Ondersteuningsplan en versoberde zorg aan cliënte door zorgaanbieder

De Geschillencommissie




Commissie: Gehandicaptenzorg    Categorie: (On) zorgvuldigheid    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 177866/183806

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Klager kan zich niet verenigen met de door de zorgaanbieder ingevoerde wijzigingen in het ondersteuningsplan. Klager stelt dat deze wijzingen leiden tot versobering van individuele begeleiding, namelijk het wegvallen van taken die wel moeten worden uitgevoerd zoals individuele begeleiding naar buitenactiviteiten. De zorgaanbieder stelt dat in 2021 het ondersteuningsplan is geëvalueerd en dat duidelijk werd dat het aantal uren dat cliënt individueel begeleid werd structureel groter was dan waar zij volgens haar indicatie recht op had en wat was afgesproken bij de start van de dienstverlening. Ook stelt zorgaanbieder dat zij heeft getracht om met de ouders van cliënte tot een oplossing te komen. Er zijn meerdere alternatieven voorgelegd met verschillende organisaties die vrijwilligers leveren voor het bieden van individuele begeleiding en zijn de ouders verwezen naar het zorgkantoor om verhoging van het budget aan te vragen. Dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Zorgaanbieder realiseert zich wel dat de toezeggingen een onrealistisch verwachting heeft geschept omdat deze in de praktijk zowel financieel als praktisch, vanwege personeelskrapte, niet haalbaar zijn. De commissie beoordeeld dat de zorgaanbieder in het verleden meer uren individuele zorg aan cliënte heeft gegeven dan waar zij recht op had. De commissie is van oordeel dat de klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat de zorgaanbieder deze 4,5 uur per dag niet aan de zorg van cliënte besteedt. Hierom oordeelt de commissie de klachten ongegrond.

de uitspraak

in het geschil tussen:

[Naam], (hierna te noemen: klager) wonende te [woonplaats], wettelijk vertegenwoordiger van [naam](hierna te noemen: cliënte)

en

J.P. van den Bent stichting, gevestigd te Deventer
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 4 november 2022 te Utrecht.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Klager werd ter zitting vergezeld van zijn echtgenote en dochter en bijgestaan door [naam], broer van klager.

Namens de zorgaanbieder zijn ter zitting verschenen [naam], locatiecoördinator, en [naam], klachtenfunctionaris.

Onderwerp van het geschil
De klacht betreft de wijziging van het ondersteuningsplan en de versoberde zorg aan cliënte.

Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Klager kan zich niet verenigen met de door de zorgaanbieder ingevoerde wijzigingen in het ondersteuningsplan. Deze wijzigingen leiden tot versobering van individuele begeleiding.

Sinds medio 2021 heeft de zorgaanbieder de zorg aan cliënte versoberd. Er zijn taken weggevallen die wel moeten worden uitgevoerd, met name waar het gaat om individuele begeleiding naar buitenactiviteiten. De zorg is volledig gericht op persoonlijke verzorging en niet meer op individuele begeleiding.
Nadat het niet meer mogelijk was cliënte naar het paardrijden te begeleiden, werd cliënte begeleid naar haar zwemactiviteit. Op dit moment is het niet meer mogelijk om haar te begeleiden naar het zwembad waardoor ook deze activiteit is weggevallen. Ook is er geen begeleiding meer mogelijk naar de kerkdienst en zijn tal van andere activiteiten weggevallen. Slechts in groepsverband wordt er mondjesmaat wat met de cliënten ondernomen, zoals een picknick op het naastgelegen terrein, terwijl er juist ook behoefte is aan individuele begeleiding. Cliënte zoekt krampachtig naar sociale contacten.
Het gevolg van deze versoberingsmaatregel is dat cliënte erg vereenzaamt, opstandig wordt en zeer leunt op haar familie. Haar enige vermaak is de hele avond doorbrengen achter haar computer.

Klager en zijn familie doen dagelijks hun uiterste best om cliënte in het gareel te houden door haar structuur en duidelijkheid te bieden. De huidige situatie noodzaakt hen ertoe tot het verlenen van zeer veel mantelzorg voor haar vrijetijdsinvulling in de weekenden en tijdens vakantieperioden terwijl er een zorgindicatiestelling voor 30 uur zorg per week is vastgesteld.

