Commissie: Elektro
Categorie: Schadevergoeding
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ELE06-0144
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 7 januari 2004 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren en bezorgen van met name een diepvries en een wasdroger tegen de daarvoor door de consument te betalen totaalprijs van € 1.915,–. De levering en bezorging vonden plaats op 13 januari 2004. De consument heeft de klacht op 13 januari 2004 voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Bij de aflevering en bezorging van de gekochte diepvries werd de houten vloer van de consument beschadigd. De verzekeraar van de door de ondernemer ingeschakelde bezorger heeft de schade ten onrechte op slechts € 1.250,– vastgesteld. De ondernemer zelf houdt zich ten onrechte afzijdig en acht zich ten onrechte niet aansprakelijk. Ter zitting van 20 juni 2007 heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De consument heeft feitelijk nog geen kosten gemaakt, maar wacht eerst deze procedure af. De consument verlangt dat hijzelf hooguit 1/3 van de schade hoeft te dragen. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De consument heeft eigenlijk een verschil van mening met de verzekeraar van de vervoerder en niet met de ondernemer. Het aanhangig gemaakte geschil heeft geen betrekking op een wanprestatie van de ondernemer, maar op een verschil van inzicht in de schadevaststelling door een verzekeringsexpert. Dit is geen zaak voor de commissie maar voor bijvoorbeeld het klachteninstituut verzekeringen. De consument verwacht dat vervanging van de gehele vloer wordt vergoed, maar de schade-expert bepaalde dat slechts vervanging van een gedeelte van de vloer voor vergoeding in aanmerking komt. Deskundigenrapport De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voor zover thans van belang, het volgende vastgesteld. De schade kan alleen hersteld worden door middel van het schuren of het vervangen van de beschadigde delen. Bij beide opties ontstaat kleurverschil met het omliggende parket. Om de schade onzichtbaar te herstellen zal daarom de gehele oppervlakte moeten worden geschuurd en gelakt of zal men de consument schadeloos moeten stellen met een voor hem acceptabele financiële vergoeding. Herstel is technisch mogelijk. Herstel is mogelijk door de gehele oppervlakte zijnde hal, woonkamer en keuken te schuren en te lakken. In de offerte van [de parketteur] wordt aangegeven dat de beschadigde stroken vervangen moeten worden. Gezien de aard van de beschadiging is het niet nodig de delen te vervangen. Door middel van het schuren kan de kras worden verholpen. De berekende € 27,– exclusief BTW is hoog. De in de branche gemiddeld toegepaste prijs voor het schuren en lakken bedraagt circa € 25,– inclusief BTW. De afdeklijsten hoeven ook niet worden vervangen. De herstelkosten zullen bij benadering 57 m2 à € 25,– dus € 1.425,– inclusief BTW bedragen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Volgens artikel 3, eerste lid, van haar Reglement heeft de commissie onder meer tot taak geschillen tussen consument en ondernemer te beslechten, voor zover deze betrekking hebben op de uitvoering van overeenkomsten met betrekking tot door de ondernemer te leveren of geleverde zaken. Waar niet in geschil is dat de ondernemer bij de uitvoering van haar verbintenis gebruik maakte van de hulp van de bewuste bezorgers, is de ondernemer tegenover de consument voor hun gedragingen op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk. Daaruit volgt dat de commissie kan oordelen over de vraag of de ondernemer verplicht is de schade te vergoeden, die de consument stelt geleden te hebben doordat de houten vloer bij de aflevering en bezorging van de gekochte diepvries werd beschadigd. Dat de houten vloer bij de aflevering en bezorging van de gekochte diepvries werd beschadigd, is tussen partijen niet in geschil. Omdat die beschadiging toen door de zijdens de ondernemer ingeschakelde bezorger(s) werd veroorzaakt, is de ondernemer tegenover de consument daarvoor aansprakelijk en kan die beschadiging aan de ondernemer worden toegerekend. Dit brengt mee dat (ook) de ondernemer verplicht is om de schade die de consument dientengevolge lijdt, te vergoeden. In hoeverre de ondernemer die schade krachtens zijn rechtsverhouding met de (werkgever van de) bewuste monteur(s) mogelijk kan verhalen op die derde, staat buiten de tussen partijen gesloten overeenkomst. Een dergelijk verhaalsrecht op die derde gaat de beoordeling van het tussen partijen bestaande geschil te buiten. Anders dan de ondernemer kennelijk meent staat hier niet ter discussie de rechtsverhouding tussen de consument en de verzekeraar van de (werkgever van de) bezorger(s) of een tussen hen bestaand geschil omtrent het – op verzoek van die