Commissie: Defensie Geneeskundige Zorg
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
117258
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Cliënt wendde zich voor revalidatie tot het Militair Revalidatie Centrum (MRC), na een operatie waarbij een schouderprothese is geplaatst. De multidisciplinaire behandeling van het MRC was gericht op arbeidstherapie en hydrotherapie en niet op krachttraining en mobiliteit. Dat sloot niet aan op de opstelling en verwachtingen van de cliënt. Als de cliënt de doelen uit het behandelplan niet haalt omdat de zorg niet toereikend is mag de zorgaanbieder de behandeling beëindigen.In het geschil tussen
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats], en Militair Geneeskundige Dienst, gevestigd te Den Haag, (verder te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Defensie Geneeskundige Zorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. Beide partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht.
Het geschil is ter zitting behandeld op 19 juli 2018 te Utrecht. Cliënt werd ter zitting bijgestaan door zijn gemachtigde, [naam] en zijn partner, [naam].
De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam hoofd Militair Revalidatie Centrum] (verder te noemen: MRC), [naam revalidatiearts MRC] en [naam commandant MRC].
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de behandeling.
Standpunt van de cliënt
Het standpunt van de cliënt, zoals vermeld in het vragenformulier dat de commissie op 25 april 2018 heeft ontvangen, luidt in hoofdzaak als volgt.
Cliënt heeft een drietal klachten, t.w. ten aanzien van:
1. de kwaliteit van de behandeling;
2. onverantwoord ontslag;
3. communicatie.
Cliënt heeft zich, na een operatie waarbij een schouderprothese is geplaatst, voor revalidatie tot het MRC gewend. Cliënt heeft, als oud-marinier, goede ervaringen gehad met de behandelwijze aldaar.
Hij had voor wat betreft de revalidatiebehandeling voor zijn schouder hoge verwachtingen, die niet bewaarheid zijn geworden.
Cliënt stelt dat hij niet de revalidatiebehandeling heeft gekregen die hij in redelijkheid had mogen verwachten. Cliënt is van oordeel dat de behandeling in het MRC onvoldoende is geweest. Hij mocht geen gebruikmaken van de (zwem)faciliteiten omdat zwemmen volgens de behandelaar te zwaar belastend zou zijn, terwijl juist de chirurg hem had meegedeeld dat zwemmen erg goed voor hem was. Cliënt moest in plaats daarvan oefeningen doen in een hydrobad, een vogelhuisje maken en koffiezetten. Al met al heeft cliënt zich niet gehoord gevoeld en verliep de revalidatie tergend langzaam.
Drie maanden na de start van de behandeling kreeg cliënt op 11 juni 2017 volstrekt onverwacht te horen dat hij was uitbehandeld. Dit verbaasde hem ten zeerste omdat hij feitelijk nog geen drie maanden revalidatietherapie had ontvangen. In deze periode is de therapie een aantal keren gestopt in verband met de gevolgen van een ernstige hondenbeet, verplichte vrije dagen en een korte vakantie van cliënt. In feite had de revalidatiebehandeling slechts zeven weken geduurd en was cliënt in het geheel niet uitbehandeld. Cliënt is van oordeel dat de zorgaanbieder in redelijkheid niet al na 8 weken kon vaststellen dat de behandeling niet zou werken.
Cliënt had op dat moment een mobiliteit van slechts 20%. Als hij de juiste behandeling had gekregen zou de mobiliteit van zijn schouder op dat moment veel groter zijn geweest. Cliënt, sportman in hart en nieren, stelt dat hij zich tijdens de gehele behandeling voor 100% heeft ingezet, altijd op tijd is geweest op de afspraken en nimmer problemen heeft gehad met de zorgverleners. Hij acht het verwijt van de zorgaanbieder, dat hij altijd zijn eigen koers bleef varen, volstrekt onterecht.
De cliënt heeft een klachtenprocedure aanhangig gemaakt bij de Klachtencommissie. Daarin is zijn klacht voor wat betreft de communicatie gegrond verklaard. Ter zitting heeft cliënt aangegeven dat hij dit onderdeel van zijn klacht laat vallen.
