Reuk- en smaakverlies cliënt niet het gevolg van door kno-arts uitgevoerde ingreep

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Zorgvuldigheid    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 23292/28061

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt is door de kno-arts behandeld voor allergieklachten. Volgens de cliënt is er een verkeerde diagnose gesteld en is de ingreep niet goed uitgevoerd. Tijdens de behandeling had hij, ondanks de verdoving, erg veel pijn. Ook is zijn reuk- en smaakvermogen aangetast. De cliënt wil een schadevergoeding van de ondernemer. De zorgaanbieder stelt dat het reukverlies van de cliënt niet het gevolg kan zijn van de ingreep, aangezien het reukorgaan op een heel andere plaats zit dan de onderste neusschelp waar de ingreep heeft plaatsgevonden. De zorgaanbieder heeft er alles aan gedaan om de oorzaak van het reukverlies te achterhalen door beeldvorming, reuktesten en consultatie van een neuroloog. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder zich tot het uiterste voor de cliënt heeft ingespannen om de oorzaak van de door de cliënt ervaren klachten en ongemakken te achterhalen en weg te nemen. Van onzorgvuldig handelen is dan ook geen sprake. Het reuk- en smaakverlies kan niet in oorzakelijk verband staan tot de uitgevoerde ingreep. De reuk- en smaakzenuwen bevinden zich namelijk niet in het behandelde gebied. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Naam cliënt], wonende te [woonplaats]

en

Stichting Zuyderland Medisch Centrum, gevestigd te Sittard (hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De commissie verwijst voor het verloop van de procedure naar haar ontvankelijkverklaring van 7 juli 2020, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Bij deze beslissing heeft de commissie de cliënt ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Voorts heeft de commissie de zorgaanbieder in de gelegenheid gesteld om vóór 5 september 2020 een inhoudelijke reactie te geven op de klacht van de cliënt.

Bij brief van 31 augustus 2020 heeft de zorgaanbieder inhoudelijk gereageerd.

Bij brief van 4 september 2020 heeft het bureau van de commissie aan beide partijen bericht dat de commissie de behandeling van het geschil zal afdoen zonder mondelinge behandeling. De commissie heeft daartoe ook de bevoegdheid conform haar reglement. Alhoewel daartoe wel in de gelegenheid gesteld, heeft geen van partijen aangegeven prijs te stellen op een mondelinge behandeling. Om die reden zijn partijen bij brief van 18 november 2020 geïnformeerd over de datum wanneer de commissie zal beslissen over het geschil.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 3 december 2020.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft de wijze waarop de cliënt door artsen van de zorgaanbieder is behandeld voor een neusaandoening. Er is een verkeerde diagnose gesteld en het reukvermogen en de smaak van de cliënt zijn door de ingreep aangetast, zo stelt de cliënt.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

De cliënt heeft in juni 2018 vanwege allergieklachten en moeite om door de neus te ademen een afspraak bij de zorgaanbieder gemaakt bij kno-arts [naam]. Hij verwees de cliënt naar collega kno-arts [naam] (hierna te noemen: de kno-arts) voor een ingreep; een thermobehandeling. Op 19 juni 2018 is die ingreep uitgevoerd. Na de verdoving in de neus en het inbrengen van watten liet de ingreep lang op zich wachten. De behandeling links was zeer pijnlijk. De cliënt schreeuwde het uit, ondanks de extra verdoving. De cliënt vermoedt omdat de verdoving inmiddels was uitgewerkt. Bij het linker neusgat ging de ingreep mis. De cliënt bleek zijn reukvermogen en zijn smaak te hebben verloren en ging terug naar de kno-arts. Volgens de kno-arts kon de oorzaak niet gelegen zijn in de ingreep maar na aandringen werd de cliënt doorverwezen naar een neuroloog en werd een CT-scan en MRI gemaakt. Die onderzoeken hebben niets opgeleverd. De zorgaanbieder heeft de cliënt voorgesteld een second opinion te vragen bij een kno-arts in Amsterdam. De cliënt heeft zelf via de huisarts een second opinion gevraagd bij professor [naam] te Maastricht. Deze arts zag meteen wat er met de cliënt aan de hand was: de cliënt bleek een poliep te hebben in het rechter neusgat die helaas niet te verwijderen was zonder beïnvloeding van het reuk- en smaakvermogen. Daarbij constateerde de arts dat de ingreep in het linker neusgat niet goed was uitgevoerd. Aan de cliënt werden tabletten en neusspray meegegeven. Binnen drie dagen na gebruik hiervan begon de cliënt zich beter te voelen. Bij de nacontrole bleek de poliep verdwenen maar werd geconstateerd dat de middelste neusschelpen waren aangetast en de klachten van de cliënt chronisch waren. De cliënt stelt dat hij door de ingreep nog kwetsbaarder is voor allergieën en bacteriën en daar meer last van heeft. Zijn dagelijks leven wordt hierdoor sterk beïnvloed.

