Commissie: Elektro
Categorie: (non)conformiteit / Reparatie
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
281735/419772
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Deze uitspraak betreft een geschil over een koopovereenkomst van een wasmachine tussen consument en ondernemer. Na zes jaar zijn het deurslot en de waterslotslang van de wasmachine kapot gegaan. Dit heeft de consument laten herstellen. De consument vindt dat hij niet voor de kosten op hoeft te draaien, nu je van een dergelijk duur apparaat mag verwachten dat deze langer mee gaat. De ondernemer wil slechts een deel van het reparatiebedrag vergoeden. Na overleg met de fabrikant blijft de ondernemer bij de conclusie dat hij slechts een deel van de kosten vergoedt, bepaald door de te verwachten levensduur van de onderdelen.
Wat is de beslissing?
Uit rechtspraak van het consumentenrecht blijkt dat de consument nooit extra kosten zou mogen maken als het product, voor het verstrijken van de economische levensduur, niet meer aan redelijkerwijs te stellen eisen voldoet. In deze zaak wijst de commissie dan ook op een tabel van de branchevereniging. Volgens deze tabel heeft een wasmachine in deze prijsklasse een economische levensduur van acht jaar heeft. Er heeft zich binnen deze levensduur een gebrek kenbaar gemaakt. Hiermee staat vast dat het product niet beantwoordt aan de overeenkomst. De commissie acht de klacht dan ook gegrond, en de ondernemer dient de gehele reparatiekosten te vergoeden.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Elektro (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2024 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De ondernemer heeft ter zitting via een videoverbinding zijn standpunt toegelicht.
De consument heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting zijn standpunt toe te lichten.
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 22 december 2017 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een wasmachine Schulthess Spirit 540 tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 1.899,–.
De levering vond plaats op of omstreeks 22 december 2017.
Het geschil betreft de vraag of de consument mocht verwachten dat al na zes jaar reparaties noodzakelijk zouden zijn.
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Al zes jaar na levering zijn het deurslot en de waterslotslang kapot gegaan. De consument heeft dit laten herstellen, waarvoor een rekening van € 512,– gestuurd is.
De consument is het er niet mee eens, dat hij voor de kosten moeten opdraaien, vooral niet omdat het een hele dure machine betreft. Daarvan mag je verwachten dat die langer meegaat.
De ondernemer wil van het bedrag van de reparatie slechts € 117,33 vergoeden.
De consument verlangt terugbetaling van de volledige herstelkosten ad € 512,–.
Standpunt van de ondernemer
Ter zitting heeft de ondernemer – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het apparaat functioneert weer. De reparatiekosten zijn betaald. De consument heeft het voorstel van de ondernemer niet geaccepteerd, daarom is dat bedrag niet uitbetaald. De consument wil alle kosten terugkrijgen.
De ondernemer geeft aan dat de consument mocht verwachten dat de onderdelen bij normaal gebruik levenslang mee zouden moeten kunnen gaan.
De ondernemer heeft met de importeur/fabrikant overleg gehad over de toepasselijkheid van de consumentenregels. Volgens de importeur/fabrikant is de ondernemer niet gehouden om méér aan te bieden dan een gedeelte van de reparatiekosten, waarvan de hoogte wordt bepaald door de redelijkerwijze te verwachten gebruiksduur.
De ondernemer kan zich daar slechts aan aanpassen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Uitgangspunt van de Europese consumentenrichtlijn uit 1999 is dat bij non-conformiteit door een ondernemer aan een consument geen kosten in rekening gebracht mogen worden voor het alsnog nakomen. (Zie hierover bijvoorbeeld Prof. Dr. M.B.M. Loos, Monografieen BW B65b, Consumentenkoop vierde druk 2019, pg 85 en 86). Dit uitgangspunt is door het Hof van Justitie EU bevestigd in het zogeheten Quelle-arrest van 17 april 2008, waarin het hof overweegt (overwegingen 33 en 34):
Zowel uit de tekst als uit de relevante voorstukken van de richtlijn blijkt dus dat voor de gemeenschapswetgever de kosteloosheid van het in overeenstemming brengen van het goed door de verkoper een wezenlijk element van de door deze richtlijn aan de consument verleende bescherming is.
Deze op de verkoper rustende verplichting om het goed kosteloos in overeenstemming te brengen, hetzij in de vorm van herstel hetzij in de vorm van vervanging van het niet-conforme goed, beoogt de consument te beschermen tegen het risico van financiële lasten, dat, zoals de advocaat-generaal in punt 49 van haar conclusie heeft opgemerkt, hem zonder die bescherming ervan zou kunnen weerhouden zijn rechten geldend te maken. Op grond van deze door de gemeenschapswetgever gewilde kosteloosheid moet worden uitgesloten dat de verkoper financiële aanspraken geldend maakt in het kader van de nakoming van zijn verplichting om het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft, in overeenstemming te brengen.
En verder (overweging 41):
Ingeval de verkoper een niet-conform goed levert, voert hij de verbintenis die hij bij de verkoopovereenkomst is aangegaan, niet correct uit en moet hij dus opkomen voor de gevolgen van de slechte uitvoering van die verbintenis. Dat de consument, die de verkoopprijs heeft betaald en zijn contractuele verbintenis dus correct heeft uitgevoerd, een nieuw goed ontvangt ter vervanging van het niet-conforme goed, levert geen ongerechtvaardigde verrijking op. Hij ontvangt slechts met vertraging een goed dat in overeenstemming is met de bepalingen van de overeenkomst, een goed dat hij van meet af aan had moeten ontvangen.
Samengevat, als een consument een product geleverd heeft gekregen dat niet voldoet aan de er aan te stellen eisen zou het in strijd zijn met de geldende bepalingen van het consumentenrecht als de consument vóór het verstrijken van de verwachte economische levensduur extra kosten zou moeten maken om (de gevolgen van) een productiefout te laten herstellen.
Dit geldt niet pas vanaf de laatste herziening van het consumentenrecht, maar al sinds de vaststelling van de richtlijn consumentenbescherming in 1999, zoals blijkt uit het hiervoor aangehaalde arrest van het Hof van Justitie EU.
De consument heeft voor de door de ondernemer geleverde wasmachine € 1.899,– betaald. Volgens de door de branchevereniging gehanteerde tabellen mag een consument bij een apparaat van die prijs verwachten dat het tenminste acht jaar (96 maanden) zonder verdere kosten gebruikt kan worden. De wasmachine is echter na zes jaar gebreken gaan vertonen.
Daarom heeft zich binnen de door de consument te verwachten levensduur een gebrek gemanifesteerd, waardoor de consument het apparaat niet meer normaal kon gebruiken. Daarmee staat vast dat het apparaat niet beantwoordt aan de overeenkomst, het apparaat bezit niet de eigenschappen die de consument op grond van de overeenkomst mocht verwachten, die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan zij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen.
Daarom heeft de consument recht op kosteloos herstel of kosteloze vervanging van het geleverde apparaat. De ondernemer heeft onterecht kosten voor herstel in rekening gebracht.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
De ondernemer dient de in rekening gebrachte kosten ad € 512,– aan de consument terug te betalen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument de betaalde kosten ad € 512,– terug. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 87,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Elektro, bestaande uit
mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, P.A. Frank en drs. W. Nienhuis, leden,
op 21 oktober 2024.