Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
484387/560782
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt diende een klacht in tegen het Sint Antonius Ziekenhuis over de zorg rondom zijn hartklepoperatie van 27 juni 2023. De cliënt verwijt de zorgaanbieder onder andere het ontbreken van voldoende geïnformeerd consent, slechte communicatie voor en na de operatie, en fouten tijdens de medische ingrepen. Hij stelt dat hij geen tijdige informatie ontving over de operatie of de keuze voor de benaderingswijze, en dat de voorgestelde voorlichtingsgesprekken niet adequaat waren. Ook had de chirurg de cliënt niet voldoende geïnformeerd over het verloop van de operatie en het postoperatieve proces. De cliënt werd te vroeg ontslagen, wat leidde tot complicaties zoals een mislukte pleurapunctie en de ontdekking van een gebroken rib te laat. Daarnaast is de cliënt ontevreden over het gebrek aan communicatie na zijn ontslag, zoals het niet ontvangen van een reactie op zijn klachtenbrief en geen contact met de verantwoordelijke chirurg. De commissie oordeelde dat de zorgaanbieder op meerdere punten tekortschoten, met name op het gebied van communicatie en de medische zorg bij de pleurapunctie. Ook werd vastgesteld dat de cliënt onvoldoende geïnformeerd was over de ingreep en de risico’s. De zorgaanbieder kreeg de opdracht om de cliënt een schadevergoeding van €2.500,- te betalen voor immateriële schade.
De uitspraak
in het geschil tussen
de heer [naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Stichting Sint Antonius Ziekenhuis, gevestigd te Nieuwegein
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
De klacht van de cliënt richt zich op de zorg rondom de hartklepoperatie van de cliënt op 27 juni 2023. De cliënt verwijt de zorgaanbieder met name het ontbreken van informed consent, onvoldoende communicatie in het pre- en postoperatieve proces, en onzorgvuldig handelen rondom de pleurapunctie en heropname op 24 juli 2023 en behandeling van de complicaties die zijn opgetreden na de hartklepoperatie van de cliënt.
De cliënt eist een schadevergoeding. Volgens de zorgaanbieder is de operatie zorgvuldig en goed uitgevoerd en ontbreekt het causaal verband voor de schade. De commissie is van oordeel dat de hartklepoperatie zorgvuldig is uitgevoerd, ook al is er na de operatie een complicatie opgetreden. De zorgaanbieder heeft na het constateren van de complicatie niet goed gehandeld door niet onder echo-begeleiding de pleurapunctie op de juiste plaats te verrichten. Ook is de cliënt voor en na de hartklepoperatie niet (goed) voorgelicht over de (benaderingswijzen van de) hartklepoperatie. De
klacht is voor het overgrote deel gegrond.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 19 maart 2025 te Den Haag. Partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunt nader toegelicht. De cliënt, vergezeld van zijn echtgenote, is ter zitting vertegenwoordigd door de heer [naam]. Namens de zorgaanbieder zijn mrs. [naam] en
[naam] ter zitting verschenen. [naam] (cardiothoracaal chirurg, hierna te noemen: de chirurg) is digitaal ter zitting verschenen. [naam] (tevens cardiothoracaal chirurg) is, hoewel uitgenodigd, niet (digitaal) ter zitting verschenen.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de zorgaanbieder conform de professionele standaard heeft gehandeld in de behandeling van de cliënt. Ook beoordeelt de commissie haar bevoegdheid.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. De cliënt heeft in het vragenformulier verwezen naar 26 foutpunten die zijn vermeld in productie 3a. Daarnaast heeft de cliënt een nieuwe klacht ingediend met betrekking tot de CT-thorax scan die de zorgaanbieder op 24 juli 2023 heeft laten maken.
De commissie ziet aanleiding de klachtonderdelen van de cliënt te splitsen in die die de communicatie met de zorgaanbieder in het pre- en postoperatieve proces betreffen en de klachtonderdelen die zien op de medische ingrepen. In de kern komen de klachten op het volgende neer.
