Operatie en chirurgische handelingen zijn medisch zorgvuldig uitgevoerd

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On)Zorgvuldig handelen    Jaartal: -
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 123064

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Operatie en chirurgische handelingen zijn medisch zorgvuldig uitgevoerd. Operatie is uitgevoerd zoals hij was bedoeld en geëigende techniek is toegepast voor dit soort operaties. Niet aannemelijk geworden dat arts operatie heeft onderschat en klaagster onvoldoende is geïnformeerd over mogelijke risico’s en gevolgen van de operatie. Verband tussen operatie en arbeidsongeschiktheid van klaagster en haar psychische klachten zijn niet aannemelijk geworden. Arbeidsongeschiktheid en psychische klachten waren reeds (ruim) voor de operatie aanwezig.

Volledige uitspraak

In geschil tussen
[Klager], wonende te [plaats] en Stichting Algemeen Christelijk Ziekenhuis Groningen, gevestigd te Groningen, gemachtigde [naam] (verder te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de  Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. Het geschil is ter zitting behandeld op

donderdag 31 oktober 2019 te Zwolle. Klaagster is, vergezeld door haar vader, de heer [naam], ter zitting verschenen. Namens de zorgaanbieder is mevrouw [naam] (juridisch adviseur) ter zitting verschenen.

Onderwerp van het geschil
Het onderwerp van het geschil betreft pijnklachten en psychische problemen na een operatie door de zorgaanbieder op 15 maart 2016 aan de schaamlippen van klaagster. Bij het vragenformulier, ingekomen bij de commissie op 14 februari 2019, heeft klaagster het geschil tegen de zorgaanbieder bij de commissie aanhangig gemaakt. Klaagster vordert immateriële en materiële schadevergoeding, die zij als volgt heeft omschreven:

  • immateriële schadevergoeding voor geestelijk (ondermeer in verband met eventuele relatie) en lichamelijk (dagelijkse pijnklachten) lijden;
  • materiële schadevergoeding voor:
    • inkomstenderving, één jaar Ziektewetuitkering, één jaar WIA-uitkering tot en met heden;AC
    • benzinekosten VUMC AmsACterdam 8 x 410 kilometer + 8 x parkeerkosten ad € 8, –.

Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken, in het bijzonder de brief 20 februari 2017 gericht aan de klachtenonderzoekscommissie van de zorgaanbieder en het vragenformulier. De door klaagster overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. Tot de overgelegde bij de beoordeling betrokken stukken behoort niet de brief van klaagster, die op 5 november 2019 bij de commissie ingekomen, nu deze brief na de zitting is overgelegd. Voorts verwijst de commissie – in hoofdlijnen – naar de verklaring van klaagster ter zitting. Klaagster heeft eerst een klacht ingediend bij de klachtenonderzoekscommissie van de zorgaanbieder (d.d. 20 februari 2017) voordat zij een klacht heeft ingediend bij de commissie. De klacht is nadat deze aan de Raad van Bestuur van de zorgaanbieder en MediRisk is voorgelegd, uiteindelijk bij brief van MediRisk van 13 februari 2018 afgewezen. Het geschil betreft volgens klaagster – in hoofdlijnen – het volgende. In 1993 heeft er bij klaagster in het ziekenhuis van de zorgaanbieder een operatie plaatsgevonden met als doel verkleining van de binnenste schaamlippen, waarbij de gehele binnenste schaamlippen zijn weggenomen. In februari 2015 is klaagster op consult geweest bij plastisch chirurg, mevrouw [naam], werkzaam bij de zorgaanbieder, waar klaagster zich heeft gemeld met lichamelijk klachten in de schaamregio ten gevolge van de volledige verwijdering van de binnenste schaamlippen in 1993.

Op 15 maart 2016 is klaagster vervolgens door dokter [naam] geopereerd. Tijdens de operatie is geprobeerd om door huidtransplantatie twee binnenste schaamlippen te reconstrueren. Klaagster stelt dat zij nog steeds pijnklachten ondervindt in de schaamregio, dat zij niet langdurig kan zitten of lopen en dat zij niet kan fietsen of sporten. Er is onder andere ook sprake van luchtverlies bij het lopen.

