Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: Zorgvuldigheid
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
122798
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Bij het plaats van een nieuwe heupprothese werd deze door het bot geslagen, zodat cliënt opnieuw geopereerd moest worden. Door de dubbele operatie ontstonden er weer problemen, waardoor de heupprothese verwijderd moest worden. Dat is in een ander ziekenhuis gedaan, maar door het gat in het bot vanwege de eerder operatie, kon er geen nieuwe heupprothese geplaatst worden. Het ziekenhuis geeft aan dat bij de re-implantatie de prothesesteel door het bot aan de binnenkant van het dijbeen was gegaan. Dat is hersteld door het dijbeen te versterken. Dat er daarna complicaties zijn ontstaan is het risico van elke medische behandeling. De commissie sluit zich aan bij het oordeel van de onderzoekscommissie van het ziekenhuis dat de operatie goed is uitgevoerd. Dat de prothesesteel door het bot aan de binnenkant van het dijbeen is gegaan, is een complicatie die tijdens een dergelijke operatie kan ontstaan. Het is fout gegaan, maar niet fout gedaan.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Client], wonende te [woonplaats], en Stichting Nijmeegs Interconfessioneel Ziekenhuis Canisius Wilhelmina, gevestigd te Nijmegen, (hierna te noemen: het ziekenhuis).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 17 mei 2019 te Eindhoven.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
Namens het ziekenhuis zijn verschenen [naam], behandelend orthopeed, [naam], jurist, en [naam], juridisch medewerker.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de behandeling van de heup van de cliënt in de periode van 23 januari 2015 tot en met september 2015.
De cliënt heeft op 28 mei 2018 de klacht voorgelegd aan de zorginstelling.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. De klacht komt in de kern op het volgende neer.
Op 23 januari 2015 is de cliënt opgenomen in het ziekenhuis in verband met een geïnfecteerde heupprothese.
Na de operatie op 30 januari 2015 waarbij de heupprothese is verwijderd en een revalidatie is de cliënt op 2 juni 2015 opnieuw geopereerd. Dat is fout gegaan. De nieuwe prothese werd door het bot geslagen. Gevolg is dat de cliënt op 4 juni 2015 opnieuw geopereerd moest worden. Na vele maanden thuis verzorgd te zijn waren er door de dubbele operatie weer bacteriën in de heup en een fistel ontstaan. De heupprothese moest weer worden verwijderd. Deze operatie is op 6 december 2016 uitgevoerd door een arts in een ander ziekenhuis. In 2018 zou een nieuwe heupprothese geplaatst worden, maar omdat er een dusdanig groot gat in het bot zat in verband met de operatie op 2 juni 2015, werd er geen nieuwe heupprothese geplaatst. Ook een arts van een derde ziekenhuis zag geen mogelijkheden. Ook die arts kwam op 16 mei 2018 tot de conclusie dat het bot dusdanig was beschadigd, dat een heupprothese niet mogelijk was.
De consument verlangt een schadevergoeding van € 25.000,–.
Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Het verweer van de het ziekenhuis komt in de kern op het volgende neer.
Het ziekenhuis betreurt het dat het blijkbaar niet mogelijk is een nieuwe heupprothese bij de cliënt te plaatsen.
De cliënt is gedurende een langere periode in het ziekenhuis behandeld in verband met heupproblemen. Volgens de cliënt is tijdens de operatie op 2 juni 2015 een fout gemaakt waardoor hij uiteindelijk invalide is geraakt. Het ziekenhuis heeft door de afdeling Kwaliteit, Veiligheid en Verantwoording (KVV) een vooronderzoek laten verrichten, waarna is besloten een calamiteitenonderzoek uit te voeren. De calamiteitenrapportage is op 8 oktober 2018 naar de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) gezonden, waarna de IGJ op 24 oktober 2018 heeft laten weten het eens te zijn met de conclusie en het onderzoek te beëindigen. De conclusie was dat er geen sprake was van een calamiteit.
Op 23 januari 2015 is de cliënt in het ziekenhuis opgenomen in verband met verdenking van een geïnfecteerde rechterheup. Na het verrichten van onder meer een MRI en een echo met punctie is op 30 januari 2015 de heupprothese operatief verwijderd. Tijdens de operatie is een fractuur in het femur (dijbeen) ontstaan. Tot 30 april 2015 heeft de cliënt antibiotica nodig gehad, waarna vervolgens is besloten op 2 juni 2015 de re-implantatie te laten plaatsvinden. De operatie leek ongecompliceerd te zijn verlopen. De dag erna bleek echter dat de prothesesteel door het bot aan de binnenkant van het femur was gegaan. Op 4 juni 2015 is de cliënt door twee orthopeden, beiden in revisiechirurgie gespecialiseerd, opnieuw geopereerd. Het femur werd door middel van plaatostheosynthesemateriaal versterkt. De postoperatieve fase verliep relatief goed. Op 11 juni 2015 is de cliënt met ontslag gegaan. Op 14 juni 2015 is de cliënt met koorts en koude rillingen naar de eerste hulp gekomen. Er was sprake van verdenking van wondinfect. Hij werd weer opgenomen en er is opnieuw gestart met antibiotica. De dag erna is de wond op de operatiekamer gespoeld (nettoyage). De cliënt is opnieuw gedurende lange tijd behandeld met antibiotica en op 29 juni 2015 is in verband met ruime wondlekkage gestart met een vacuümpomp. Op 7 augustus 2015 volgde ontslag naar een zorgcentrum.