Cliënt is het niet eens met het eindoordeel van de Klachtencommissie dat het niet aan de zorgaanbieder is te wijten dat het behandeltraject niet aan de verwachtingen van cliënt heeft voldaan. Cliënt stelt dat de zorgaanbieder tekort geschoten is in zijn zorgplicht jegens hem. Communicatie met de behandelaars verliep erg stroef, ook omdat er geen vast aanspreekpunt was. Het medisch dossier bevatte niet de adviezen en instructies van cliënt en evenmin was in het medisch dossier vastgelegd met welke gewijzigde doelen de behandeling werd voortgezet. De behandeling bleef gericht op arbeidstherapie met één arm, terwijl cliënt juist door middel van zwemmen zijn mobiliteit wilde vergroten en aan cardio wilde werken om weer te kunnen sporten. De zorgaanbieder heeft geen interesse in cliënt getoond, heeft hem behandeld als een oud mens en heeft zijn wensen zonder nadere motivering terzijde geschoven. Er is nimmer een voortgangsgesprek geweest over de behandeling en zelfs zijn klachten zijn nimmer inhoudelijk behandeld.
Cliënt heeft na zijn ontslag maanden van stress met slaapstoornissen ondervonden. Door het feit dat hij niet van meet af aan de juiste revalidatietherapie heeft gekregen, was zijn mobiliteit bij ontslag een fractie van wat het had kunnen zijn. Hierdoor is cliënt inkomsten misgelopen. Daarnaast heeft hij veel kosten moeten maken, waaronder de kosten van zijn raadsman. Cliënt vordert een redelijke compensatie en ter vergoeding van de gemaakte kosten en voor de geleden en immateriële schade, een bedrag van € 25.000,–.
Standpunt van de zorgaanbieder
De zorgaanbieder heeft bij brief van 28 juni 2018 verweer gevoerd tegen de klacht van cliënt.
De commissie verwijst mede kortheidshalve naar de inhoud van deze brief.
De zorgaanbieder betreurt dat hij niet aan de verwachtingen van cliënt heeft kunnen voldoen.
De zorgaanbieder heeft bij de intake van de cliënt vastgesteld dat cliënt een multidisciplinaire revalidatiebehandeling wenste, enerzijds gericht op verbetering van de mobiliteit van de schouder en anderzijds gericht op terugkeer in het arbeidsproces. Met deze doelen is een behandelplan van
12 weken opgesteld. Tussentijds is in een multidisciplinair evaluatieoverleg op 13 juni 2017 geconstateerd dat het herstelproces stagneerde omdat cliënt moeilijk te corrigeren was in het doseren van schouder belastende activiteiten. Hij had sterk de neiging om zijn eigen lijn te bepalen en daarmee over zijn eigen grenzen heen te gaan. Het uiteindelijke doel van de behandeling dat cliënt voor ogen had lag op het monodisciplinaire vlak, te weten krachttraining en mobiliteit. Dit doel strookte niet het de multidisciplinaire doelen die de zorgaanbieder in het behandelplan had opgenomen, te weten arbeidstherapie en hydrotherapie. Op 11 juli 2017 is aan cliënt de beslissing meegedeeld dat de behandeling in de kliniek zou worden beëindigd omdat, wegens het stagnerend herstelproces, een multidisciplinaire behandeling niet langer zinvol was. Daarbij is uitdrukkelijk wel aangegeven dat eerstelijns-behandeling wel noodzakelijk was en is cliënt naar een fysiotherapeut doorverwezen. Het MRC is niet een eerstelijns-fysiotherapie centrum.
Naar aanleiding van de klacht van cliënt en het oordeel van de Klachtencommissie heeft de zorgaanbieder de zorgcommunicatie aangescherpt. Artsen zijn thans verplicht om gespreksverslagen met revalidanten in het elektronisch medisch dossier op te nemen en via interne audits zal worden gecontroleerd of deze verplichting wordt nageleefd. Dit alles om onvolledige informatie tot een minimum te beperken.
De zorgaanbieder verzoekt de commissie de klacht niet gegrond te verklaren en de vordering af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt op grond van het over en weer gestelde en de door partijen overgelegde stukken het volgende.
Cliënt heeft ter zitting aangegeven dat de communicatie tussen zorgaanbieder en cliënt geen onderdeel meer uitmaakt van de klacht gezien de verbetering die de zorgaanbieder naar aanleiding van de aanbeveling van de Klachtencommissie dienaangaande heeft toegepast.
Cliënt houdt de zorgaanbieder aansprakelijk voor de materiële en immateriële schade die hij heeft geleden als gevolg van de behandeling in het revalidatiecentrum en de voortijdige beëindiging van de behandeling.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de behandelingsovereenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Cliënt heeft zich tot het MRC gewend in verband met een revalidatie na het plaatsen van een schouderprothese.
