bijgestaan door haar echtgenoot en gemachtigde, [naam]. De zorgaanbieder werd bijgestaan door haar gemachtigde [naam] en vergezeld van een kennis.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht.
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de kwaliteit van de therapieverlening door de zorgaanbieder.
Standpunt van cliënte
Voor het standpunt van cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. De door cliënte overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komen de klachten van cliënte op het volgende neer.
1. De zorgaanbieder is niet BIG-geregistreerd en heeft cliënte misleid door onrechtmatig gebruik te maken van de wettelijk beschermde beroepstitel psychotherapeut;
2. Dwaling: De zorgaanbieder bezit niet de specifieke deskundigheid waardoor de cliënte niet die zorg heeft ontvangen die zij mocht verwachten van een psychotherapeut;
3. Het medisch dossier was niet compleet. Er ontbrak een gespreksverslag;
4. De zorgaanbieder beschikte niet over een klachtenregeling;
5. De zorgaanbieder heeft zonder haar toestemming gegevens uit het medisch dossier aan de klachtencommissie van de beroepsvereniging Nederlandse Vereniging voor relatie- en gezinstherapie (verder te noemen: NVRG) overgelegd.
Cliënte wenst haar overeenkomst met de zorgaanbieder te ontbinden en teruggave van de reeds door haar voldane declaraties, een bedrag van € 3.020,–, wegens dwaling. Had cliënte geweten dat de zorgaanbieder niet een BIG-geregistreerde psychotherapeut was dan was zij nimmer met haar in zee gegaan. Daarnaast vordert zij nog nader te specificeren overige schade: reiskosten, kosten nieuwe therapiesessies en juridische bijstand.
Ter zitting heeft cliënte haar klachten toegelicht. Cliënte is zelf psychotherapeut en zocht iemand waarmee zij op een gelijkwaardig niveau kon praten. Zij heeft met haar man een relatietherapie ondergaan en ook een persoonlijke psychotherapie.
Achteraf is cliënte gebleken dat de zorgaanbieder ten onrechte de titel psychotherapeut voerde. Zij was nimmer in therapie gegaan als zij dit had geweten. Cliënte heeft niet de behandeling gekregen die zij had verwacht. Zij heeft een groot gemis gevoeld in de begeleiding door de zorgaanbieder en heeft vaak getwijfeld aan de aanpak van de therapie. Zij kwam samen met haar man voor relatietherapie maar kreeg de indruk dat alle aandacht op haar was gericht en zij als patiënt werd gezien. Dit heeft ertoe geleid dat zij ook persoonlijk een aantal sessies heeft gehad bij de zorgaanbieder. Enerzijds vond zij de persoonlijke aandacht van de zorgaanbieder prettig omdat zij zich in die periode zeer slecht voelde en extra aandacht nodig had. Anderzijds was de aanpak van deze therapie niet wat zij mocht verwachten van een psychotherapeut.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorgaanbieder op het volgende neer.
Cliënte is door een klinisch psycholoog, relatie en gezinstherapeut doorverwezen naar de zorgaanbieder in verband met de expertise die de zorgaanbieder heeft op het gebied van relatietherapie en van EFT in het bijzonder. Het is juist dat de zorgaanbieder niet BIG-geregistreerd is. Zij heeft haar opleidingen in het buitenland gevolgd en na jarenlang daar werkzaam geweest te zijn als psychotherapeut is zij na 40 jaar in 2008 naar Nederland teruggekeerd. Zij was er niet van op de hoogte dat de titel psychotherapeut alleen mag worden gevoerd als men in het BIG-register staat ingeschreven. In het buitenland is deze titel niet beschermd. Cliënte heeft in de periode 24 april 2015 tot maart 2017 relatietherapiesessies ontvangen. Van april 2017 tot december 2017 heeft cliënte een aantal individuele behandelingen ontvangen.