De cliënt verwijt de zorgaanbieder een verkeerde diagnose te hebben gesteld en de thermische behandeling verkeerd te hebben uitgevoerd waardoor het reuk- en smaakvermogen van de cliënt is aangetast. De cliënt verlangt een schadevergoeding van € 5.000,– vanwege het eigen risico dat hij verschuldigd is, autokosten en parkeergeld, een vergoeding voor vier niet gewerkte dagen en smartengeld.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

Vanwege neuspassageklachten van de cliënt heeft de kno-arts op 19 juni 2018 een thermotherapie van de onderste neusschelpen bij de cliënt uitgevoerd. De indicatie hiervoor was door collega kno-arts [naam] juist gesteld; door het ontzwellen van de neus met xylometazoline watjes was de neus meer open.
Met behulp van watjes gedrenkt in cocaïne 9 % oplossing werd de gehele neus verdoofd. Normaliter worden de watjes na circa 30 minuten verwijderd en wordt de neusschelp ingespoten met lidocaïne. Dit zorgt voor een nog betere verdoving van de neusschelp en maakt het ook gemakkelijker om de naald in de juiste positie te krijgen in de onderste neusschelp. Via de naald wordt op vier plaatsen warmte afgeven in de neusschelp.

Bij de cliënt is het neustussenschot wat naar links gedevieerd (wat scheef) waardoor het inbrengen van de watjes aan de linkerzijde wat gevoeliger was aangezien de neus aan die zijde wat nauwer is.
Door een spoedingreep bij een andere patiënt heeft de cliënt iets langer met de watjes in de neus moeten wachten, dit maakt echter geen verschil voor de verdoving; zolang de watjes in de neus zitten werkt de verdoving door. Het uitvoeren van de thermische behandeling aan de rechterzijde verliep voorspoedig maar aan de linkerzijde kon door de vernauwing en aldus ervaren pijnklachten maar op twee plaatsen warmte af worden gegeven (op vier plaatsen aan de rechterzijde).
Na de ingreep heeft de kno-arts aan collega [naam] de suggestie gedaan om, mocht het linkerneusgat onvoldoende open zijn, een neustussenschotcorrectie voor te stellen.
Tijdens het spreekuur bij de heer [naam collega kno-arts] op 6 augustus 2018 ervoer de cliënt de neus rechts open maar links niet. Op 17 oktober 2018 meldde de cliënt zich weer bij de kno-arts waarbij hij aangaf reukverlies te hebben wat hij relateerde aan de thermisch ingreep. De cliënt gaf aan dat zijn neus wel open was maar hij niets meer rook. Dit was essentieel aangezien de cliënt een beroep uitoefent waarbij hij gas moet kunnen ruiken.

De kno-arts heeft de cliënt uitgelegd dit zeer spijtig te vinden maar voorts uitgelegd dat het reukverlies niet een gevolg kon zijn van de thermotherapie aangezien het reukorgaan op een heel andere plaats zit dan de onderste neusschelp waar de ingreep heeft plaatsgevonden. De kno-arts heeft de cliënt uitleg gegeven over hoe reukverlies kan ontstaan. Omdat hij de klachten van de cliënt zeer serieus nam heeft de kno-arts een CT- bijholte laten verrichten en een neurologisch consult met een MRI-brein afgesproken. De CT-scan of MRI lieten geen afwijkingen zien. Een voorgestelde reuktest wilde de cliënt niet ondergaan.
Aangezien het reukverlies persisteerde heeft de kno-arts de cliënt voorgesteld om professor [naam] van het AMC/VU te consulteren voor een second opinion.

Middels de klachtbrief van de cliënt heeft de kno-arts vernomen dat de cliënt zich voor een second opinion heeft gewend tot professor [naam] van het MUMC. Daarbij zou een poliep in de neus geconstateerd zijn en zou vermeld zijn dat de behandeling van het linkerneusgat niet goed zou zijn uitgevoerd.
Dit verbaast de kno-arts ten zeerste; de CT-scan en nader onderzoek hebben geen afwijkingen laten zien.
Het is voor de kno-arts niet duidelijk of de cliënt nog steeds reukverlies ervaart.