verzekeraar opgestelde en in deze procedure niet overgelegde – expertiserapport. Dat de bedoelde verzekeraar op basis van het bedoelde expertise-rapport een bedrag van € 1.250,– als schade aan de consument zou willen uitkeren, leidt in deze procedure (nog) niet tot een vermindering van de schadevergoedingsplicht van de ondernemer wegens al aan de consument vergoede schade. Blijkens de stellingen van partijen ter zitting is het door de verzekeraar vastgestelde schadebedrag van € 1.250,– immers nog (steeds) niet aan de consument uitbetaald. Nu niet met zekerheid kan worden vastgesteld waarom dat bedrag nog steeds niet aan de consument is uitbetaald en de verzekeraar geen partij is bij het onderhavige geschil tussen de consument en de ondernemer maar wel vaststaat dat nog geen enkele schade aan de consument werd vergoed, spitst het geschil zich dan ook toe op de vraag welke schade door de consument precies werd geleden die in beginsel voor vergoeding door de ondernemer in aanmerking komt. Onder specificatie van geoffreerde en begrote kosten stelde de consument aanvankelijk in zijn brief van 24 maart 2004 een schade ten bedrage van ruim € 4.700,– te zullen lijden, maar de consument stelt ter zitting sinds het schadevoorval 3 jaar geleden feitelijk nog geen kosten te hebben gemaakt. Naar aanleiding van het deskundigenrapport en de door de deskundige op € 1.425,– geschatte herstelkosten, stelt en specificeert de consument daarnaast nog kosten van bijna € 2.400,– te zullen moeten maken. De daartoe opgevoerde plinten acht de deskundige echter blijkens zijn rapport niet nodig, terwijl de opgevoerde extra reiskosten naar het oordeel van de commissie niet in zodanig direct verband staan met de onderhavige beschadiging dat zij de ondernemer als een gevolg daarvan kunnen worden toegerekend. Voor laatstbedoelde kosten en de opgevoerde kosten voor uit- en inruimen alsmede opslag, kan er bovendien niet aan worden voorbijgezien dat de vloer blijkens het verhandelde ter zitting al sinds 2000 ligt en binnen afzienbare termijn de gebruikelijke onderhouds- of bijwerkwerkzaamheden te verwachten zijn waarbij dergelijke (on)kosten ook moeten worden gemaakt die anders door de consument alleen moeten worden gedragen. Mede in aanmerking genomen dat op de consument de plicht rust de in redelijkheid van hem te vergen schadebeperkende maatregelen te nemen, begroot de commissie de relevante totaalschade die de consument lijdt op € 1.425,– en oordeelt de commissie het redelijk en billijk dat de ondernemer ter beëindiging van het geschil zorgdraagt voor de uitbetaling van een totale vergoeding van € 1.425,–. Waar de ondernemer tegenover de consument gehouden is tot de tijdige betaling van die totale schade, komt dan een mogelijk later (alsnog) door de verzekeraar ten titel van schade aan de consument uit te keren bedrag aan de ondernemer toe. Voor zover de ondernemer ter zitting onder verwijzing naar de toepasselijke algemene voorwaarden terecht betoogt dat de aan een klant te vergoeden schade in beginsel dient te worden beperkt tot maximaal het bedrag van de koop, leidt dat niet tot een ander oordeel. Het bedrag van de koop zoals bedoeld in die bepaling omvat in dit geval immers de betaalde totaalprijs van € 1.915,–, zodat dit verweer van de ondernemer al daarom geen doel treft. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Nu de klacht van de consument gegrond wordt bevonden, wordt tevens bepaald dat de ondernemer aan de consument het betaalde klachtengeld moet vergoeden en dat de ondernemer als bijdrage in de kosten van behandeling van het geschil een door de Stichting Geschillencommissies voor consumentenzaken vastgesteld bedrag aan de commissie betaalt. Gelet op het voorgaande behoeven de overige geschilpunten geen bespreking meer. Daarom wordt als volgt beslist. Beslissing De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 1.425,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag. Een door de verzekeraar aan de consument terzake uit te keren schadebedrag dient door de consument aan de ondernemer te worden vergoed en (door)betaald. Betaling van een dergelijk bedrag dient plaats te vinden binnen twee weken na de ontvangst van een dergelijke betaling door de consument en indien de consument een van de verzekeraar te ontvangen bedrag niet tijdig aan de ondernemer (door)betaalt, betaalt de consument ook de wettelijke rente over dat bedrag. Partijen dienen elkaar over en weer in de gelegenheid te stellen aan hun verplichtingen uit dit bindend advies te voldoen. Bovendien betaalt de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie aan de consument een bedrag van € 70,– terzake klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 70,–. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Elektro op 19 november 2007.