Onenigheid over de berekening van de korting van het prijsplafond

De Geschillencommissie




Commissie: Energie Prijsplafond    Categorie: Energie Prijsplafond    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 298233/538011

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Deze uitspraak betreft een geschil tussen ondernemer en consument over de energieleveringsovereenkomst en de daaruit voortvloeiende eindnota. De consument is het niet eens met de berekening van de eindnota en de berekende korting na toepassing van het prijsplafond. Volgens de ondernemer zijn de berekeningen gedaan volgens de richtlijnen van de overheid en is de het prijsplafond correct toegepast. Er wordt namelijk uitgegaan van een gewogen gemiddelde bij berekening van het tarief. Ter zitting accepteert de consument de rekenwijze van de ondernemer.

Wat is de beslissing?

De commissie volgt in deze zaak ook de berekening zoals gedaan door de ondernemer. Zij wijst ook op het feit dat deze door de verantwoordelijke Minister op deze manier is uitgelegd, en in een eerdere uitspraak van de commissie is bevestigd. De commissie acht de klacht van de consument ongegrond.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de eindnota van 8 januari 2024 en de daarop vermelde berekening van de korting wegens de toepassing van de Subsidieregeling Prijsplafond.

De consument heeft op 9 januari 2024 de klacht bij de ondernemer ingediend.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Op de eindafrekening krijgt de consument een bedrag van € 445,23 terug. Bij de berekening van de korting vanwege het prijsplafond heeft de ondernemer een onjuist plafondtarief voor stroom berekend. Bij doorrekening op basis van het plafondtarief komt de consument uit op een aan hem terug te betalen bedrag van € 768,86.

De berekening dient te zijn: netto verbruik onder plafond x plafondtarief. De consument vindt het vreemd dat de ondernemer een ingewikkelde berekening uitvoert om de korting te berekenen. Het netto verbruik dat onder het plafond valt is 2266 kWh.

Ter zitting heeft de consument verder nog in hoofdzaak het volgende aangevoerd.
Het netto verbruik ligt onder het prijsplafond en bedraagt 2266 kWh. De consument heeft ook per dag gerekend, maar begrijpt dat er nog een tussenstap moet worden gezet om het gemiddeld tarief te kunnen berekenen. Hij accepteert de uitkomst van de berekening van de ondernemer.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De eindafrekening van 8 januari 2024 betreft 2 periodes. De eerste periode van 1 januari 2023 tot 1 april 2023 en de tweede periode van 1 april 2023 tot 16 december 2023. Op de eindafrekening wordt per periode gesaldeerd en blijft een netto verbruik van 2266 kWh over.

De prijsplafondkorting voor elektriciteit wordt op de eindafrekening van 8 januari 2024 als volgt berekend:

Periode 1: totaal te betalen € 1.017,5043; Periode 2: te ontvangen € 247,77816. Het saldo bedraagt € 769,63 en dit saldo wordt vervolgens gedeeld door het resterende gemiddelde verbruik van 2266 kWh. Dit leidt tot een tarief van 0,33968 per kWh. Het tarief voor het prijsplafond is vastgesteld op € 0,20459 (ex BTW en EB). Het kale leveringstarief van het prijsplafond wordt afgetrokken van het berekende tarief. De consument heeft recht op een korting van 0,13509 + 21% BTW over 2266 KWh.

Op 4 april 2024 heeft de ondernemer uitleg gegeven aan de consument over de berekening.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog in hoofdzaak het volgende aangevoerd.
De ondernemer heeft bij herhaling uitgelegd hoe de berekening moet worden gemaakt. De ondernemer heeft de regels van de berekening van het Subsidiebesluit gevolgd. De berekening is ook nog intern gecontroleerd en akkoord bevonden. Zie het excelsheet dat als bijlage 15 bij het verweerschrift is gevoegd. De berekening van de korting voor stroom is ingewikkelder dan voor gas. Dat blijkt ook in deze zaak. Er moet steeds een tussenstap worden gemaakt en een gemiddeld tarief worden berekend.

De ondernemer blijft bij het gestelde in het verweerschrift.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

In dit geschil klaagt de consument over de door de ondernemer gehanteerde wijze van de subsidie/korting uit hoofde van de Subsidieregeling Prijsplafond.

De klacht van de consument, die – naar zij begrijpt – met name ziet op de berekening van een gewogen gemiddeld tarief in een bepaalde tarief periode acht de commissie ongegrond.

De berekening zoals die door de ondernemer is uitgevoerd – en door hem uitvoerig is toegelicht – is naar het oordeel van de commissie in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.2/3 van de Subsidieregeling, met de nadien door de Minister op dit punt gegeven uitleg en is ook geaccordeerd in een eerdere uitspraak van de commissie van 25 januari 2024, (zaaknummer 223810/232048).

De consument heeft ter zitting aangegeven de door de ondernemer gehanteerde wijze van berekening te begrijpen en te accepteren.

Op grond van het bovenstaande is de klacht van de consument ongegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie wijst de klacht van de consument met betrekking tot de toepassing en/of uitvoering van de subsidieregeling door de ondernemer af.

Aldus beslist en vastgelegd door de Geschillencommissie Energie Prijsplafond, bestaande uit
mr. F.C. Schirmeister, voorzitter, mr. W.H. van Oorspronk en H.H. van der Linden, leden, op 9 oktober 2024.