Inmiddels heeft klaagster twee hersteloperaties ondergaan in het VUMC in Amsterdam om de pijn op te lossen en om cosmetische verbeteringen aan te brengen, maar deze operaties hebben de pijn niet weggenomen. Klaagster heeft aangevoerd dat zij zich lichamelijk verminkt heeft gevoeld na de operatie door dokter [naam] en dat ze hierdoor, maar ook door pijnklachten, eveneens problemen ervaart op seksueel gebied. Klaagster stelt niet goed te zijn voorbereid door dokter [naam] op de operatie. Volgens klaagster heeft dokter [naam] de operatie bovendien onderschat, omdat zij deze operatie nog niet eerder had uitgevoerd en ook omdat dokter [naam] heeft beweerd dat de huidtransplantaten konden worden verwijderd als klaagster niet tevreden was over het resultaat. Dit laatste blijkt volgens klaagster achteraf niet het geval te zijn. Klaagster heeft verklaard dat ze zich, hoewel zij nog steeds diverse klachten ondervond na de eerdere operatie, eerst in 2015 opnieuw heeft gemeld bij een specialist voor haar klachten na de schaamlipreductie in 1993, omdat ze een nieuwe huisarts heeft gekregen, die bereid was haar door te verwijzen. Volgens klaagster heeft dokter [naam] de situatie te mooi aan haar voorgespiegeld door te stellen dat zij de binnenste schaamlippen weer in oude toestand kon herstellen. Volgens klaagster had ze voor de operatie door dokter [naam] geen pijnklachten, maar was er sprake van gevoeligheid en veel ontstekingen in de schaamregio. Dokter [naam] heeft klaagster onvoldoende voorgelicht, in die zin dat dokter [naam] onvoldoende op het risico dat de situatie ook slechter kon worden door de operatie, heeft gewezen, aldus klaagster.

Klaagster heeft verklaard thans 100 % arbeidsongeschikt te zijn. Klaagster is van oordeel dat ze recht heeft op schadevergoeding voor drie jaar lang naweeën van de operatie, bestaande uit pijn- en psychische klachten, gemaakte kosten en hersteloperaties.

Standpunt van de zorgaanbieder
Het standpunt van de zorgaanbieder zoals dat uit het de door de commissie ontvangen stukken, die hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd, in het bijzonder uit de reactie d.d.

29 april 2019 van mevrouw [naam] namens de RvB van de zorgaanbieder en – in hoofdlijnen – uit de verklaring ter zitting, blijkt, luidt als volgt.

De zorgaanbieder betwist dat de operatie op 15 maart 2016 onzorgvuldig is uitgevoerd en dat klaagster hierdoor schade heeft geleden of nog lijdt. Dokter [naam] heeft een techniek gebruikt, die bij deze ingreep kan worden toegepast, te weten het creëren van kleine schaamlippen met huidtransplantaat. Medirisk heeft een medisch adviseur ingeschakeld, die heeft geoordeeld dat de ingreep zorgvuldig is verricht. Medirisk gaat in haar brief van 13 februari 2018 in op de verschillende klachtonderdelen, waaronder klachten over daadwerkelijke chirurgische handelingen. De medisch adviseur van Medirisk heeft al deze klachtonderdelen afgewezen. Medirisk heeft geoordeeld dat het behaalde resultaat het hoogst haalbare resultaat is. Ten aanzien van het klachtonderdeel dat dokter [naam] de operatie heeft onderschat en klaagster voorafgaande aan de operatie onvoldoende zou hebben geïnformeerd over het risico dat de situatie na de operatie slechter zou zijn dan vóór de operatie, heeft de zorgaanbieder als volgt gereageerd. Dokter [naam] heeft verklaard dat ze in het eerste gesprek met klaagster op 25 februari 2015 heeft medegedeeld dat ze nog nooit eerder een schaamlipreconstructie door middel van huidtransplantatie had uitgevoerd en dat ze niet direct heeft toegezegd de operatie te zullen doen, omdat ze er nog eens goed over wilde nadenken. Een tweede afspraak was zes weken later gepland, maar heeft eerst in november 2015 plaatsgevonden, omdat klaagster aan dokter [naam] te Amstelveen, een second opinion heeft gevraagd. Volgens dokter [naam] is de gehele behandelprocedure zowel in het eerste als in het tweede gesprek uitvoerig besproken en heeft zij ook de complicatiekansen als dat het huidtransplantaat niet zou aanslaan, aan de orde gesteld.

Klaagster heeft volgens dokter [naam] daarna nog een week nagedacht over het wel of niet laten doorgaan van de operatie en heeft telefonisch op 12 november 2015 aan dokter [naam], na de procedure nogmaals te hebben doorgesproken, aan dokter [naam] doorgegeven dat zij geopereerd wenste te worden. Op 8 december 2015 hebben klaagster en dokter [naam] nogmaals telefonisch contact gehad over de operatie, die op 15 maart 2016 vervolgens heeft plaatsgevonden.

Op 15 juni 2016 heeft dokter [naam] klaagster voor het laatst terug gezien. Klaagster was, volgens dokter [naam], nog niet helemaal tevreden. Dokter [naam] heeft op 15 juni 2016 met klaagster afgesproken dat ze het komende halfjaar geen chirurgie zou verrichten bij klaagster en dat een half jaar later, een jaar na de operatie, zou worden besloten of er nog kleine operatieve nacorrecties zouden plaatsvinden. Klaagster heeft zich echter niet meer bij dokter [naam] gemeld en heeft het klachtentraject in gang gezet. Dokter [naam] heeft verklaard dat zij van oordeel is dat het resultaat van de operatie een verbetering is ten opzichte van de situatie voor de operatie. In tegenstelling tot de bewering van klaagster dat de reconstructie van de binnenste schaamlippen niet ongedaan kan worden gemaakt, heeft dokter [naam] verklaard dat dit in principe wel mogelijk is. Ten aanzien van blijvende pijnklachten ten gevolge van de operatie door dokter [naam] heeft de zorgaanbieder verklaard dat reeds in 2011 door klaagster wordt gesproken over pijnklachten in de schaamstreek.

De zorgaanbieder betwist dat de pijnklachten zijn veroorzaakt door de operatie door dokter [naam]. Wat betreft de door klaagster gestelde arbeidsongeschiktheid ten gevolge van de operatie heeft de zorgaanbieder verklaard dat zij heeft vastgesteld dat aan klaagster in ieder geval reeds vanaf juni 2015 een Ziektewetuitkering wordt verstrekt, dus dat de arbeidsongeschiktheid ruim vóór de operatie aanwezig was en daarom er niet het gevolg van kan zijn. Het beroep van klaagster op psychische klachten ten gevolge van de operatie is volgens de zorgaanbieder onder andere onterecht, omdat uit het medisch dossier blijkt dat klaagster op 26 februari 2015 reeds medicatie ter behandeling van haar depressieve klachten gebruikte. Een verband tussen psychische klachten en de operatie is volgens de zorgaanbieder niet aangetoond.

De klachtenonderzoekscommissie heeft vastgesteld dat in het digitale Informed Consent registratieformulier op 12 november 2015 door dokter [naam] de vraag of de patiënt is geïnformeerd over de risico’s van de operatie door dokter [naam] is ingevuld met ‘ja’.

De klachtenonderzoekscommissie heeft echter ook vastgesteld dat deze risico’s in het formulier niet worden gespecificeerd. Volgens de klachtenonderzoekscommissie zijn vooral de risico’s van het niet-aanslaan van de getransplanteerde huid besproken. De klachtenonderzoekscommissie heeft de zorgaanbieder geadviseerd voorafgaande aan operaties op het gebied van plastische chirurgie in het dossier te noteren wat de klachten van de patiënt zijn en of de operatie naar verwachting iets kan verbeteren aan de klachten en om in het Informed Consent formulier meer specifiek de risico’s te vermelden waarover de patiënt is geïnformeerd. De zorgaanbieder heeft ter zitting verklaard dat de aanbevelingen van de klachtenonderzoekscommissie ter harte zijn genomen door de plastisch chirurgen en dat zij nu uitgebreider noteren in het medisch dossier.

In haar reactie van 29 april 2019 heeft de RvB erkend dat de vastlegging in het Informed Consent formulier beter had gekund, maar de RvB is van oordeel dat uit het feit dat er diverse gesprekken hebben plaatsgevonden van dokter [naam] met klaagster en dat klaagster een second opinion heeft gevraagd voorafgaand aan de operatie blijkt dat er sprake was van een Informed Consent met betrekking tot de behandeling en dat klaagster uitvoerig is geïnformeerd over alle mogelijke risico’s en gevolgen van de operatie. Met betrekking tot de gevraagde schadevergoeding heeft de zorgaanbieder verklaard dat nu dokter [naam] niet medisch onzorgvuldig heeft gehandeld er geen schadevergoeding kan worden toegekend. Mocht de commissie van oordeel zijn dat er wel sprake is geweest van medisch onzorgvuldig handelen, dan bestaat er volgens de zorgaanbieder geen causaal verband tussen het medisch onzorgvuldig handelen en de schade. De zorgaanbieder verzoekt de klacht ongegrond te verklaren en het verzoek om toekenning van schadevergoeding af te wijzen.

Beoordeling van het geschil
Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting aan de orde is geweest overweegt de commissie als volgt.

Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen klaagster en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige

behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Naast hetgeen partijen in die overeenkomst hebben afgesproken, gelden tussen hen – voor zover in het concrete geval van toepassing – de bepalingen van dat wetboek. Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt. De commissie dient te oordelen of zorgaanbieder is tekortgeschoten in het nakomen van de behandelovereenkomst met cliënt. Indien voldoende aannemelijk is dat zorgaanbieder jegens klaagster toerekenbaar tekort is geschoten in de zorgplicht, waardoor klaagster schade heeft geleden, kan de zorgaanbieder hiervoor aansprakelijk worden gesteld.

De commissie is van oordeel dat de daadwerkelijk operatie, dus de chirurgische handelingen die door dokter [naam] zijn verricht, medisch zorgvuldig zijn uitgevoerd. De commissie is mede op basis van de verslaglegging en het onderzoek door de medisch adviseur van Medirisk van oordeel dat de operatie is uitgevoerd zoals hij was bedoeld en dat er een geëigende techniek is toegepast voor dit soort operatie. Ten aanzien van het klachtonderdeel dat dokter [naam] de operatie heeft onderschat en klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over mogelijke risico’s en gevolgen van de operatie is de commissie van oordeel dat dit niet aannemelijk is geworden. De commissie stelt vast dat dokter [naam] tijdens het eerste gesprek met klaagster om bedenktijd heeft gevraagd om te beslissen of ze de operatie bij klaagster wilde uitvoeren, onder andere omdat het de eerste keer zou zijn dat ze deze specifieke operatie zou verrichten. De commissie stelt voorts vast dat klaagster in de tussentijd nog een second opinion heeft ontvangen van dokter [naam] en dat er daarna nog diverse (telefonische) gesprekken, waarin klaagster is gewezen op bijvoorbeeld het risico van het niet ‘aanslaan’ van de getransplanteerde huid, door dokter [naam] met klaagster zijn gevoerd. De commissie stelt dan ook vast dat dokter [naam] op zorgvuldige wijze tot het besluit om, indien klaagster dat nog steeds wenste, te opereren is gekomen en is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat klaagster uitvoerig is geïnformeerd over de risico’s en mogelijke gevolgen van de operatie. De commissie wijst daarbij ook op het tijdsverloop van meer dan een jaar tussen het eerste consult op 25 februari 2015 en de daadwerkelijke operatie op 15 maart 2016. In dat jaar is er door zowel klaagster als dokter [naam] uitgebreid nagedacht over de voor- en nadelen van de operatie op basis van door klaagster en dokter [naam] verkregen en over en weer verstrekte informatie en second opinion. Onder andere daaruit valt volgens de commissie af te leiden dat er zorgvuldig is gehandeld. De commissie is er van overtuigd dat klaagster te kampen heeft met pijn en andere klachten maar acht niet aannemelijk geworden dat de pijn- en andere klachten waarover dokter [naam] klaagster niet zou hebben geïnformeerd, vóór de operatie nog niet bestonden. De reden van het wederom consulteren van huisarts en specialist was immers het bestaan van diverse klachten.

In de stelling van klaagster dat herstel in oude toestand na de operatie niet mogelijk is gebleken, kan de commissie klaagster niet volgen, nu dit wel blijkt te kunnen. De commissie is van oordeel dat ook de gestelde verbanden tussen de operatie door dokter [naam] en arbeidsongeschiktheid en tussen de operatie en de psychische klachten niet aannemelijk zijn geworden, nu uit de stukken valt op te maken dat van zowel de arbeidsongeschiktheid als de psychische klachten reeds (ruim) voor de operatie sprake was. Uit de conclusie van de commissie dat klaagster de operatie door dokter [naam] heeft laten verrichten na uitvoerig te zijn geïnformeerd over risico’s en mogelijke gevolgen ervan, vloeit volgens de commissie automatisch voort dat er sprake is geweest van een Informed Consent. Dat de schriftelijke vastlegging van de besproken risico’s en gevolgen enigszins te wensen overliet, doet daar naar het oordeel van de commissie niet aan af.

De commissie is op grond van vorenstaande van oordeel dat de zorgaanbieder niet is tekort geschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst en verklaart de klacht (wat betreft alle klachtonderdelen) ongegrond.

Vordering tot schadevergoeding
Klaagster verzoekt de commissie de zorgaanbieder te veroordelen tot vergoeding van (im)materiële schade. Voor een aanspraak op schadevergoeding is ten minste vereist dat de schuldenaar – in dit geval de zorgaanbieder – in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Nu uit het voorgaande blijkt dat er geen sprake is van tekortschieten, zal ook de vordering tot vergoeding van schade worden afgewezen.

Op grond van het voorgaande komt de commissie tot de conclusie dat de klacht niet gegrond is, de vordering moet worden afgewezen en dat als volgt dient te worden beslist.

Beslissing
De commissie:

  • verklaart de klacht van klaagster ongegrond en wijst de vordering af.

Aldus beslist op 31 oktober 2019 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen bestaande uit de heer mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, de heer dr. J.F.A. van der Werff en mevrouw mr. I. van den Hoven-van Vogelpoel, leden, waarbij mevrouw mr. C. Koppelman als plaatsvervangend secretaris fungeerde.