Ondernemer beschuldigt consument van diefstal en zegt de overeenkomst per direct op. De ondernemer heeft deze beslissing te lichtvaardig genomen en onvoldoende onderbouwd.

  • Home >>
  • Sport en Beweging >>
De Geschillencommissie




Commissie: Sport en Beweging    Categorie: Algemene voorwaarden    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 105687 - 2017

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 24 augustus 2015 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van diensten en toegang tot de faciliteiten van de ondernemer tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 10,– per maand gedurende twaalf maanden.

Het geschil betreft de opzegging van de overeenkomst door de ondernemer per 15 juli 2016.

De consument heeft op 17 juli 2016 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Aan de consument is in juli 2016 de toegang ontzegd tot de beide locaties van de ondernemer. De reden daarvoor was dat de consument diefstal zou hebben gepleegd uit een locker in één van de kleedkamers.

De consument heeft daarbij niet de kans gekregen om zich daartegen te verweren. Hij is zonder pardon en middels een eenzijdige opzegging van het lidmaatschap weggestuurd.

Ondanks uitdrukkelijk protest daartegen is de ondernemer niet bereid gebleken de opzegging terug te draaien. Ook is inmiddels duidelijk dat de diefstal in een andere kleedkamer heeft plaatsgevonden dan die, waarin de consument gesignaleerd zou zijn.

De consument is door de handhaving van deze opzegging ernstig aangetast in zijn eer en goede naam, terwijl hem bovendien de mogelijkheid wordt onthouden om te sporten en om in de sportschool de daar opgedane sociale contacten te onderhouden.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De consument werd toen hij wilde gaan sporten er op aangesproken dat hem de toegang was ontzegd vanwege diefstal. De consument is daar ernstig door gegriefd. De consument kan dat ook niet hebben vanwege de opleiding die hij volgt, hij is dan bij een toekomstige baan alle gezag kwijt.
De consument heeft nooit van de ondernemer begrepen dat er andere zaken waren, die hebben geleid tot opzegging. Hij heeft daar dus ook nooit op kunnen reageren.

De consument verlangt toegang tot de sportschool en een compensatie vanwege de aantasting van zijn goede naam.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument heeft op 24 augustus 2015 een overeenkomst met de ondernemer gesloten, waarbij hij tevens de algemene voorwaarden voor gezien en akkoord getekend heeft. De consument heeft ook herhaaldelijk kennis kunnen nemen van de huisregels.

De consument heeft bij herhaling de huisregels en de algemene voorwaarden niet nagevolgd. Zo heeft hij geen ledenpas bij zich gehad, anderen op zijn ledenpas laten sporten, zich met vrienden op één ledenpas toegang verschaft, geen gebruik gemaakt van een handdoek, gebruikte spullen niet opgeruimd en het personeel niet gerespecteerd.

Het wederom niet navolgen van de huisregels en de algemene voorwaarden is voor de ondernemer de reden geweest om het lidmaatschap van de consument op 15 juli 2016 met onmiddellijke ingang te beëindigen.

Tussentijdse opzegging is mogelijk op grond van het bepaalde in artikel 7.1 van de algemene voorwaarden. De ondernemer heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De consument heeft het op verschillende vestigingen echt te bont gemaakt, de medewerkers accepteren de consument niet meer. De ondernemer heeft een hele lijst met punten, waar de consument de regels overtreden heeft. Diefstal staat daar niet bij. Door tijdgebrek is die lijst niet aan de commissie en de consument toegezonden. Dat neemt niet weg dat het wel allemaal serieuze klachten zijn. Er is in de toepasselijke voorwaarden geen bepaling waaruit volgt dat een opzegging met onmiddellijke ingang schriftelijk zou moeten gebeuren.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De ondernemer heeft het besluit genomen om de overeenkomst met de consument met onmiddellijke ingang op te zeggen. Een ondernemer heeft die mogelijkheid op grond van het bepaalde in artikel 6 lid 7 van de ten deze toepasselijke voorwaarden, luidende

Tussentijdse opzegging door de Ondernemer is met onmiddellijke ingang mogelijk indien:
– de Consument een of meerdere bepalingen van deze voorwaarden of van het toepasselijke (huishoudelijke) reglement schendt, tenzij de schending een tussentijdse beëindiging niet rechtvaardigt of;
– de Consument zich onrechtmatig heeft gedragen jegens de Ondernemer of jegens een contractant van de Ondernemer.
Het resterende abonnementsgeld wordt in deze gevallen terugbetaald onder aftrek van de door de Ondernemer aantoonbaar geleden schade.

De ondernemer beroept zich er op dat de consument een of meerdere bepalingen van de huisregels niet is nagekomen. De consument betwist dat sprake is van schending van de huisregels.

