Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
41318/51621
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënte is door haar huisarts doorverwezen naar een internist bij de zorgaanbieder voor haar hoge bloeddruk. De internist heeft de onderzoeken die de huisarts heeft laten doen opnieuw laten uitvoeren, hoewel de cliënte had gevraagd de uitslagen bij de huisarts op te vragen. De onderzoeken zijn opnieuw in rekening gebracht en de cliënte vindt de rekening te hoog. De zorgaanbieder geeft aan dat het onderzoek dat hij heeft uitgevoerd veel uitgebreider is, dan de onderzoeken bij de huisarts. Er is bloed geprikt bij de cliënte en naar aanleiding daarvan is er een zoutbelastingtest uitgevoerd. De zorgaanbieder heeft aan de cliënte medegedeeld dat er sprake is van hypertensie. De commissie oordeelt dat de klacht ongegrond is. Het komt mede door de cliënte dat het proces langer heeft geduurd, doordat zij twee keer niet is verschenen op afspraken met de zorgaanbieder. Verder heeft de zorgaanbieder voor de verrichte handelingen twee DBC’s moeten openen. Dit zijn vastgelegde afspraken met de zorgverzekeraars en die rekent dat weer door bij de cliënte. Patiënten kunnen geen invloed uitoefenen tussen de prijsafspraken van de zorgaanbieder en de verzekeraars.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [woonplaats]
en
Stichting Groene Hart Ziekenhuis, gevestigd te Gouda (hierna te noemen: de zorgaanbieder)
gemachtigde: [naam]
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 september 2021 te Amsterdam.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Ter zitting heeft de zorgaanbieder het standpunt toegelicht. Namens de zorgaanbieder is verschenen: [naam], jurist, bijgestaan door de gemachtigde. De cliënte heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting het standpunt toe te lichten.
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de hoogte van de nota en het feit dat de cliënte nog altijd geen uitslag heeft van of verklaring heeft voor de oorzaak van haar gezondheidsklachten.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Het standpunt komt op het volgende neer.
De cliënte is door haar huisarts doorverwezen naar een internist bij de zorgaanbieder voor haar hoge bloeddruk. Onderzocht moest worden wat de oorzaak van de hoge bloeddruk was en welke medicatie zij daarvoor moest krijgen. De onderzoeken die de huisarts heeft laten doen boden hiervoor onvoldoende uitsluitsel.
De internist heeft de onderzoeken die de huisarts heeft laten doen opnieuw laten uitvoeren, hoewel de cliënte had gevraagd de uitslagen bij de huisarts op te vragen. De onderzoeken zijn opnieuw in rekening gebracht. De testen zijn in drie maanden gedaan, terwijl dit ook in één tot anderhalve maand had gekund. Voor deze onderzoeken is een diagnose-behandelcombinatie (DBC) aangemaakt.
Vervolgens is het onderzoek waarvoor de cliënte was doorverwezen daadwerkelijk gestart. Het onderzoek waarbij gedurende vier uur lang elk half uur bloed moest worden afgenomen terwijl er geleidelijk een zoutoplossing wordt toegediend, is niet goed verlopen. Na de eerste bloedafname kon men geen goede bloedader vinden om bloed af te nemen. De cliënte heeft bij de pogingen die zijn gedaan veel pijn gehad.
Daarnaast ontving de cliënte een recept voor plastabletten en is na een paar weken telefonisch besproken hoe dat ging. Ook voor deze onderzoeken is een DBC aangemaakt.
Na negen maanden heeft de cliënte nog altijd geen uitslag ontvangen en is niet aangegeven wat de oorzaak van de hoge bloeddruk is. De cliënte ontving wel een rekening van € 850,– voor 2 DBC’s in 2019 en 2020.
De cliënte vindt het onderzoek qua tijdslijn en afspraken onterecht. De zorgaanbieder heeft opzettelijk de onderzoeken naar twee DBC’s opgerekt. Het onderzoek had geen zes maanden hoeven duren. Daarnaast had de zorgaanbieder moeten aangeven dat het onderzoek niet volledig vergoed zou worden en hoe de tijdslijn er uit zou zien.
De cliënte verlangt dat van de twee DBC’s één DBC wordt gemaakt en de nota wordt aangepast.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Het standpunt komt op het volgende neer.