Communicatie pre-operatieve proces
1. De cliënt heeft tot de dag voor de operatie nooit een hartchirurg gesproken, hoewel hij daarop meerdere malen had aangedrongen. Ook heeft de chirurg niet tegen de cliënt gezegd dat hij het ziekenhuis vier dagen na de hartklepoperatie zou verlaten.
2. De cliënt heeft wel de arts-assistent CTC mevrouw [naam] (hierna te noemen: de arts-assistent) gesproken, maar zij gaf onvolledige informatie met betrekking tot de hartklepoperatie.
3. Het hele pre-operatieve voorbereidingsproces heeft de cliënt als weinig patiëntvriendelijk ervaren. Zo was het bezoek aan de tandarts ‘laatste nippertjes werk’ en was het besluit om de – aanvankelijk vóór de hartklepoperatie geplande – liesbreukoperatie alsnog uit te stellen verwarrend voor de cliënt.
4. De cliënt heeft nooit een duidelijke informed consent voor de hartklepoperatie gegeven en ondertekend.
5. De aanvankelijk op 20 juni 2023 geplande hartklepoperatie werd op het allerlaatste moment afgelast, hetgeen voor de cliënt vervelend was.
Communicatie post-operatieve proces
6. Nadat de cliënt een klachtenbrief aan de zorgaanbieder heeft gestuurd, is geen ontvangstbevestiging ontvangen en heeft het zes weken geduurd voordat deze klachtenbrief werd beantwoord door de zorgaanbieder.
7. De cliënt heeft op 30 juni 2023 of 1 juli 2023 geen eindgesprek met de chirurg gehad en derhalve ook geen duidelijkheid verkregen waarom de operatie bijvoorbeeld 6,5 uur duurde. Ondanks pogingen van de cliënt om de chirurg te spreken, heeft de zorgaanbieder de chirurg na de hartklepoperatie volledig afgeschermd; er werd de cliënt meegedeeld dat hij niet meer in het Antonius ziekenhuis werkte, met als gevolg dat de cliënt geen mogelijkheid is geboden om de chirurg na de operatie te spreken.
8. In de ontslagbrief van de cliënt staan fouten.
9. De cliënt heeft meerdere keren telefonisch contact opgenomen met het opgegeven noodnummer, maar kreeg als antwoord dat er ‘geen reden voor onderzoek’ was. Dit gebeurde zonder dat de cliënt daarbij is gezien.
10. Pas op 28 juli 2023 heeft de cliënt een andere hartchirurg, [naam], gezien. Ook deze chirurg heeft in dat gesprek de cliënt niet meegedeeld dat hij daarna niet bereikbaar zou zijn omdat hij het eerstvolgende weekeinde met vakantie zou gaan.
Medische ingrepen
11. De cliënt is te vroeg, namelijk op de vijfde postoperatieve dag – op een zondag – ontslagen, zonder dat is geconstateerd dat de cliënt overgewicht had van meerdere kilo’s; dit is een basale inschattingsfout geweest.
12. De eerste poging tot een pleurapunctie op 19 juli 2023 mislukte; er was sprake van een ontoereikende verdoving, geen echo-begeleiding, de drain liep vast, de cliënt had veel pijn, en er was sprake van veel vocht. Pas de volgende dag op 20 juli 2023 is een nieuwe poging tot een pleurapunctie gedaan. Hier is sprake van een onverantwoord delay en van onverantwoord gedrag van de dienstdoende specialist. Bovendien heeft de cliënt ook tijdens deze hele tweede opname nooit een cardiothoracale chirurg gezien. De wekenlange drainage was vervelend voor de cliënt.
13. De cliënt is op 23 juli 2023 zeer ernstig ziek geworden, hij had hoge koorts; er bleek sprake van stafylokokken in het pleuravocht. Pas toen is de cliënt onderzocht. De cliënt is pas op 24 juli 2023 op de operatiekamer beland, waarna een antibiotica-infuus is ingebracht en een CT-scan is gemaakt. De gebroken rib bij de cliënt is dus vier weken na de operatie ontdekt. Dit is waarschijnlijk de oorzaak van alle ellende nadien.
14. Ten slotte verwijt de cliënt de zorgaanbieder dat de uitspraak van de Klachtencommissie ernstige fouten bevat met betrekking tot verklaringen die door dr. [naam] op de hoorzitting van de Klachtencommissie zijn afgelegd.