Tussen partijen is een tweezijdige overeenkomst tot stand gekomen, die gedurende een bepaalde periode wederzijdse rechten en plichten in het leven roept. Het eenzijdig tussentijds beëindigen van een dergelijke overeenkomst is een vergaande, diep in die wederzijdse verplichtingen ingrijpende maatregel, die niet lichtvaardig mag worden genomen. Bovendien is het enkel overtreden van regels niet voldoende. De overtreding dient ook dermate ernstig te zijn dat de onmiddellijke opzegging daar ook door wordt gerechtvaardigd.
Deze eenzijdige handeling dient daarom met de grootst mogelijke zorgvuldigheid gepleegd te worden. De commissie is het met de ondernemer eens dat de algemene voorwaarden niet voorschrijven dat de eenzijdige tussentijdse opzegging schriftelijk dient te gebeuren. De zorgvuldigheid die een ondernemer als contractspartij in acht dient te nemen brengt echter met zich mee dat de gronden waarop de opzegging berust ondubbelzinnig en duidelijk aan de andere contractspartij kenbaar worden gemaakt. De contractspartij dient immers de mogelijkheid te hebben om zich er tegen te verweren, eventuele misverstanden uit de weg te ruimen en te kunnen (laten) beoordelen of de eventueel geconstateerde overtreding de vergaande maatregel van eenzijdige opzegging rechtvaardigt. In de meeste gevallen zal de in acht te nemen zorgvuldigheid dan ook met zich meebrengen dat de ondernemer de opzegging en de gronden waarop deze berust wel degelijk schriftelijk of via enig ander duurzaam te raadplegen communicatiemiddel aan de consument meedeelt of bevestigt.

De ondernemer heeft de beslissing tot opzegging niet schriftelijk aan de consument meegedeeld. Vervolgens is tussen partijen kennelijk een misverstand ontstaan over de reden of redenen, die aan de opzegging ten grondslag ligt of liggen. Daarmee wordt de hiervoor door de commissie geconstateerde noodzaak van een ondubbelzinnige mededeling van de opzegging en gronden bevestigd.

De wijze waarop de consument zich vervolgens heeft gedragen verdient niet bepaald de schoonheidsprijs. De consument heeft van medewerkers van de ondernemer gedaan gekregen dat een uitdraai uit het interne niet voor extern gebruik bestemde registratiesysteem van de ondernemer verschaft is en de consument heeft zonder mededeling vooraf een gesprek of gesprekken met medewerkers van de ondernemer opgenomen met als doel die als bewijsmiddel in deze procedure te gebruiken. De ondernemer heeft daar terecht ernstig bezwaar tegen gemaakt.

Dat neemt niet weg dat naar het oordeel van de commissie onvoldoende gebleken is dat de consument zich niet aan de regels van de ondernemer heeft gehouden en dat de ondernemer de beslissing om de overeenkomst eenzijdig op te zeggen onvoldoende zorgvuldig heeft genomen dan wel onderbouwd.

De ondernemer heeft de consument dan ook ten onrechte de toegang tot de faciliteiten van de ondernemer ontzegd.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

De tussen partijen gesloten overeenkomst had een looptijd van één jaar en zou eindigen per 24 augustus 2016. Het is voor de commissie evident dat als geen sprake zou zijn geweest van de opzegging de ondernemer de overeenkomst per 24 augustus 2016 niet verlengd zou hebben.

De ondernemer heeft de overeenkomst opgezegd per 15 juli 2016. Dat betekent dat de ondernemer aan de consument de mogelijkheid onthouden heeft om in de periode van 15 juli 2016 tot 24 augustus 2016, zijnde 39 dagen, gebruik te maken van de faciliteiten van de ondernemer.

De commissie is van oordeel dat de ondernemer daarom de consument alsnog in de gelegenheid moet stellen om gedurende 39 dagen, ingaande de dag na de verzenddatum van dit bindend advies tegen betaling van het overeengekomen abonnementsgeld ad € 10,– per maand gebruik te maken van alle rechten verbonden aan het door de consument afgesloten abonnement. Het abonnementsgeld bedraagt, herrekend vanuit twaalf maanden en 365 dagen, € 0,33 per dag, derhalve voor 39 dagen in totaal € 12,87. De consument dient dit bedrag voorafgaand aan de eerste keer, waarop hij weer gebruik maakt van de faciliteiten aan de ondernemer te betalen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De ondernemer stelt de consument in de gelegenheid op gedurende 39 aaneengesloten dagen, ingaande de dag nadat dit bindend advies zal zijn verzonden, gebruik te maken van al die faciliteiten en diensten waarop de consument recht heeft op grond van de tussen de consument en de ondernemer op 24 augustus 2015 tot stand gekomen overeenkomst.

Daarvoor betaalt de consument een bedrag van € 12,87. Dit bedrag dient de consument aan de ondernemer te betalen voorafgaande aan de eerste maal, waarop hij gebruik maakt van de faciliteiten van de ondernemer.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 100,–.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Sport en Beweging leden, op 16 december 2016.