Al hoewel de zorgaanbieder haar heeft aangeraden, in verband met beperkte tijd, over te gaan naar een andere therapeut, waarvoor de sessies zouden worden vergoed door de zorgverzekeraar, heeft zij op uitdrukkelijk verzoek van cliënte de individuele therapie voortgezet. Op 11 december 2017 heeft cliënte de zorgaanbieder meegedeeld dat zij wilde stoppen omdat zij zich na de laatste sessie ellendig voelde.
De zorgaanbieder betwist dat zij niet deskundig zou zijn. Een BIG-registratie is niet vereist voor het voeren van de titel relatietherapeut. De zorgaanbieder is bevoegd om relatietherapie te geven. Zij is sinds 1999 volwaardig lid van de NVRG en is een autoriteit op het gebied van systeemtherapie.
De zorgaanbieder heeft bij de intake aangegeven dat de relatietherapie niet wordt vergoed. Cliënte en haar man kwamen voor relatietherapie. Met cliënte is niet vooraf overeengekomen dat zij ook psychotherapie wenste. Gedurende de relatietherapie is cliënte niet ontevreden geweest over de geleverde therapie zo blijkt uit diverse e-mails die de zorgaanbieder heeft ontvangen. Cliënte is zelf psychotherapeut. Als zij inderdaad niet tevreden zou zijn geweest met de therapie had het, gezien haar professionaliteit op dit gebied, op haar weg gelegen om eerder de therapie te beëindigen.
Cliënte heeft gesteld dat er drie gespreksverslagen in het dossier ontbreken. De zorgaanbieder heeft het ontbrekende verslag van 13 juli 2017 op 12 december 2018 nagezonden. Er is geen verslag van de sessie van 1 december 2016 omdat deze sessie geen aspecten heeft opgeleverd die noodzakelijkerwijs hadden moeten worden opgetekend. Van het gesprek van 15 februari 2018 is geen verslag gemaakt. Het ging hier om een afsluitend gesprek nadat de therapie was geëindigd.
De zorgaanbieder verzoekt de commissie de klachten 4 en 5 niet ontvankelijk te verklaren. De cliënte heeft geen redelijk belang meer bij de behandeling van de klacht over het ontbreken van een klachtenregeling. De zorgaanbieder was in de veronderstelling dat zij was aangesloten bij de klachtenregeling van de NVRG. Gaandeweg is gebleken dat deze klachtenregeling niet meer in werking was waarna cliënte zich heeft aangesloten op 28 mei 2018 bij P3NL. Cliënte heeft op 19 augustus 2018 haar klacht aan P3NL voorgelegd en heeft de klachtprocedure bij P3NL doorlopen.
Voor wat betreft klacht 5, informatie uit het medisch dossier, beroept de zorgaanbieder zich op artikel 6 lid 1 onder a van het reglement. Deze klacht heeft cliënte niet eerder aan de zorgaanbieder voorgelegd. Overigens stelt de zorgaanbieder dat het de keuze is geweest van de cliënte om een klacht tegen de zorgaanbieder in te dienen bij de NVRG. In de NVP beroepscode voor Psychotherapeuten die overeenkomstig van toepassing is voor leden van de NVRG is het toegestaan de geheimhouding te doorbreken indien en in zoverre doorbreking noodzakelijk is voor de therapeut om adequaat verweer te kunnen voeren in een tegen hem aangespannen tucht- of strafzaak. De zorgaanbieder heeft bij het overleggen van de medische informatie uit het dossier de proportionaliteit van het gebruik van in beginsel vertrouwelijke informatie niet uit het oog verloren. Gelet op de aantijgingen van cliënte aan haar adres in de tuchtprocedure, waarin zij veelvuldig is beticht van leugens, bedrog, chantage en ondeskundigheid, was het voor de zorgaanbieder noodzakelijk om ter verdediging het feitelijk verloop van de therapie uiteen te zetten waarbij zij terughoudend is geweest met betrekking tot het overleggen van deze medische gegevens.
De zorgaanbieder is van oordeel dat de door haar verleende zorg adequaat is geweest in overeenstemming is met wat van een bevoegd en bekwaam relatietherapeut mag worden verwacht. Er is geen grond voor ontbinding van de overeenkomst. De zorgaanbieder verzoekt de vordering van cliënte af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
Vooropgesteld wordt dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de zorgovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en de cliënte moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.