Standpunt van zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënte is met een zorgindicatie ZZP VG08 in 2017 opgenomen in de instelling. Bij de start zijn afspraken met de ouders gemaakt over de ondersteuning, vastgelegd in het ondersteuningsplan. Er is zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de ouders. Begeleiders gingen mee met cliënte naar het zwembad, en begeleidden haar naar de kerk. Daarnaast werd er individuele begeleiding geboden zoals wandelen, fietsen op de duofiets en samen boodschappen doen.

In 2021 is het ondersteuningsplan geëvalueerd. Op dat moment werd duidelijk dat het aantal uren dat cliënte individueel begeleid werd structureel groter was dan waar zij volgens haar indicatie recht op had en wat was afgesproken bij de start van de dienstverlening. De zorgaanbieder heeft het ondersteuningsplan aangepast aan de norm op basis van zorgzwaarte VG08.

De zorgaanbieder heeft getracht met de ouders van cliënte tot een oplossing te komen. Zo zijn er meerdere alternatieven voorgelegd met verschillende organisaties die vrijwilligers leveren voor het bieden van individuele begeleiding en zijn ouders verwezen naar het zorgkantoor om verhoging van het budget aan te vragen. Dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid. De ouders stellen dat de zorgaanbieder de individuele begeleiding moeten blijven bieden zoals dat in de eerste jaren is gedaan.
Zij staan open voor de inzet van vrijwilligers maar leggen de verantwoordelijkheid voor het zoeken en inschakelen van vrijwilligers en zorg neer bij de zorgaanbieder. De zorgaanbieder ervaart een zekere mate van grenzeloosheid in de vragen van de ouders.

De zorgaanbieder realiseert zich daarbij wel dat de locatie debet is geweest aan het creëren van onrealistische verwachtingen van cliënte en haar ouders met betrekking tot de individuele begeleiding, door regelmatig toezeggingen te doen aan de ouders om zo in gesprek te kunnen blijven en te kunnen blijven samenwerken. Deze toezeggingen blijken echter in de praktijk zowel financieel als praktisch, vanwege personeelskrapte, niet haalbaar.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.

Op grond van de zorgovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de zorgovereenkomst met cliënt.

De commissie heeft op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting vastgesteld dat cliënte een persoonsgebonden budget ontvangt voor zorgverlening gedurende 30 uur per week op basis van een zorgzwaarte VG08. Deze uren dienen te worden besteed aan zowel persoonlijke verzorging van cliënte als collectieve dan wel, indien mogelijk, individuele begeleiding. Dit betekent dat de zorgaanbieder maximaal 4,5 uur per dag zorg aan cliënte kan verlenen en dat ondersteuning van buitenactiviteiten niet oneindig kan zijn maar gelimiteerd is. Gebleken is dat de zorgaanbieder in het verleden meer uren individuele zorg aan cliënte heeft gegeven dan waar zij recht op had. In het herziene ondersteuningsplan is het aantal uren dat wordt besteed aan persoonlijke verzorging gelijk gebleven maar is het aantal uren dat aan individuele begeleiding wordt besteed, weliswaar abrupt, afgebouwd tot het aantal uren waarop cliënte op basis van haar zorgzwaartepakket recht heeft.

De commissie is van oordeel dat de klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat de zorgaanbieder deze
4,5 uur per dag niet aan de zorg van cliënte besteedt. Reeds hierom oordeelt de commissie de klachten ongegrond.

Dat cliënte ten onrechte in het verleden meer uren individuele zorg heeft gekregen dan worden vergoed, betekent niet dat zij ook in de toekomst recht heeft op deze extra uren.
Het staat klager vrij om zich tot het zorgkantoor te wenden om verhoging van het budget te vragen, indien hij van mening is dat 4,5 uur zorg per dag onvoldoende is. Klager kan echter niet van de zorgaanbieder verwachten dat zij het initiatief daartoe neemt.

Ten overvloede merkt de commissie op dat het in het belang van cliënte is dat de zorgaanbieder en klager met elkaar in gesprek blijven. De commissie adviseert beide partijen een mediator in te schakelen om de gesprekken en afspraken weer vorm te geven.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klachten ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, bestaande uit mevrouw
mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer ir. N. Bomer, mevrouw mr. O.A.M. Floris, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 4 november 2022.