Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: Inspanningsverplichting
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
108185
De uitspraak:
In het geschil tussen
Cliënt en Academisch Ziekenhuis Maastricht, gevestigd te Maastricht (verder te noemen: het ziekenhuis).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 28 augustus 2017 te Den Haag.
Het geschil is behandeld buiten aanwezigheid van partijen omdat partijen te kennen hebben gegeven geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling.
Onderwerp van het geschil
De cliënt beklaagt zich erover dat de twee staaroperaties op 19 augustus 2015 en 2 september 2015 niet naar behoren zijn uitgevoerd.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
Op 19 augustus 2015 en 2 september 2015 heeft de cliënt bij het ziekenhuis twee staaroperaties ondergaan. Zijn huisarts, [naam], heeft vooraf tegen hem gezegd dat die operaties niets voorstelden. Sinds de operaties heeft hij zonder bril echter nog maar zicht tot 20 cm. Volgens het ziekenhuis zou dit nog wel bijtrekken, maar dat is niet gebeurd. Voorheen had hij in de verte beter zicht en kon hij zonder bril autorijden. Hij moet nu meerdere keren per dag van bril wisselen. Ook heeft hij sinds de operaties last van hoofdpijn. Blijkens een oogonderzoek door een oogkliniek op 8 juli 2016 is het rechteroog van de cliënt scherp op 60 cm (bril -1.5) en het linkeroog op 40 cm (bril -2.25).
De cliënt heeft in een zeer grote hoeveelheid brieven en e-mails aan vele personen en instanties zijn onvrede over beide operaties kenbaar gemaakt.
De klacht van de cliënt bestaat uit de volgende onderdelen:
1) De cliënt is niet tevreden over de door het ziekenhuis uitgevoerde operaties en stelt dat als hij dit resultaat vooraf had geweten, de operaties niet had laten uitvoeren;
2) De cliënt vindt dat het ziekenhuis hem niet op de juiste wijze heeft bejegend;
3) De cliënt klaagt over de vermeende uitspraak van [arts] dat het “nooit meer goed zou komen met zijn ogen”.
De cliënt verlangt een schadevergoeding ten laste van het ziekenhuis van € 25.000,–.
Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
Begin 2014 is bij de cliënt beginnende staar vastgesteld. Het zicht met zijn eigen bril was toen nog normaal. In 2015 gaf hij aan minder goed zicht te hebben. Zijn gezichtsscherpte bedroeg op dat moment rechts nog slechts 40% en links 50%. Op 15 juni 2016 zijn met de cliënt de behandelopties en risico’s van een staaroperatie besproken. Afgesproken werd dat bij de operaties gebruik zou worden gemaakt van monofocale lenzen omdat multifocale lenzen in verband met de eigen bijdrage voor de cliënt te duur waren. In overleg met de cliënt is gekozen voor een lenssterkte die zou leiden tot bijziendheid, dat wil zeggen dat hij na de operatie zonder bril zou kunnen lezen, maar op afstand een bril nodig zou hebben. Beide ingrepen verliepen ongecompliceerd. Op 19 augustus 2015 is de cliënt aan zijn rechteroog geopereerd. Na een week waren er geen bijzonderheden en was de refractie volgens verwachting. Op 27 augustus 2015 is aan de cliënt uitgelegd dat het mindere zicht op afstand normaal was en dat de bril na beide operaties zou worden aangepast. Op 2 september 2015 is de cliënt aan zijn linkeroog geopereerd. Op 3 september 2015 gaf hij bij telefonische navaag aan dat hij beter kon zien. Na de operaties was de visus met correctie rechts 125% en links ruim 100%. De gezichtsscherpte van de cliënt was normaal en hij kon zonder bril lezen.
Op 18 oktober 2015 heeft de cliënt aangegeven dat hij niet tevreden was met het resultaat, maar geen bemiddelingsgesprek wenste. Omdat hij nadien wederom klaagde, is op 22 oktober 2015 uitgebreid met hem gesproken. Er zijn verschillende opties besproken zoals een lenswissel, hetgeen de cliënt niet wilde. Afgesproken werd dat de brilsterkte zodanig zou worden aangepast dat de middenafstand beter zou worden. Op 4 februari 2016 heeft de cliënt het ziekenhuis aansprakelijk gesteld. Op 14 maart 2017 is deze aansprakelijkheidstelling door de verzekeraar van het ziekenhuis afgewezen omdat uit het medisch dossier en de reactie van de oogarts niet bleek dat door de oogartsen onjuist is gehandeld. Om de cliënt tegemoet te komen werd bij brief van 17 februari 2016 aangeboden om een bindend oordeel te vragen bij een onafhankelijke oogarts. Bij de cliënt ontstonden misverstanden over dit aanbod, waarna hij op eigen initiatief een andere oogarts bezocht. Daarna heeft de cliënt opnieuw zijn onvrede geuit. Op 13 december 2016 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden in aanwezigheid van het afdelingshoofd en de huisarts van de cliënt. Op verzoek van de cliënt heeft dit plaatsgevonden in de praktijk van de huisarts van de cliënt. Tijdens dit gesprek heeft het ziekenhuis voorgesteld om een second opinion en/of een onderzoek te laten uitvoeren. Omdat de cliënt daarmee achteraf niet tevreden was is vervolgens op 24 januari 2017 een consult ingepland bij het afdelingshoofd. Daarbij is afgesproken dat het ziekenhuis coulancehalve eenmalig de kosten van nieuwe brillenglazen zou vergoeden bij Visio, alsmede de reiskosten die de cliënt voor het aanmeten van deze bril moest maken. Deze afspraken zijn op 1 februari 2017 bevestigd. Omdat de cliënt de bril niet bij Visio wilde laten aanmeten is nadien op 20 maart 2017 door het ziekenhuis bevestigd dat de cliënt de glazen ook bij een andere opticien kon bestellen. De cliënt heeft gekozen voor Specsavers. Het ziekenhuis heeft begrepen dat de cliënt inmiddels een bril van Specsavers heeft ontvangen die hij geruime tijd kan ophouden zonder klachten te ondervinden. Het ziekenhuis heeft de kosten van deze bril aan Specsavers vergoed.