Op 25 augustus 2015 vond opnieuw een nettoyage plaats waarbij antibioticakralen zijn achtergelaten in de wond. Op 3 september 2015 volgde ontslag, waarna op 8 september 2015 de Gentamycinekralen zijn verwijderd.
Het is vervolgens relatief goed gegaan (met antibiotica) tot 30 april 2016. Op dat moment bleek dat er weer sprake was van een uitgebreide infectie van de gereviseerde rechterheupprothese. Er volgde overname door een ander ziekenhuis.
De onderzoekscommissie is tot de conclusie gekomen dat de ‘fausse route’ een complicatie is geweest die bij elke ervaren orthopeed had kunnen ontstaan. Elke medische behandeling kent risico’s en mogelijke bijwerkingen en gedurende een behandeling kan een complicatie ontstaan. Het optreden van een complicatie op zichzelf is echter niet verwijtbaar.
De onderzoekscommissie heeft aangegeven dat de heuprevisiechirurgie van het ziekenhuis voldoet aan de kwaliteitseisen die worden gesteld en dat er geen enkele twijfel is over de bekwaamheid van de betrokken orthopedisch chirurg.
Er is geen sprake van verwijtbaar medisch onzorgvuldig handelen tijdens de operatie op 2 juni 2015. De klacht moet dan ook ongegrond worden verklaard.
Er is onvoldoende gesteld of gebleken om tot het vaststellen van een schadevergoeding te kunnen komen. De cliënt heeft de schadeposten en het causaal verband onvoldoende onderbouwd.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis is vereist dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis tekort is geschoten in de nakoming dan wel de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.
De commissie dient thans de vraag te beantwoorden of het ziekenhuis tekort is geschoten in de behandeling van cliënt.
Uit de onderzoeksrapportage van 8 oktober 2018 blijkt dat de onderzoekscommissie van het ziekenhuis van mening is dat de cliënt ten tijde van de gediagnosticeerde infectie van de rechterheup door zowel de orthopeden als de infectioloog adequaat is gemonitord en behandeld. Dit heeft niet kunnen voorkomen dat de heupprothese verwijderd moest worden. De ontstane fractuur van het femur tijdens het verwijderen van de prothese is een complicatie die niet voorkomen had kunnen worden. Verder constateert de onderzoekscommissie dat de orthopeed een zeer ervaren orthopedisch chirurg is, gespecialiseerd in revisiechirurgie, die zich voldoende heeft voorbereid op de operatie van
2 juni 2015 door alle gemaakte beeldvorming te bekijken. De cliënt is herhaaldelijk in het multidisciplinair infectieoverleg besproken. De orthopedisch chirurg was op de hoogte van de fractuur in het femur en heeft besloten een prothese met lange steel in te brengen zonder röntgendoorlichting. De keuze voor de door het ziekenhuis gebruikte techniek is weloverwogen, doordacht en lege artis geweest. De ingreep is door een bekwame orthopedisch chirurg uitgevoerd. Om het femur te versterken met een plaatosteosynthese was een hersteloperatie noodzakelijk.
Deze hersteloperatie is niet te voorkomen geweest, uitgebreid intercollegiaal overlegd en met twee ervaren orthopedisch chirurgen correct uitgevoerd. De onderzoekscommissie concludeert dat de heupinfectie in de periode na 4 juni 2015 zeer waarschijnlijk niet te voorkomen is geweest. De hersteloperatie heeft het risico op een infectie enigszins verhoogd, maar zonder de hersteloperatie was dit risico ook al aanzienlijk.
De commissie sluit zich aan bij de onderzoekscommissie en is van oordeel dat de operatie op 2 juni 2015 lege artis is geweest. Dat de prothesesteel door het bot aan de binnenkant van het femur is gegaan, is een complicatie die tijdens een dergelijke operatie kan ontstaan. Het is fout gegaan, maar niet fout gedaan. Van medisch verwijtbaar handelen is niet gebleken.
Gelet op het voorgaande is de klacht van de cliënt ongegrond. De door de cliënt verlangde schadevergoeding wordt afgewezen.
Derhalve dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klacht van de cliënt ongegrond;
- wijst de verlangde schadevergoeding af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer prof. dr. B.J. van Royen en de heer J. Donga, leden, op 17 mei 2019 in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris.