Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen / Schadevergoeding
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
7787/26389
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënte had een afspraak om haar ogen te laten laseren bij de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft ondanks de met de cliënte gemaakte afspraak een andere arts de laserbehandeling laten uitvoeren. Als de cliënte van tevoren had geweten dat een andere arts haar zou behandelen, dan had zij de ingreep nooit laten uitvoeren. De cliënte wil een volledige vergoeding van de behandeling. De commissie heeft de zorgaanbieder meerdere keren verzocht om te reageren op de klacht van de cliënte, maar dit heeft de zorgaanbieder niet gedaan. De commissie kan niet anders dan vaststellen dat de klacht niet wordt betwist door de zorgaanbieder, waardoor de klacht gegrond is. De commissie oordeelt dat de cliënte onvoldoende heeft gesteld dat zij schade heeft geleden vanwege de behandeling door de andere arts die zij niet zou hebben geleden als de desbetreffende arts haar behandeling zou hebben uitgevoerd. De commissie wijst de vordering af.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Naam cliënte], wonende te [woonplaats]
en
WorldEye, Nederland, gevestigd te Amsterdam (hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Bij brief van 26 maart 2020 heeft het bureau van de commissie aan beide partijen bericht dat de commissie de behandeling van het geschil zal afdoen zonder mondelinge behandeling. De commissie heeft daartoe de bevoegdheid conform haar reglement. Alhoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben partijen niet aangegeven prijs te stellen op een mondelinge behandeling. Om die reden zijn partijen bij brief van 1 december 2020 geïnformeerd over de datum waarop de commissie zal beslissen over het geschil.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 14 december 2020.
Onderwerp van het geschil
De zorgaanbieder heeft ondanks de met cliënte gemaakte afspraak een andere arts de laserbehandeling laten uitvoereen.
Standpunt van de cliënte
Cliënte heeft bij de zorgaanbieder een afspraak ingepland om haar ogen te laseren door dr. [naam]. Zij had de afspraak in juli moeten inplannen omdat [arts 1] niet beschikbaar zou zijn in juni. Op de dag van de behandeling heeft cliënte nog bevestiging aan de baliemedewerkster gevraagd of zij door [arts 1] behandeld zou worden. Cliënte heeft die bevestiging circa 30 minuten voor de behandeling ontvangen. Cliënte heeft toen een formulier ondertekend waarin staat beschreven dat [arts 1] de behandeling zou uitvoeren met assistentie/supervisie van [arts 2]. Deze afspraak is niet nagekomen: Zij is behandeld door [arts 2]. Tijdens de behandeling was ook geen (volledige) supervisie van [arts 1]. Hij was zelfs niet aanwezig tijdens de behandeling.
Na de behandeling heeft cliënte de gang van zaken besproken met de artsen, assistente (tevens klachtcoördinator) en directeur. Zij heeft na dit gesprek alsnog een klacht ingediend bij de zorgaanbieder omdat hun excuses niet gemeend en oprecht over zijn gekomen. De excuses kwamen gepaard met de opmerking van de arts dat cliënte meer assertief had moeten zijn. Ze hebben wel aangegeven een fout te hebben gemaakt en hun “beleid” aan te passen zodat dit niet in de toekomst bij een ander patiënt zou kunnen gebeuren. Los van het feit dat cliënte niet de arts heeft gekregen zoals afgesproken, waardoor de hele ervaring als een hel werd ervaren, ging er iets overduidelijk niet goed tijdens de behandeling. Cliënte voelt zich misleid en in een kwetsbare positie gezet. Cliënte had nooit haar ogen laten laseren als zij had geweten niet door [arts 1] behandeld te worden.
Cliënte eist van de zorgaanbieder een volledige vergoeding van de behandeling, ad € 1.848,–, en in plaats van twee jaar garantie een garantie van vier jaar. Mocht er in die tussentijd iets mis gaan dat wenst zij uitsluitend door [arts 1] behandeld te worden en indien hij niet meer werkzaam is bij de kliniek een behandeling door andere kliniek naar eigen keuze.
Standpunt van de zorgaanbieder
Het bureau van de commissie heeft de zorgaanbieder meermalen verzocht om te reageren op de klacht van cliënt. Desondanks heeft de zorgaanbieder niet op de klacht gereageerd.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader.
De overeenkomst die is gesloten tussen cliënte en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Naast hetgeen partijen in die overeenkomst hebben afgesproken, gelden tussen hen – voor zover in het concrete geval van toepassing – de bepalingen van dat wetboek.
Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder is tekortgeschoten in het nakomen van de behandelovereenkomst met cliënte.
Klacht
Cliënte stelt dat de behandeling niet, zoals afgesproken, door [arts 1] werd uitgevoerd maar door [arts 2]. Indien cliënte van tevoren had geweten dat een andere arts dan [arts 1] haar zou behandelen dan had zij de ingreep nooit laten uitvoeren. De commissie stelt vast dat verweerder, hoewel meermalen verzocht, niet heeft gereageerd op de klacht van klager. De commissie kan dan niet anders dan vaststellen dat de klacht zoals geformuleerd door klager door verweerder niet wordt betwist waardoor de klacht gegrond dient te worden verklaard.
Vordering tot schadevergoeding
De commissie stelt vast dat verweerder, ook na meermalen hiertoe te zijn uitgenodigd, niet heeft gereageerd op deze vordering van cliënte.
Op grond van het reglement van de Geschillencommissie Zorg Algemeen kan de commissie slechts een uitspraak doen over een financiële vordering. Over het verlenen van een langere garantieperiode of het aanwijzen van een – toekomstig – behandelaar die een mogelijke volgende behandeling dient uit te voeren mag de commissie geen uitspraak doen. De commissie wijst daarom deze onderdelen van de vordering af.
Voor een aanspraak op schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst.
De commissie overweegt dat cliënte niet, althans onvoldoende heeft gesteld dat zij schade heeft geleden vanwege de behandeling door [arts 2] die zij niet zou hebben geleden indien [arts 1] de behandeling zou hebben uitgevoerd. In zoverre is de vordering onvoldoende onderbouwd.
De commissie wijst de vordering wegens onvoldoende onderbouwing af.
Nu de klacht gegrond wordt verklaard, zal de commissie, onder verwijzing naar artikel 20 van het reglement, de zorgaanbieder veroordelen tot vergoeding aan cliënte van het door haar betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 52,50.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart klacht gegrond;
– wijst de vordering in al haar onderdelen af;
– veroordeelt de zorgaanbieder tot vergoeding van het klachtengeld ad € 52,50 dat cliënte voor de behandeling van het geschil aan de commissie heeft voldaan binnen een maand na verzending van dit bindend advies;
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. H.M.A. Brink, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 14 december 2020.