De cliënte is op 8 oktober 2019 door haar huisarts doorverwezen naar de zorgaanbieder in verband met onderzoek naar de oorzaken van de hoge bloeddruk. Met de internist bij wie zij onder behandeling kwam te staan is afgesproken om een aantal onderzoeken in te zetten: bloedonderzoek, hartfilmpje en urine onderzoek. Deze onderzoeken zijn veel uitgebreider dan de onderzoeken van de huisarts. Onder andere de hormoonwaarden renine en aldosteron werden bepaald om onderzoek te doen naar een onderliggende oorzaak voor de hoge bloeddruk. Er werd afgesproken dat de cliënte de bloeddruk thuis zou gaan meten en de uitslag daarvan zou meenemen bij het volgende consult. In het dossier staat op 4 november 2019 en 29 november 2019 genoteerd dat de cliënte het afgesproken bloed niet had laten prikken en dat zij niet was verschenen op afspraken.
Op 2 december 2019 is alsnog bloed geprikt en opgestuurd naar een laboratorium. Het duurt minimaal drie weken voordat de uitslagen bekend zijn. Ook werd tijdens dat consult het middel barnidipine voorgeschreven voor de bloeddruk. Reden van de 24-uurs bloeddrukmeting op 5 december 2019 was om te bepalen of de bloeddruk met dat medicijn wel goed ingesteld was. Toen de uitslagen van 2 december 2019 bekend waren werd duidelijk dat er nog een zoutbelastingtest nodig was.
De zoutbelastingtest vond plaats op 24 januari 2020. Omdat de bloedafname niet goed verliep, lukte de test niet. Op 8 februari 2020 vond daarom een controle afspraak bij de internist plaats. Op dat moment waren de uitslagen van de bloedafname op 24 januari 2020 die wel gerealiseerd was, nog niet bekend. Tijdens dat consult was de bloeddruk 150/100 mmHg ondanks het gebruik van barnidipine 10 mg 1 dd. Om die reden werd geadviseerd om daarnaast het middel hydrochloorthiazide 25 mg te gaan gebruiken. Op 16 april 2020 had de cliënte een telefonisch consult. De bloeduitslagen van 24 januari 2020 waren inmiddels bekend en op basis daarvan kon geconcludeerd worden dat sprake was van essentiële hypertensie. Dit betekent dat sprake is van een verhoogde bloeddruk zonder dat daar een bijzondere oorzaak voor is gevonden. Achteraf gezien was de zoutbelastingtest niet nodig.
De cliënte heeft de controles vervolgens via de huisarts laten verlopen.
Het komt voor dat bloedprikken niet gaat. Het aanprikken is een aantal keer geprobeerd, hetgeen uiteraard pijnlijk kan zijn. Uit het medisch dossier kan echter niet worden opgemaakt dat hier sprake is van medisch onzorgvuldig handelen.
Alle uitslagen zijn aan de cliënte meegedeeld, dan wel aan haar huisarts bekend gemaakt. Dat er geen verklaring werd gevonden voor de oorzaak van haar klachten, valt de zorgaanbieder niet te verwijten. Overigens wenste de cliënte zelf de controle bij de zorgaanbieder niet meer voort te zetten.
Het openen van twee DBC’s was noodzakelijk. Het is bovendien een systematiek die landelijk geregeld is, de invulling en/of indeling is niet in handen van de zorgaanbieder. Het verzoek van de cliënte dat er van twee één DBC gemaakt moet worden, kan niet worden toegewezen.
De DBC ‘Dagbehandeling(en) en/of meer dan 4 polikliniekbezoeken/consultaties op afstand bij een hoge bloeddruk’ bevat andere zorgactiviteiten dan de eerste DBC ‘Onderzoek(en) en/of behandeling(en) bij een hoge bloeddruk. De zorg is volledig vergoed, alleen is een eigen risico van € 318,56 ingehouden. Hierop heeft de zorgaanbieder geen invloed.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De kern van de klacht is dat de zorgaanbieder ten onrechte twee DBC’s heeft aangemaakt.
