Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: voorbeslissing
Uitkomst: deels ontvankelijk/deels niet-ontvankelijk
Referentiecode:
1099011/1208505
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De dochter van een overleden bewoonster van een verpleeghuis van Stichting Patyna diende een klacht in over de wijze waarop haar moeder was verzorgd en over de bejegening die zijzelf van een teamleider had ervaren. De zorgaanbieder stelde dat de dochter niet-ontvankelijk was, omdat haar klacht niet de zorg aan haar moeder betrof maar haar eigen ervaringen met medewerkers. De commissie onderzocht eerst de ontvankelijkheid op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Volgens die wet kan een nabestaande alleen een geschil voorleggen dat betrekking heeft op de zorgverlening aan de overleden cliënt, niet op de eigen bejegening. Daarom verklaarde de commissie de dochter niet-ontvankelijk in haar klachten over de manier waarop zij door de teamleider was behandeld en over het uitblijven van een gesprek met hem. Voor zover de klacht zag op de kwaliteit van de zorg aan haar moeder, was de dochter wél bevoegd deze aan de commissie voor te leggen. De commissie vond de klacht over de verleende zorg voldoende duidelijk om verder te behandelen, al moeten de verwijten nog nader worden geconcretiseerd. Het secretariaat zal de klaagster hiervoor gelegenheid geven, waarna de zorgaanbieder kan reageren. Daarna zal de commissie dit klachtonderdeel inhoudelijk beoordelen. De uitspraak beperkt zich op dit moment tot de ontvankelijkheid en vormt daarmee een tussenbeslissing in de verdere behandeling van de zaak.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)en
Stichting Patyna, gevestigd te Sneek
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
De commissie verklaart klaagster (dochter van cliënt) niet-ontvankelijk in twee klachtonderdelen over bejegening van klaagster door de zorgaanbieder. Klaagster wordt wel ontvankelijk verklaard in het klachtonderdeel dat de verzorging van cliënt door de zorgaanbieder betreft.
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de cliënt in zijn klacht ontvankelijk is. Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 11 september 2025 te Zwolle.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Het standpunt van klaagster
Cliënt, mevrouw [naam], verbleef tot haar overlijden op 5 juli 2023 op de locatie Nij Mariënacker te Workum van de zorgaanbieder. Klaagster (mevrouw [naam], dochter van cliënt) heeft op 19 augustus 2024 een klacht ingediend bij de Raad van Bestuur van de zorgaanbieder. De Raad van Bestuur heeft de klacht bij brief van 28 augustus 2024 afgewezen. Vervolgens heeft klaagster een klacht ingediend bij de commissie.
De klacht van klaagster is onder te verdelen in drie klachtonderdelen:
1. klaagster voelt zich onheus bejegend door teamleider [naam teamleider];
2. de zorgaanbieder heeft de wens van klaagster om in gesprek te gaan met [naam teamleider] ten onrechte niet ingewilligd en;
3. de door de zorgaanbieder aan cliënt verleende zorg was ondermaats.
Het standpunt van de zorgaanbieder
De zorgaanbieder stelt zich primair op het standpunt dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht, nu klaagster niet klaagt over de zorgverlening aan haar moeder (cliënt), maar over bejegening door de zorgaanbieder, in de persoon van [naam teamleider], van klaagster zelf.
Subsidiair stelt de zorgaanbieder zich op het standpunt dat voor zover klaagster wel klaagt over de zorgverlening aan cliënt, klaagster niet ontvankelijk is in haar klacht omdat ze de klacht niet zodanig heeft geformuleerd dat duidelijk is op welke feiten haar klacht is gebaseerd.
De overwegingen van de commissie
De commissie beslecht geschillen op basis van de Wet kwaliteit klachten, en geschillen zorg (Wkkgz).
In artikel 19 lid 1 Wkkgz is vermeld dat de geschilleninstantie tot taak heeft geschillen over gedragingen van een zorgaanbieder jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening te beslechten. Een cliënt in de zin van de Wkkgz is een natuurlijke persoon die zorg vraagt of aan wie zorg wordt verleend. In artikel 21 aanhef Wkkgz is vermeld dat ook een nabestaande van een overleden cliënt een geschil aan de geschillencommissie kan voorleggen. In het onderhavige geval kan klaagster (nabestaande) dus klagen over zorg verleend aan haar moeder (cliënt).
Dat maakt naar het oordeel van de commissie dat klaagster niet-ontvankelijk is in klachten die de bejegening van haarzelf tot onderwerp hebben. Als gevolg daarvan wordt klaagster niet-ontvankelijk verklaard in de klachtonderdelen 1 en 2.
Klaagster is naar het oordeel van de commissie wel ontvankelijk in klachtonderdeel 3, nu dit onderdeel ziet op klachten over de verleende zorg aan moeder. Naar het oordeel van de commissie zijn de klachten over die zorg niet dusdanig onduidelijk geformuleerd dat dit de niet-ontvankelijkheid tot gevolg moet hebben, maar moeten de klachten wel nader worden geconcretiseerd om inhoudelijke behandeling mogelijk te maken.
Het secretariaat van de commissie zal hiervoor een termijn aan cliënt verlenen en de zorgaanbieder vervolgens een termijn geven om hierop te reageren. Daarna zal klachtonderdeel 3 inhoudelijk worden behandeld.
Op grond van het voorgaande is de cliënt ontvankelijk in de klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart klaagster niet-ontvankelijk in klachtonderdelen 1 en 2 en
– verklaart klaagster ontvankelijk in klachtonderdeel 3.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, mr. M.B. van Leusden-Donker, dr J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mr. C. Koppelman, secretaris, op 11 september 2025.