De cliënt vordert vergoeding van reeds gemaakte kosten en voor de geleden immateriële schade. In totaal vordert de cliënt een bedrag van €25.000 van de zorgaanbieder.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De klacht van de cliënt zal alleen betrekking kunnen hebben op de klachtonderdelen die door de Klachtenonderzoekscommissie (KOC) van het ziekenhuis ongegrond zijn verklaard. Het reglement van de commissie voorziet niet in de mogelijkheid om over gegrond verklaarde klachten bij de commissie te klagen.
Ook kan de cliënt niet klagen over onderwerpen die niet eerder aan bod zijn gekomen en/of over zaken die gelegen zijn in de procedure die door de KOC is gevolgd.
De uitspraak van de KOC vormt de kern van het verweer en dient hierbij als ingelast te worden beschouwd.
Overigens heeft de zorgaanbieder voorafgaand aan het traject bij de commissie een voorstel gedaan hoe de kwestie als claim zou kunnen worden opgepakt, beoordeeld en afgehandeld. De cliënt heeft om schadevergoeding verzocht. Een schadevergoeding is alleen aan de orde wanneer een door de KOC ongegrond verklaarde klacht bij de commissie gegrond zou worden verklaard en die in civielrechtelijke zin als tekortkoming dient te worden aangemerkt, met schade tot gevolg, die er anders niet zou zijn geweest. Kortom, wanneer in dat geval voldaan is aan alle aansprakelijkheidseisen. De bewijslast hiervoor ligt bij een eisende partij, in casu de klagende partij. Hierbij zij ook opgemerkt dat inkomensschade van de partner van de cliënt rechtens niet voor vergoeding in aanmerking kan komen, de inspanningen van de vertegenwoordiger van de cliënt evenmin. De in deze procedure ingebrachte schadeposten zijn geenszins onderbouwd.
Het ligt op de weg van de cliënt om deze schadeposten – als gevolg van het vermeend tekortschieten – aannemelijk te maken en te voorzien van onderliggende stukken. Nu is van een rechtens voldoende onderbouwing geen sprake.
Beoordeling van het geschil
Bevoegdheid
Allereerst dient de commissie te beoordelen of zij bevoegd is de klachtonderdelen te behandelen, nu de zorgaanbieder in zijn verweer heeft gesteld dat de commissie niet bevoegd is te oordelen over de door de Klachtencommissie van het ziekenhuis gegrond verklaarde klachtonderdelen.
De commissie heeft tot taak geschillen tussen cliënt en de zorgaanbieder te beslechten voor zover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de uitvoering van een gesloten behandelingsovereenkomst tussen de cliënt en de zorgaanbieder. Ingevolge artikel 14 lid 1, van de Wkkgz, in samenhang met het reglement van de commissie kan schriftelijk een klacht worden ingediend door de cliënt over een gedraging jegens hem in het kader van de zorgverlening. Nagenoeg alle klachtonderdelen zien op gedragingen jegens hem in de zorgverlening aan de cliënt. In dat kader is niet relevant of de Klachtencommissie de betreffende klachten gegrond of ongegrond heeft verklaard: indien klager belang heeft bij de behandeling van zijn klachten door de commissie, bijvoorbeeld omdat hij een vordering tot schadevergoeding heeft ingesteld, is de commissie bevoegd.
De klacht van de cliënt met betrekking tot de mededelingen van dr. [naam] op de hoorzitting van de Klachtencommissie ziet op de uitspraak van de Klachtencommissie van 28 juni 2024. De commissie is niet bevoegd een inhoudelijk oordeel te geven over de werkwijze van de Klachtencommissie en de inhoud van dat oordeel.
Nu de overige klachten zien op een gedraging van de zorgaanbieder in het kader van de zorgverlening, is de commissie ter zake van voornoemde klachten bevoegd. Met betrekking tot de nieuwe klacht ten aanzien van de CT-thorax scan heeft de zorgaanbieder desgevraagd ter zitting verklaard er geen bezwaar tegen te hebben dat deze klacht tezamen met de overige klachtonderdelen door de commissie in het onderhavige geschil wordt beoordeeld. De commissie zal dan ook dit klachtonderdeel beoordelen.