Uit het medisch dossier blijkt dat de cliënte op 8 oktober 2019 door haar huisarts is doorverwezen naar de zorgaanbieder voor onderzoek naar de oorzaak van haar hoge bloeddruk. Diverse onderzoeken hebben plaatsgevonden. Op 4 november 2019 en 29 november 2019 is de cliënte niet verschenen op geplande afspraken en heeft zij haar bloed niet laten prikken. Het bloedprikken heeft alsnog op 2 december 2019 plaatsgevonden. Vervolgens is naar aanleiding van de resultaten besloten om een zoutbelastingtest te doen, die plaatsvond op 24 januari 2020. Op 8 februari 2020 vond een controle plaats. Op dat moment waren nog niet alle testuitslagen bekend. Vervolgens heeft afsluitend op 16 april 2020 een telefonisch consult plaatsgevonden waarbij is meegedeeld dat sprake is van essentiële hypertensie. De controles zijn daarna op verzoek van de cliënte via de huisarts verlopen.
Naar het oordeel van de commissie blijkt uit het medisch dossier dat door toedoen van de cliënte de onderzoeken niet binnen een kortere tijd konden worden afgerond, nu de cliënte zelf in november 2019 tweemaal niet op een afspraak is verschenen. De klacht is in zoverre ongegrond.
De cliënte wordt niet gevolgd in haar stellingen dat de zorgaanbieder de onderzoeken opzettelijk heeft opgerekt naar twee DBC’s en dat de zorgaanbieder de cliënte niet heeft geïnformeerd dat het onderzoek niet volledig vergoed zou worden. De commissie overweegt daartoe het volgende.
In zijn algemeenheid sluit een patiënt jaarlijks een basiszorgverzekering af bij een zorgverzekeraar. Hij kan zelf kiezen (1) bij welke zorgverzekeraar hij de zorgverzekering afsluit, (2) welke soort polis hij/zij bij de gekozen zorgverzekering afsluit (restitutie, natura, combinatie, budget), (3) of en zo ja welk pakket aanvullende verzekeringen hij afsluit en (4) hoe hoog het eigen risico is (met een wettelijk minimum van € 385,– en een wettelijk maximum van € 885,– in 2021).
Afhankelijk van de gekozen zorgverzekering kan de patiënt vervolgens zelf kiezen bij welke zorgaanbieder en welke arts hij de behandeling ondergaat. De zorgkosten verbonden aan de behandeling worden door de zorgaanbieder in rekening gebracht bij de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar belast de in rekening ge-brachte kosten door aan de patiënt tot maximaal het gekozen eigen risico vermeerderd met het eventuele bedrag waarvoor geen dekking is afgesloten.
De zorgaanbieder registreert en declareert zorgkosten door middel van een DBC. De DBC is een gemid-delde van de kosten van een behandeling en kan meer of minder omvatten dan in de specifieke behande-lingssituatie van toepassing is. De Nederlandse Zorgautoriteit stelt, na overleg met betrokken partijen, de behandelcodes vast en stelt ook maximum tarieven vast.
Jaarlijks wordt tussen de zorgverzekeraars en zorgaanbieders onderhandeld over de DBC’s en de daarbij behorende tarieven. Ook worden afspraken gemaakt over kwaliteitstoetsen en het volume van de door de zorgverlener(s) te leveren zorg.
Op de prijsafspraken tussen de zorgaanbieder en de zorgverzekeraar kan door de patiënt geen invloed worden uitgeoefend. Bij niet verzekerde zorg (private zorg) is dat in principe wel mogelijk. Dan komen patiënt en behandelaar samen een prijs overeen over te leveren dienst.
De zorgaanbieder heeft voor de verrichte handelingen twee DBC’s moeten openen. Eén voor ‘Onderzoek(en) en/of behandelingen bij een hoge bloeddruk’ en één voor ‘Dagbehandeling(en) en/of meer dan 4 polikliniekbezoeken/consultaties op afstand bij een hoge bloeddruk’. Het invullen en indelen van deze DBC’s is niet in handen van de zorgaanbieder. De eerste DBC is automatisch gesloten na 90 dagen. De vervolg DBC blijft 120 dagen geopend. Dit is een automatisch proces waarop de zorgaanbieder geen invloed heeft.
De kosten zijn volledig vergoed vanuit de zorgverzekering van de cliënte. Bij de cliënte is echter een bedrag van € 318,56 ingehouden aan eigen risico. Dat bevindt zich buiten de invloedsfeer van de zorgaanbieder.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Het door de cliënte verlangde wordt afgewezen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
Verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, de heer M.W. Mundt, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris, op 23 september 2021.