De commissie stelt vast dat het resultaat van de behandeling niet heeft voldaan aan de verwachtingen van cliënt. Naar het oordeel van de commissie is dit voor een zeer groot deel te wijten geweest aan de voorlichting tijdens de intake van de zorgaanbieder over de behandelingsdoelstelling. Van meet af aan had aan de cliënt duidelijk moeten worden gemaakt dat het MRC uitsluitend tweedelijns multidisciplinaire zorg verleent en cliënt voor een monodisciplinaire behandeling – uitsluitend gericht op fysiotherapie – niet bij het MRC terecht zou kunnen. De commissie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het MRC wellicht haar doelen heeft opgerekt om cliënt – een oud marinier – toch behulpzaam te kunnen zijn. Ook in de periode dat cliënt is behandeld hadden de zorgverleners in de gesprekken met cliënt meer uitleg moeten geven over de tweeledigheid van de behandeling. De cliënt had dan zijn verwachtingen kunnen bijstellen en/of zelf hebben kunnen kiezen voor een eerstelijns revalidatiebehandeling elders.
Hetgeen hiervoor is overwogen heeft betrekking op de communicatie tussen zorgaanbieder en cliënt en zal verder onbesproken blijven nu de communicatie geen onderdeel meer uitmaakt van de klacht van cliënt.
Het uiteindelijke doel van de behandeling dat cliënt voor ogen had lag op het monodisciplinaire vlak, te weten krachttraining en mobiliteit. Zoals cliënt ter zitting heeft aangegeven, heeft hij zich tot het MRC gewend vanwege de fantastische faciliteiten, met name het zwembad. Dit doel strookte maar ten dele met de multidisciplinaire doelen die de zorgaanbieder in het behandelplan met betrekking tot de revalidatie van cliënt had opgenomen, te weten arbeidstherapie en hydrotherapie. Het gevolg is geweest dat het herstelproces is gestagneerd. Cliënt probeerde zoveel mogelijk zijn grenzen op te zoeken met betrekking tot de belasting van zijn schouder om maar zo snel mogelijk de mobiliteit te vergroten en zag geen heil in arbeidstherapie, vogelhuisje maken en koffiezetten, terwijl de zorgaanbieder een geheel ander revalidatieproces voor ogen had, namelijk gericht op terugkeer in het arbeidsproces en mobiliteitsbevordering.
De commissie heeft op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet kunnen vaststellen dat er van de zijde van de zorgaanbieder sprake is geweest van een toerekenbare tekortkoming in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. Het herstel van de mobiliteit van de schouder is een zeer lang proces, waarbij overbelasting al snel kan leiden tot een negatief herstel en complicaties. Dat de zorgaanbieder heeft gekozen voor een therapie in een hydrobad in plaats van een zwembad, was op dat moment de aangewezen behandeling. De commissie begrijpt dat het voor cliënt, een oud marinier die gewend is voor wat betreft zijn fysiek tot uitersten te gaan, heel erg moeilijk is om deze vorm van therapie te accepteren. Het advies van de orthopedisch chirurg om te gaan zwemmen mocht de revalidatiearts naast zich neerleggen, gezien zijn eigen deskundigheid en verantwoordelijkheid met betrekking tot de behandeling van cliënt.
De commissie oordeelt de klacht in zoverre niet gegrond.
De tweede klacht van cliënt ziet op het vroegtijdig beëindigen van de behandeling. Met cliënt was afgesproken dat hij voor een periode van 12 weken een revalidatietraject zou volgen in het MRC. Cliënt stelt dat de feitelijke behandeling niet langer is geweest dan 8 weken.
Naar het oordeel van de commissie mag de zorgaanbieder de behandeling tussentijds stopzetten indien de multidisciplinaire zorg niet toereikend is om de behandelingsdoelstelling binnen een bepaald tijdsbestek te halen en voortgezette tweedelijns behandeling niet langer zinvol is.
De commissie heeft vastgesteld dat de doelen die het multidisciplinair behandelteam had gesteld niet zouden worden gehaald binnen afzienbare tijd en dat voor cliënt een eerstelijns behandeling, fysiotherapie, meer in de rede lag gezien zijn opstelling en verwachtingen.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder op goede gronden de tweedelijns-behandeling heeft beëindigd en cliënt naar een eerstelijns-behandelaar heeft doorverwezen. De commissie acht ook deze klacht niet gegrond.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klachten van de cliënt ongegrond zullen worden verklaard en de vordering tot schadevergoeding zal worden afgewezen.
Op grond van het voorgaande dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klachten van cliënt ongegrond en wijst zijn vordering tot schadevergoeding af.
Aldus beslist op 19 juli 2018 door de Geschillencommissie Defensie Geneeskundige Zorg.