Ontvankelijkheid van klacht en schadevordering na medische ingreep ter discussie

De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: tussenadvies   Uitkomst: aanvullende informatie nodig   Referentiecode: 233944/253361

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënt diende een klacht in tegen het Haaglanden Medisch Centrum (HMC) over een medische ingreep uit 2017. Centraal staat of de cliënt ontvankelijk is in zijn klacht, mede vanwege de verjaringstermijn van vijf jaar. De cliënt stelt op 22 april 2022 een eerste klachtbrief te hebben afgegeven, maar deze ontbreekt in het dossier. De arts aan wie de brief was gericht, verklaarde mogelijk slordig te zijn geweest met fysieke post. De commissie acht het aannemelijk dat de brief destijds daadwerkelijk is afgegeven. Deze brief is van belang omdat die binnen de termijn van vijf jaar na de behandeling valt. Daarnaast speelt de vraag of de cliënt een schadevergoeding vordert. In de formele stukken ontbreekt een duidelijke schadeclaim, maar tijdens een eerder gesprek met de zorgaanbieder is hier wel over gesproken. De zorgaanbieder deed uit coulance een aanbod van €3.000, maar betwist elke verdere aansprakelijkheid vanwege verjaring. De commissie roept beide partijen op voor een mondelinge behandeling en vraagt de cliënt om alsnog de betreffende brief te overleggen en zijn eventuele schadeclaim duidelijk te formuleren en onderbouwen. Vooralsnog is er geen inhoudelijke beslissing genomen; deze wordt aangehouden tot na de mondelinge behandeling van de zaak.

De uitspraak

in het geschil tussen

de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Haaglanden Medisch Centrum, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil

De Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de cliënt in zijn klacht ontvankelijk is.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 26 mei 2025 te Utrecht.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft het verwijt dat de cliënt de zorgaanbieder maakt met betrekking tot een ingreep die de cliënt bij de zorgaanbieder heeft ondergaan.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Bij het onderzoek ter zitting is de Commissie gebleken dat zij relevante informatie mist die van belang is voor de beslissing omtrent de opgeworpen ontvankelijkheidsvragen.

Uit het dossier valt af te leiden dat de cliënt op 22 april 2022 zijn klacht schriftelijk kenbaar heeft gemaakt in een brief gericht aan de mdl-arts van de zorgaanbieder, welke brief hij op de poli heeft afgegeven. Op deze brief is niet gereageerd. Door de betreffende arts is aangegeven dat hij deze brief nooit heeft gezien, maar ook dat hij slordig omgaat met brieven omdat hij voornamelijk digitaal werkt. Het is gelet hierop aannemelijk dat deze brief door de cliënt wel is afgegeven, temeer daar hij zijn klachtbrief van 21 oktober 2022, welke wel is ontvangen en door de klachtenadviescommissie in behandeling is genomen, op dezelfde wijze heeft afgeleverd. In het dossier bevindt zich die brief van 22 april 2022 niet. De inhoud van die brief is mogelijk van belang voor de ontvankelijkheidsvraag, omdat de datum van deze brief is gelegen binnen een periode van vijf jaar na de behandeling van de cliënt op 14 september 2017. Aan de cliënt wordt dan ook gevraagd die brief alsnog aan de Commissie (en de zorgaanbieder) te doen toekomen.

Wat betreft het subsidiaire standpunt van de zorgaanbieder dat de cliënt niet kan worden ontvangen in zijn vordering tot schadevergoeding, stelt de commissie allereerst vast dat uit de stukken zoals deze bij de commissie zijn ingediend niet blijkt van een schadevordering.
De cliënt heeft hiervan geen melding gemaakt op het vragenformulier en ook in de aanvullende stukken heeft de commissie geen schadevordering dan wel een onderbouwing daarvan aangetroffen. Wel blijkt uit de stukken dat partijen in april 2024, na het indienen van de klacht bij de commissie, met elkaar in gesprek zijn gegaan in het kader van het zogenaamde voorportaal van de geschillencommissie om te bezien of een alternatieve wijze van beslechting van het geschil mogelijk was. In dit gesprek is gesproken over schade en is door de zorgaanbieder uit coulance een aanbod tot betaling van een bedrag van € 3.000, — gedaan.

De zorgaanbieder heeft aangegeven niet bereid te zijn tot betaling van een hoger bedrag, wat kennelijk door de cliënt is gevraagd, maar aangegeven van oordeel te zijn dat een verzoek tot schadevergoeding verjaard is en de zorgaanbieder op die grond bij de commissie om niet-ontvankelijkheid van de cliënt zal verzoeken.

Aan de cliënt wordt gevraagd om de commissie schriftelijk te laten weten of hij een schadeclaim heeft willen indienen en, zo ja, wanneer hij dat voor het eerst aan de zorgaanbieder heeft laten weten.
Gelet op bovenstaande zal de commissie bepalen dat partijen alsnog zullen worden opgeroepen voor een mondelinge behandeling van de cliënt wordt verwacht dat hij tijdig voor de mondelinge behandeling een afschrift van zijn brief van 22 april 2022 aan de commissie doet toekomen. Eveneens wordt van de cliënt verwacht dat hij de commissie nader informeert over zijn eventuele schadeclaim en dat hij die deugdelijk onderbouwt. Tijdens de mondelinge behandeling zal de commissie nagaan of tussen partijen alsnog een minnelijke regeling tot stand kan worden gebracht. Voor het overige wordt in dit stadium iedere beslissing aangehouden.

Om proceseconomische redenen zal de commissie de behandeling zo inrichten, dat de commissie, in geval van een gehele of gedeeltelijke ontvankelijkheid-verklaring, in staat zal zijn ook inhoudelijk op de voorgelegde vragen te beslissen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

– partijen worden uitgenodigd voor een zitting, waarin de commissie vragen zal stellen en waarin partijen een nadere toelichting kunnen geven op bovenstaande vraagpunten;
– de cliënt dient voorafgaand aan de hoorzitting zijn brief van 22 april 2022 aan de commissie te doen toekomen en zijn klacht nader aan te vullen, waarbij zijn schade kenbaar gemaakt en onderbouwd dient te worden;
– de zorgaanbieder zal in de gelegenheid worden gesteld hierop schriftelijk verweer te voeren;
– voor het overige wordt iedere beslissing aangehouden.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. L. Verheij, voorzitter, de heer prof. dr. R.J.A. van Moorselaar, de heer mr. M.H.J.N. van Berckel Smit, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 26 mei 2025.

Print/PDF