Cliënte heeft aan de commissie een vijftal klachten voorgelegd:
1. Geen BIG-registratie terwijl de zorgaanbieder de titel psychotherapeut voert
De zorgaanbieder heeft erkend dat zij ten onrechte de titel psychotherapeut voert daar zij niet in het bezit is van een BIG-registratie. De commissie acht deze klacht gegrond.
2. Dwaling
De commissie heeft vastgesteld dat de cliënte en haar man de hulp van de zorgaanbieder hebben ingeroepen voor een relatietherapie. De zorgaanbieder is lid van de NVRG en bevoegd tot het geven van relatietherapie. Cliënte heeft de deskundigheid van de zorgaanbieder met betrekking tot de relatietherapie en psychotherapie betwist. Naar het oordeel van de commissie heeft cliënte niet aannemelijk gemaakt dat zij voor wat betreft de relatietherapie niet die therapie heeft gekregen die zij mocht verwachten van een relatietherapeut. Cliënte en haar echtgenoot hebben gedurende een lange periode therapie ondergaan. Indien cliënte ontevreden was geweest over de kwaliteit van de relatietherapie had het op haar weg gelegen om de zorgaanbieder hier in een eerder stadium van op de hoogte te brengen zeker nu zij de professionele kennis met betrekking tot het geven van therapie bezit. In zoverre oordeelt de commissie de klacht van cliënte ongegrond.
De commissie oordeelt de klacht met betrekking tot dwaling ten aanzien van de individuele behandelingen van de zorgaanbieder in het kader van psychotherapie gegrond. Immers de zorgaanbieder mag volgens de Nederlandse wetgeving niet als psychotherapeut haar diensten aanbieden.
3. Dossiervoering
De zorgaanbieder heeft erkend dat er één gespreksverslag niet in het dossier was opgenomen. In zoverre acht de commissie de klacht gegrond waarbij de commissie wel aantekent dat dit verslag door de zorgaanbieder alsnog aan cliënte is toegezonden zodat cliënte niet in haar belang is geschaad.
4. Klachtenregeling
De zorgaanbieder heeft de commissie verzocht deze klacht niet ontvankelijk te verklaren.
Ingevolge artikel 5 onder e van het reglement verklaart de commissie de cliënt in zijn geschil ambtshalve niet ontvankelijk indien hij geen redelijk belang heeft bij een uitspraak van de commissie.
De commissie stelt vast dat de zorgaanbieder zich op 28 mei 2018 heeft aangesloten bij P3NL nadat zij door cliënte erop was gewezen dat zij geen klachtenregeling had. Cliënte heeft haar klachten over de zorgaanbieder aan P3NL voorgelegd en heeft de klachtprocedure bij P3NL doorlopen. De commissie is gelet hierop van oordeel dat zij geen redelijk belang heeft bij een uitspraak van de commissie over het ontbreken van een klachtenregeling en zal daarom de cliënte niet ontvankelijk verklaren in haar klacht.
5. Zonder toestemming van cliënte ter handstellen van medische gegevens aan derden
De zorgaanbieder heeft een beroep gedaan op niet ontvankelijkheid ter zake van deze klacht.
Ingevolge artikel 6. 1. van het Reglement verklaart de commissie op verzoek van de zorgaanbieder – gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet ontvankelijk indien hij zijn klacht niet eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend, tenzij van de cliënt in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij onder de gegeven omstandigheden zijn klacht eerst bij de zorgaanbieder indient.
De commissie wijst het verzoek van de zorgaanbieder af. Gezien de lopende procedures kan van cliënte niet in redelijkheid worden verlangd dat zij deze klacht eerst aan de zorgaanbieder voorlegt. Daarenboven heeft de zorgaanbieder reeds inhoudelijk op de klacht gereageerd.
De commissie overweegt dat ingevolge artikel III.2.1 van de beroepscode voor psychotherapeuten, die ook van toepassing is voor leden van de NVRG, slechts in uitzonderlijke gevallen bij ontbreken van toestemming van de cliënt informatie uit het medisch dossier aan derden kan worden verstrekt.