Ten aanzien van de klachtonderdelen brengt het ziekenhuis het volgende naar voren:
1) Het ziekenhuis is van menig dat bij beide operaties zorgvuldig en niet verwijtbaar is gehandeld. De cliënt is voorafgaand aan de behandelingen deugdelijk en meerdere malen geïnformeerd over de verwachtingen na de operatie en het resultaat valt binnen de verwachtte bandbreedte. Het ziekenhuis betreurt het dat de cliënt ontevreden is over de operaties en de uitkomst daarvan als mislukt ervaart;
2) Zoals blijkt uit de hiervoor genoemde gesprekken en de uitkomsten daarvan heeft het ziekenhuis alles gedaan wat in haar macht ligt om de cliënt tegemoet te komen, zeker gelet op de hoeveelheid brieven en e-mails en de overwegend onsamenhangende inhoud daarvan. Het is nooit de bedoeling van het ziekenhuis geweest om de cliënt een gevoel van afwijzing te bezorgen en het ziekenhuis betreurt het dat de cliënt toch dat gevoel heeft gehad. Ook is het spijtig dat ondanks alle inspanningen het niet tot een bevredigende oplossing is gekomen;
3) De door de cliënt genoemde uitspraak is niet door [arts] op die manier gezegd en ook niet zo bedoeld. Tijdens het bemiddelingsgesprek op 13 december 2016 heeft [arts] alleen aan de cliënt getracht uit te leggen dat de situatie niet meer teruggedraaid kan worden naar de situatie zoals deze was voor de operaties. Het is niet de bedoeling geweest om de indruk te wekken dat het niet meer goed zou komen met zijn ogen.
Het ziekenhuis acht de klacht niet terecht en daarmee ongegrond.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie dient de vraag te beantwoorden of er verwijtbare fouten zijn gemaakt bij de twee staaroperaties op 19 augustus 2015 en 2 september 2015. De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat het ziekenhuis tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis. Verder is vereist dat de tekortkoming aan het ziekenhuis kan worden verweten en dat de cliënt door deze tekortkoming schade is toegebracht. Daarbij geldt in het geval als het onderhavige dat sprake is van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis. Dat wil zeggen dat pas kan worden gesproken van een tekortschieten indien vast komt te staan dat de betrokken behandelaar zich onvoldoende heeft ingespannen; de behandelaar hoeft niet in te staan voor een bepaald resultaat.
Op grond van de ingebrachte stukken stelt de commissie vast dat er sprake is geweest van ‘informed consent’ nu de arts de cliënt voldoende over het onderzoek heeft geïnformeerd en de cliënt daarmee heeft ingestemd, dat beide operaties ongecompliceerd zijn verlopen en dat de uitkomst van de operaties overeenkomen met het beoogde resultaat. Er is gekozen voor monofocale lenzen (lenzen met enkelvoudige sterkte, in dit geval alleen min) omdat multifocale lenzen (combinatie voor afstand en nabij) niet door de verzekering vergoed worden en daarvoor door de cliënt bijbetaald dient te worden. Uit twee oogmetingen na de operatie blijkt dat de ogen van de cliënt scherp zijn op -1,5 resp. -2,25, hetgeen overeenkomt met het beoogde doel van de operatie. De visus is door de operaties aanzienlijk toegenomen. Op grond hiervan stelt de commissie vast dat niet gebleken is dat het ziekenhuis in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst tekort is geschoten.
Ondanks dat er geen sprake is van een tekortkoming vanuit de zijde van het ziekenhuis heeft het ziekenhuis, om de cliënt tegemoet te komen, aangeboden om een bindend oordeel te vragen bij een onafhankelijke oogarts en twee gesprekken ingepland met de cliënt en het afdelingshoofd, waarvan eenmaal in aanwezigheid van de huisarts van de cliënt in diens praktijk. Verder heeft het ziekenhuis, ondanks dat uit metingen bleek dat de bril in orde zou moeten zijn, aangeboden een nieuwe bril voor de cliënt te vergoeden alsmede de reiskosten die de cliënt voor het aanmeten van deze bril moest maken. De cliënt heeft deze bril ook op kosten van het ziekenhuis ontvangen. Tevens is aangeboden dat de cliënt jaarlijks bij het afdelingshoofd op controle mocht komen. De commissie kan niet tot een ander oordeel komen dan dat het ziekenhuis met de grootst mogelijke zorgvuldigheid met de klachten van de cliënt is omgegaan en de cliënt coulancehalve zoveel mogelijk tegemoet is gekomen.
Nu er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van het ziekenhuis is er geen grondslag voor het opleggen van schadevergoeding.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat als volgt dient te worden beslist.
Beslissing
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen op 28 augustus 2017.