Commissie: Makelaardij
Categorie: Courtage
Jaartal: 2009
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
MAK07-0054
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het verwijt van de consument aan de ondernemer dat deze in strijd met de overeenkomst courtage in rekening brengt.
De consument heeft een bedrag van € 1.950,– niet betaald en bij de commissie in depot gestort.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
In mei 2006 hebben wij de makelaar in de arm genomen. Wij hebben een bemiddelingsovereenkomst afgesloten. Deze overeenkomst hebben wij op 12 maart 2007 opgezegd.
Daarna heeft mijn zus op 11 april 2007 het pand gekocht. De koop is dus niet door bemiddeling van de makelaar tot stand gekomen maar toch brengt hij courtage in rekening. Ik ben bereid de kosten te vergoeden maar wens geen courtage te voldoen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument heeft meegedeeld dat de koop met de zus reeds was gesloten op het moment dat hij de overeenkomst met mij beëindigde. Bovendien is courtage verschuldigd indien de consument in strijd met art. 12 lid 2 van de algemene voorwaarden zelf onderhandelingen voert of een overeenkomst tot stand brengt. Op grond van lid 5 van deze bepaling bestaat in elk geval aanspraak op een redelijke courtage nu er reeds werkzaamheden waren verricht.
Beoordeling van het geschil
De commissie stelt vast dat in de schriftelijk tussen partijen overeengekomen bemiddelingsovereenkomst een speciale regeling is opgenomen in art. 11 onder C t/m E die voorziet in de courtageaanspraken van de ondernemer bij intrekking van de opdracht. Die bijzondere regeling zet de regeling in de algemene voorwaarden waarnaar de ondernemer verwijst, opzij. Uitgangspunt is daarin dat bij intrekking geen courtage verschuldigd is. Wel is courtage verschuldigd indien een na intrekking tot stand gekomen overeenkomst verband houdt met de dienstverlening hetgeen behoudens tegenbewijs wordt aangenomen binnen drie maanden na beëindiging van de opdracht.
In de transportakte is vermeld dat de koop is gesloten op 11 april 2007, derhalve na beëindiging. De enkele mededeling van de ondernemer dat de consument heeft gezegd dat de koop vóór de beëindiging is gesloten legt tegenover de notariële akte onvoldoende gewicht in de schaal zodat als vaststaand wordt aangenomen dat de koop pas na beëindiging, maar wel binnen drie maanden nadien is gesloten. Laatstgenoemde omstandigheid geeft evenwel ook geen aanspraak op courtage nu uit het enkele feit dat de koopster de zus van de consument is tot het aannemen van tegenbewijs leidt, tegen het vermoeden van verband tussen de totstandkoming van de overeenkomst en de bemiddeling van de ondernemer.
Er is dus geen aanspraak op courtage maar slechts op vergoeding van kosten. Dat laatste heeft de consument ook niet weersproken. Toewijsbaar zijn de kosten van het kadaster van € 43,94, de legeskosten van € 70,– en de advertenties van € 340,–, alles te vermeerderen met 19% BTW derhalve in totaal € 540,19.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht gegrond.
De consument is een bedrag van € 540,19 verschuldigd aan de ondernemer, welke uit het depot zal worden voldaan.
Met het in depot gestorte bedrag zal, na verrekening van het voorgaande, als volgt worden gehandeld:
Van het depotbedrag ad € 1.950,– wordt een bedrag van € 540,19 aan de ondernemer voldaan en het restant dient aan de consument te worden geretourneerd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij op 5 september 2007.