In zeer problematische situaties, die gekenmerkt worden door het gezondheidsrechtelijk beginsel ‘conflict van plichten’, mag de psychotherapeut zich pas dan ontheven achten van de plicht tot geheimhouding indien tenminste voldaan is aan alle vijf genoemde voorwaarden:
a. Al het redelijke is in het werk gesteld om toestemming van de cliënt te verkrijgen;
b. De psychotherapeut moet in gewetensnood verkeren door het handhaven van de geheimhouding; c. Er is geen andere weg dan doorbreking van het geheim om het probleem op te lossen;
d. Het is vrijwel zeker dat het niet-doorbreken van het geheim voor derden en/of de psychotherapeut zelf aanwijsbare en ernstige schade en/of gevaar op zal leveren;
e. De psychotherapeut moet er vrijwel zeker van zijn dat door de doorbreking van de geheimhouding die schade aan de hierboven onder d. bedoelde betrokkenen kan worden voorkomen of beperkt.
De commissie acht de klacht van cliënte gegrond. De zorgaanbieder heeft haar geheimhoudingsplicht geschonden. Niet is gebleken dat de zorgaanbieder al het redelijke heeft gedaan om toestemming van cliënte te verkrijgen voor het overleggen van medische informatie aan derden.
Gezien het vorenstaande is de commissie van oordeel dat de klachten van cliënte grotendeels gegrond zijn. Aldus is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder in de uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst gedeeltelijk tekortgeschoten is en aansprakelijk moet worden geacht te zijn voor de eventueel geleden schade.
Cliënte heeft van de zorgaanbieder een bedrag van € 3.020,– gevorderd terzake van alle therapie sessies die zij individueel en met haar echtgenoot heeft gevolgd. Daarnaast heeft zij vergoeding gevorderd voor de reiskosten, de kosten voor hernieuwde therapie en mogelijk de kosten voor de advocaat. De commissie wijst deze laatste vordering wegens onvoldoende onderbouwing af.
Zoals vorenstaand is overwogen is de zorgaanbieder ten aanzien van de relatietherapie niet tekort geschoten in de uitvoering van de overeenkomst. Dit geldt wel voor de negen psychotherapie-sessies die de zorgaanbieder aan cliënte individueel heeft gegeven. De commissie zal bepalen dat de zorgaanbieder het bedrag dat cliënte voor deze sessies heeft voldaan aan haar dient terug te betalen. Uitgaande van € 110,– per sessie, zal de commissie de zorgaanbieder veroordelen tot betaling van
€ 990,– aan cliënte.
De commissie veroordeelt tenslotte de zorgaanbieder, onder verwijzing naar artikel 20 van het reglement van de commissie, tot betaling van een bedrag van € 52,50 aan cliënte ter zake van het klachtengeld dat de cliënte voor de behandeling van het geschil aan de commissie heeft voldaan.
Het door partijen meer of anders gestelde behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking omdat dit niet tot een ander oordeel zal leiden.
Gezien het vorenstaande dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De commissie:
I. verklaart cliënte ambtshalve onder verwijzing naar artikel 5 onder e van het reglement niet ontvankelijk in haar klacht 4 (klachtenregeling);
II. verklaart de klachtenonderdelen 1, 2, 3 en 5 gegrond;
III. veroordeelt de zorgaanbieder tot betaling van € 990,– binnen één maand na verzenddatum van dit bindend advies aan cliënte;
IV. bepaalt dat de zorgaanbieder onder verwijzing naar artikel 20 van het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 dient te vergoeden aan cliënte ter zake van het klachtengeld binnen één maand na verzenddatum van dit bindend advies;
V. wijst al het anders of meer gevorderde af.
Aldus beslist op 15 februari 2019 door de Geschillencommissie Psychische en Pedagogische Zorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw J.B.A. Bos en de heer mr. P.C. de Klerk, leden, waarbij mevrouw mr. W. Hartong van Ark als plaatsvervangend secretaris fungeerde.