Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
298332/478842
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Een cliënte diende een klacht in tegen zorgaanbieder Forever & Young na een cosmetische ingreep die zij als onzorgvuldig en ondeskundig uitgevoerd beschouwde. Ze onderging op 1 februari 2024 een zogenaamde “mini-facelift” inclusief oorlelcorrectie en ervaart sindsdien klachten zoals een scheef gezicht, pijn, branderige ogen en ontsierende littekens. Volgens haar heeft de zorgaanbieder zonder haar toestemming een andere ingreep uitgevoerd dan afgesproken. De cliënte stelt dat zij geen behandelplan of informed consent heeft ondertekend. De zorgaanbieder stelt echter dat de cliënte vooraf uitvoerig is geïnformeerd en mondeling heeft ingestemd met de behandeling. Ook is de ingreep volgens de geldende professionele normen uitgevoerd en zijn er geen complicaties opgetreden. De klacht zou pas kort na de ingreep zijn geuit, terwijl de eerste nacontrole nog een goed resultaat liet zien. De cliënte is daarna niet meer op controle verschenen. De commissie oordeelt dat er voldoende mondelinge toestemming voor de ingreep is gegeven en dat niet is gebleken dat er een andere ingreep is uitgevoerd dan was afgesproken. De klachten zijn onvoldoende onderbouwd met medische verklaringen of duidelijke foto’s. Omdat de cliënte ook niet op de zitting verscheen, konden haar klachten niet inhoudelijk worden beoordeeld. Hoewel de commissie het medische dossier van de zorgaanbieder summier vindt, is er geen bewijs dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht is dan ook ongegrond verklaard en de gevraagde schadevergoeding afgewezen.
De uitspraak
in het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënte)
en
Forever & Young, gevestigd te Millingen aan de Rijn
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 8 januari 2025 te Den Haag. De cliënte is om gezondheidsredenen niet verschenen. De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer [naam], en mevrouw [naam].
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft een cosmetische operatie aan haar gezicht laten uitvoeren die de zorgaanbieder omschreef als een “mini facelift”. De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat de ingreep onzorgvuldig en ondeskundig is uitgevoerd waardoor zij een scheef gelaat heeft en zij permanent last heeft van haar ogen.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte heeft zich tot de kliniek van de zorgaanbieder gewend voor een kleine correctie. Door een ongeluk met een bijtend schoonmaakmiddel heeft de cliënte brandwonden opgelopen in haar gezicht. Als gevolg hiervan heeft zij meerdere ingrepen moeten ondergaan. Het gezicht van de cliënte was mooi maar een kleine correctie om wat overtollige huid weg te halen was nodig en ook een correctie van haar rechter oorlel. In de kliniek van de zorgaanbieder werd de cliënte voorgespiegeld dat met een minimale ingreep al haar problemen verholpen zouden zijn. De arts noemde de ingreep een ieniemienie facelift. Op 1 februari 2024 vond de ingreep plaats. De cliënte heeft geen behandelplan of informed consent formulier ondertekend. Anders dan vooraf was afgesproken had de cliënte na de ingreep grote littekens als een soort winkelhaak.
Tegen de afspraak in was littekenweefsel en huid naast de ogen losgemaakt. Daarbij was de huid van de cliënte omlaag getrokken in plaats van omhoog gelift. Als gevolg hiervan heeft de cliënte last van open ooghoekjes die een brandend gevoel geven waarvoor zij crème en druppels moet gebruiken. De cliënte heeft veel last van pijn. Het resultaat van de ingreep is dat de cliënte ontsierende littekens heeft en een scheef gezicht aan de rechterkant.
Met eten trekt haar gezicht doordat de huid strak naar beneden is getrokken. De operatie heeft de cliënte heel veel stress en een gevoel van onmacht gegeven. De cliënte wordt verweten dat zij de zorgaanbieder zou stalken. Het enige wat de cliënte heeft gedaan is melding maken van haar onvrede en de zorgaanbieder vragen om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. Door de zorgaanbieder is uiteindelijk een voorstel gedaan om tot een schikking te komen waarbij de cliënte van alles moest ondertekenen om de zorgaanbieder vrij te pleiten. Hier voelt de cliënte niets voor. De cliënte verlangt een onafhankelijk oordeel van de commissie en vraagt om een schadevergoeding waarmee zij een hersteloperatie kan bekostigen.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte heeft eind 2023 contact gezocht met de praktijk van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft de cliënte toen uitgebreid voorgelicht over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de door haar gewenste cosmetische ingreep. Vervolgens hoorde de zorgaanbieder enige tijd niets tot de cliënte zich op 15 januari 2024 weer meldde. De cliënte gaf aan dat zij te rade was gegaan bij een andere kliniek waar haar uiteindelijk precies dezelfde ingreep was geadviseerd. Omdat de cliënte meer vertrouwen had in de zorgaanbieder heeft zij voor zijn praktijk gekozen zo liet zij weten.
De zorgaanbieder heeft speciale aandacht besteed aan een door de cliënte ervaren trauma in het verleden waarbij zij huidletsel had opgelopen door het contact met een bijtend schoonmaakmiddel. De cliënte had daarvoor plastische chirurgie en een laseringreep ondergaan. Tevens had zij in verschillende klinieken botox- en fillerbehandelingen laten uitvoeren. De cliënte ondervond last van lelijke zichtbare littekens van de eerdere facelift en ook van een loshangende rechteroorlel. De cliënte wilde graag ook een correctie onder haar rechteroog maar daar was de huid al zo strak gespannen dat de zorgaanbieder die correctie heeft afgeraden.
De zorgaanbieder heeft uitgebreid met de cliënte de minifacelift besproken waarbij aan beide zijden bij de oren wat overtollige huid zou worden weggehaald en de rechteroorlel zou worden gecorrigeerd. Tussen partijen bestond algehele overeenstemming over de behandeling.
De zorgaanbieder heeft er geen acht op geslagen dat de handtekening van de cliënte ontbrak op het informed consentformulier dat zij op 1 februari 2024 voorafgaand aan de ingreep heeft overhandigd.
De ingreep is lege artis uitgevoerd en is zonder complicaties verlopen. Het resultaat was mooi en goed. Een dag na de ingreep, op 2 februari 2024, gaf de cliënte echter aan dat zij niet tevreden was. Op 9 februari 2024 is de cliënte teruggeweest in de praktijk voor een nacontrole en zijn foto’s gemaakt. Het resultaat was nog steeds mooi en goed en zoals verwacht mag worden. De cliënte was echter niet tevreden. De wijze van communiceren van de cliënte werd daarna algauw onplezierig en verwijtend. Na 9 februari 2024 is de cliënte niet meer op nacontrole afspraken verschenen.
De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat littekenweefsel is losgemaakt maar dat is onjuist. Geheel onverplicht heeft de zorgaanbieder getracht met de cliënte tot een vergelijk te komen en heeft middels een klachtenfunctionaris een schikkingsvoorstel gedaan op grond waarvan de behandelkosten van €1.952,50 aan haar zouden worden vergoed. De cliënte heeft dat voorstel afgewezen. De zorgaanbieder heeft volgens afspraak gehandeld en heeft de cliënte naar beste kunnen geholpen.
Beoordeling van het geschil
Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen de cliënte en de zorgaanbieder, is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener – in dit geval de cosmetisch arts – de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Daarbij moet de hulpverlener handelen in overeenstemming met de op hem/haar rustende verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen.
Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie dient te onderzoeken of de cosmetisch arts bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden al dan niet de hiervoor omschreven zorgplicht heeft nageleefd.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Door de zorgaanbieder is op 1 februari 2024 bij de cliënte een cosmetische ingreep uitgevoerd die door de zorgaanbieder is omschreven als een ‘halve mini facelift’ en door de cliënte als een ‘ieniemienie facelift’. De cliënte is niet tevreden met het resultaat van de behandeling en heeft zich op het standpunt gesteld dat zij het niet eens was met de operatie die bij haar is uitgevoerd. Daartoe heeft de cliënte aangevoerd dat zij het informed consent formulier dat door de zorgaanbieder aan haar is toegestuurd niet heeft ondertekend.
De cliënte heeft echter niet weersproken dat zij het informed consent formulier voorafgaand aan de ingreep op 1 februari 2024 aan de zorgaanbieder heeft overhandigd. Evenmin heeft zij weersproken dat zij op 29 december 2023, 15 januari 2024 en 16 januari 2024 door de zorgaanbieder is geïnformeerd over de aard en omvang van de ingreep en heeft ingestemd met de behandeling op 1 februari 2024. Over de ingreep zelf bestond dan ook informed consent. Dat het formulier niet door de cliënte is ondertekend, doet daar niet aan af. Voor de commissie is daarmee komen vast te staan dat tussen partijen (mondelinge) overeenstemming bestond over de uit te voeren ingreep die door de zorgaanbieder is geduid als ‘een halve minifacelift met oorlelcorrectie en een lichte verstrakking ivm huidoverschot’.
De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat een andere ingreep is uitgevoerd dan vooraf was afgesproken. Daarvan is de commissie niet gebleken. Uit het dossier en de door de zorgaanbieder overgelegde foto’s leidt de commissie af dat zoals afgesproken een gering huidoverschot bij beide oren is verwijderd en de rechteroorlel is gecorrigeerd. Het littekenweefsel rond de ogen is door de zorgaanbieder ongemoeid gelaten.
De cliënte is niet tevreden met het resultaat van de ingreep en heeft naar voren gebracht dat zij erg veel klachten ondervindt en als gevolg van de ingreep een scheef gelaat heeft. Daarmee stelt de cliënte zich op het standpunt dat de ingreep niet lege artis is uitgevoerd zo begrijpt de commissie. De cliënte heeft haar standpunt echter onvoldoende onderbouwd en aangetoond. Na een controle afspraak op 9 februari 2024 is de cliënte niet meer in de praktijk van de zorgaanbieder geweest. De foto’s (selfies) die de cliënte van na die datum aan de commissie heeft toegestuurd zijn onvoldoende duidelijk om de klachten van de cliënte te kunnen beoordelen. De cliënte heeft geen rapport of verslag van een andere arts of zorgverlener overgelegd ter ondersteuning van haar klachten. Omdat de cliënte niet ter zitting heeft kunnen verschijnen heeft de plastisch chirurg van de commissie de klachten van de cliënte evenmin kunnen beoordelen.
De commissie heeft dan ook niet vast kunnen stellen dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld of de ingreep op 1 februari 2024 op onjuiste of ondeugdelijke wijze heeft uitgevoerd. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat niet is gebleken dat de zorgaanbieder zich onvoldoende voor de cliënte heeft ingespannen, of bij die inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie zal de klacht van de cliënte dan ook ongegrond verklaren en het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding afwijzen.
Ten overvloede merkt de commissie op dat zij het door de zorgaanbieder opgestelde medische dossier van de cliënte, het behandelplan en het verslag van de operatie erg summier acht. Van een zorgprofessional als een cardioloog mag meer verwacht worden. Dat maakt de uitspraak echter niet anders.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klachten van de cliënte ongegrond en wijst het door haar verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. M-B. Bouman en de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 8 januari 2025.