De commissie gaat over tot de inhoudelijke behandeling van de medisch-inhoudelijke klachtonderdelen.
Toetsingskader
De overeenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder heeft gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van de behandelingsovereenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (het goed hulpverlenerschap uit artikel 7:453 BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Het goed hulpverlenerschap houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Inhoudelijke beoordeling
De cliënt is op 13 maart 2023 door zijn cardioloog verwezen naar cardiothoracale chirurgie in verband met de voorbereiding voor een hartklepoperatie. Daarnaast was een liesoperatie gepland op 10 mei 2023.
De cliënt heeft op 20 maart en 20 april 2023 gesproken met de arts-assistent en daarbij de hartklepoperatie en de keuze voor de mogelijke hartkleppen (bioklep of mechanische klep) besproken.
Op 14 april 2023 heeft de cliënt met de algemeen chirurg gesproken over zijn voorkeur voor de volgorde van de operaties: eerst de liesoperatie en daarna de hartklepoperatie. Nadat de cliënt zelf op 8 mei 2023 telefonisch contact had opgenomen met de zorgaanbieder over gebruik van antibiotica na een wortelkanaalbehandeling bij de tandarts, heeft een andere arts-assistent op 9 mei 2023 de cliënt teruggebeld en besproken dat de liesoperatie beter na de geplande hartklepoperatie kon plaatsvinden omdat dit medisch gezien wenselijker was.
Op 19 juni 2023 om 16:57 uur – de avond voor de aanvankelijk op 20 juni 2023 geplande operatie – heeft de cliënt een gesprek met de chirurg gehad over de hartklepoperatie. Niet is gebleken dat de chirurg daarna de cliënt vóór 27 juni 2023 heeft gesproken. Evenmin kan de commissie vaststellen dat de chirurg de cliënt heeft gesproken over de verschillende benaderingswijzen van de operatie, de transaxillaire benadering of de anterieure thoracotomie. Deze zijn pas op de ochtend van de operatie zelf, op 27 juni 2023, met de cliënt besproken.
De commissie is van oordeel dat het op de weg van de chirurg had gelegen om niet alleen ruim eerder dan de avond voor de geplande operatie met cliënt de operatie zelf te bespreken maar ook de mogelijke operatiebenaderingen. In zoverre is dan ook sprake van onvoldoende informed consent van de cliënt. Dat de cliënt voorafgaand aan de hartklepoperatie heeft gesproken met de arts-assistent en daarbij de keuze voor de mogelijke hartkleppen heeft besproken kan naar het oordeel van de commissie in ieder geval niet als zodanig worden beschouwd. Ook had de chirurg indien hij het gesprek met de cliënt eerder had gehouden tijdig de voor- en nadelen van de twee geplande operaties, te weten de liesbreukoperatie en de hartklepoperatie, en de redenen waarom het de voorkeur had de liesbreukoperatie na de hartklepoperatie uit te voeren, kunnen bespreken.
Voorts is namens de client onweersproken gesteld dat de client geen schriftelijke verklaring ter zake het informed consent heeft ondertekend hetgeen ingevolge artikel 7:450 jo. 7:451 BW gelet op het karakter van de operatie vereist is.
De klachtonderdelen 3 en 5 hebben naast de klachtonderdelen 1, 2 en 4 geen zelfstandige betekenis.
Uit het vorenstaande volgt dat de klachtonderdelen 1, 2 en 4 gegrond zijn.
Ten aanzien van de communicatie na de hartklepoperatie is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder niet tijdig en onvoldoende met de cliënt heeft gecommuniceerd. Het had op de weg van de opererend chirurg gelegen om na de hartklepoperatie met de cliënt het verloop van de operatie te bespreken en in ieder geval de naam door te geven van de opvolgend cardiothoracaal chirurg bij wie de client met eventuele vragen terecht zou kunnen. Dat dit gesprek pas een maand later met een andere chirurg is gehouden acht de commissie dan ook onzorgvuldig. Ook is sprake van inadequaat handelen van de zorgaanbieder nadat de cliënt het opgegeven noodnummer had gebeld. Naar het oordeel van de commissie had de zorgaanbieder diezelfde dag meteen contact met de cliënt moeten opnemen. Ten slotte had het eveneens op de weg van de zorgaanbieder gelegen om de ontvangst van de klachtenbrief direct te bevestigen. Ook dat heeft de zorgaanbieder niet gedaan.
Dat betekent dat de klachtonderdelen 6 tot en met 10 en 12 voor zover het gebrekkige communicatie betreft, gegrond zijn.
Ten aanzien van de medische ingrepen oordeelt de commissie dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van de eerste pleurapunctie. Volgens de Richtlijn ‘Aandoeningen van de pleura’ van de Federatie Medisch Specialisten luidt de aanbeveling bij het verrichten van pleurale ingrepen: Verricht echografie van de thorax voorafgaand aan pleurale ingrepen zoals een pleurapunctie, een thoraxdrain en thoracoscopie.
De cliënt is op verschillende plekken geprikt zonder begeleidende echo hetgeen een hoog risico met zich bracht. Door deze punctie uit te voeren zonder voorafgaand een echo te maken heeft de zorgaanbieder deze punctie niet conform de daarvoor bestaande richtlijn uitgevoerd en dus onzorgvuldig gehandeld.
Of de gebroken rib door de hartklepoperatie is veroorzaakt is niet vast te stellen. Voor het overige heeft klachtonderdeel 13 naast klachtonderdeel 12 geen zelfstandige betekenis.
Of de client te vroeg is ontslagen kan de commissie op grond van het dossier en het ter zitting behandelde niet vaststellen.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat klachtonderdeel 12 voor zover het de medische ingreep betreft, gegrond is en de klachtonderdelen 11 en 13 voor zover deze klachtonderdelen zelfstandige betekenis hebben, ongegrond.
Resumerend: de klachtonderdelen 1, 2 en 4, 6 tot en met 10 en 12 zijn gegrond, klachtonderdelen 11 en 13, voor zover deze naast klachtonderdeel 12 zelfstandige betekenis hebben, zijn ongegrond en de klachtonderdelen 3, 5 en 13 voor het overige hebben geen zelfstandige betekenis,
.
De cliënt vordert een vergoeding van €25.000,- ter zake van gemaakte kosten en immateriële schade.
Voor aanspraak op een schadevergoeding is vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de behandelovereenkomst en dat de client daardoor schade heeft geleden. Deze schadevordering dient de client deugdelijk te onderbouwen.
Dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst volgt uit het hiervoor overwogene.
De gevorderde vergoeding ter zake van gemaakte kosten wordt evenwel afgewezen reeds omdat deze kosten niet althans onvoldoende onderbouwd zijn.
Ter zake van de gevorderde immateriële schadevergoeding zal de commissie ex aequo et bono een bedrag van €2.500,- toewijzen nu vaststaat dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst waardoor de client nadeel heeft ondervonden.
Daar de klacht voor het overgrote deel gegrond wordt verklaard, zal de commissie, onder verwijzing naar artikel 21 van het reglement, de zorgaanbieder tevens veroordelen tot vergoeding aan de cliënt van het door hem betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 52,50.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart zich onbevoegd tot behandeling van klachtonderdeel 14;
– verklaart de klachtonderdelen 1, 2, 4, 6 tot en met 10,en 12 van de cliënt gegrond;
– verklaart de klachtonderdelen 11 en 13 voor zover deze naast klachtonderdeel 12 zelfstandige betekenis hebben, ongegrond;
– veroordeelt de zorgaanbieder tot het betalen van een schadevergoeding van € 2.500,– aan de cliënt;
– veroordeelt de zorgaanbieder tot vergoeding van het klachtengeld van € 52,50 dat de cliënt voor de behandeling van het geschil aan de commissie heeft voldaan;
– bepaalt dat betaling van bovenstaande bedragen binnen een maand na verzending van dit bindend advies dient te geschieden;
– wijst het anders of meer gevorderde af.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer dr. M.E.W. Hemels, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Land – Smorenburg, secretaris, op 19 maart 2025.