De zorgaanbieder vindt het spijtig dat de cliënt zich na alle consulten niet begrepen voelt en zich niet juist behandeld voelt. De zorgaanbieder heeft er alles aan gedaan om de oorzaak van het reukverlies te achterhalen middels beeldvorming, reuktesten en consultatie van een neuroloog. Mocht de cliënt de behoefte hebben aan een nader gesprek dan is de zorgaanbieder hiertoe bereid.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen de cliënt en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener – in dit geval de kno-arts – de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Daarbij moet de hulpverlener handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie dient te onderzoeken of de kno-arts bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden al dan niet de hiervoor omschreven zorgplicht heeft nageleefd.

De commissie overweegt dat bij de door de cliënt ervaren neuspassageklachten de door de kno-arts voorgestelde behandeling van thermotherapie de eerste keus is. De kno-arts heeft de juiste diagnose gesteld nu door het ontzwellen van de neus met xylometazoline watjes de neus meer open bleek. Eerst dient dan getracht te worden het neusslijmvlies middels thermotherapie wat weg te branden.
Vrijwel iedere patiënt heeft een enigszins scheef neustussenschot, zo ook de cliënt zo blijkt uit de overgelegde stukken. Geeft de thermische behandeling onvoldoende resultaat dan kan nadien een operatie aan het scheve neustussenschot overwogen worden.
De kno-arts heeft bij de thermische behandeling volgens medische richtlijnen en protocollen gehandeld. Vanwege het scheve neustussenschot is de behandeling van het rechter neusgat goed gelukt maar door de te nauwe linker neusdoorgang, en de als gevolg hiervan beperkte ruimte om de warmtenaald in te brengen, is de behandeling hier onvoldoende geslaagd. Dit kan de kno-arts niet verweten worden.

De veronderstelling van de cliënt dat de verdoving in de neus was uitgewerkt door de wachttijd tot de ingreep is onjuist. De cliënt heeft gesteld dat tot de ingreep, die door een spoedgeval weliswaar wat langer op zich liet wachten, de in cocaïne 9 % oplossing gedrenkte watjes in zijn neus waren geplaatst. Hiermee blijft de neus verdoofd. Van onzorgvuldig handelen van de kno-arts is dan ook geen sprake.

Het door de cliënt na de ingreep ervaren reuk- en smaakverlies kan niet in oorzakelijk verband staan tot de door de kno-arts uitgevoerde ingreep. De reuk- en smaakzenuwen bevinden zich immers niet in het door de kno-arts behandelde gebied in de neusschelp maar in het reukorgaan.
De commissie acht het van grote zorgvuldigheid van de kno-arts om de cliënt desondanks aan een CT-scan en MRI-onderzoek te onderwerpen om een mogelijke oorzaak te achterhalen.
Voorts is de commissie van oordeel dat de kno-arts zorgvuldig heeft gehandeld door de cliënt in overweging te geven een second opinion te vragen. Dat de cliënt ervoor heeft gekozen hiervoor niet naar de door de kno-arts voorgestelde arts in het AMC/VU te gaan maar zich via de huisarts tot het MUMC te wenden staat hem uiteraard vrij.
De cliënt heeft gesteld dat professor [naam] van het MUMC heeft geconstateerd dat de kno-arts een onjuiste diagnose heeft gesteld, de ingreep aan het linker neusgat niet goed heeft uitgevoerd en zich in het rechter neusgat een poliep bevond. Een verslag of rapport van de bevindingen van het door professor [naam] uitgevoerde onderzoek is echter niet aan de zorgaanbieder of aan de commissie gezonden zodat de commissie die bevindingen niet kan toetsen.

Al met al is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder zich tot het uiterste voor de cliënt heeft ingespannen om de oorzaak van de door de cliënt ervaren klachten en ongemakken te achterhalen en weg te nemen. De commissie acht de verwijten van de cliënt jegens de zorgaanbieder dan ook ongegrond.

De cliënt heeft een schadevergoeding gevorderd. Voor toekenning van een schadevergoeding is in de eerste plaats vereist dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming (wanprestatie). Hiervoor heeft de commissie geoordeeld dat de klacht van de cliënt ongegrond is. Immers niet gebleken is dat de kno-arts in strijd heeft gehandeld met de op hem rustende zorgplicht. Dit houdt in dat de kno-arts dan wel de zorgaanbieder tegenover de cliënt niet toerekenbaar is tekort geschoten. Nu niet voldaan is aan één van de vereisten voor toekenning van schadevergoeding, zal de commissie de vordering van de cliënt afwijzen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht van de cliënt ongegrond;

– wijst het verzoek van de cliënt tot toekenning van schadevergoeding af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. F.J.M. Disch en de heer J. Donga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 3 december 2020.