Commissie: voor Consumentenzaken
Categorie: (non)conformiteit
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
99858/131388
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument heeft een warmte/koude systeem gehuurd van ondernemer. Vervolgens is er een storing ontstaan, waardoor de consument schade heeft geleden omdat hij gedurende langere tijd met een koudere binnentemperatuur werd geconfronteerd. Partijen verschillen over de vraag hoe ruim die overeenkomst moet worden uitgelegd. De consument is van mening dat ook de thermostaat en de vloerverwarming deel uitmaken van de overeenkomst, terwijl de ondernemer dit bestrijdt en stelt dat deze tot de binnen installatie behoren waarvoor de verhuurder van de woning aansprakelijk is. Volgens de ondernemer had de consument daarom de verhuurder van de woning moeten aanspreken. De commissie stelt vast dat de schade van de consument is terug te voeren op een verkeerde aansluiting van de thermostaat op het warmte/koude systeem. Deze aansluiting is echter niet door de ondernemer aangebracht, maar door een door de eigenaar van de woning ingeschakelde installateur. Bovendien blijkt dat de vloerverwarming tot de woning behoort, en geen eigendom is van de ondernemer, terwijl het centrale systeem tot de vloerverwarming verdeler in de techniekruimte wel eigendom is van de ondernemer. De huurovereenkomst moet beperkt worden uitgelegd, in die zin dat hetgeen onder de binnen-installatie valt (namelijk de vloerverwarming en de thermostaat) buiten de huurovereenkomst van de consument met de ondernemer valt en dat de ondernemer zich enkel verplichtte het de benodigde warmte c.q. koude via de inpandige techniekruimte de woning binnen te brengen en het tapwatervat in de techniekruimte te vullen.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer verantwoordelijk is voor een zich bij de consument voorgedaan hebbende storing in de warmteleverantie in twee slaapkamers en uitdien hoofde aan consument een bedrag van € 2.235,– moet vergoeden.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Per 1 februari 2019 heeft de consument met de ondernemer een huurovereenkomst gesloten aangaande een warmte en koude systeem en boiler. Uit dien hoofde moet er tapwater worden geleverd en dient de woning te worden verwarmd c.q. gekoeld.
Op 12 november 2019 heeft de consument een storingsmelding gedaan omdat de thermostaat c.q. de verwarming in de slaapkamers niet goed werkte. Die storing is niet voortvarend verholpen: bij de eerste afspraak heeft de consument voor niets vrij genomen, omdat degene die de storing moest verhelpen niet kwam, de tweede maal had men niet de beschikking over een sleutel en daarmee geen toegang tot het systeem en pas de derde maal -op 1 december 2019- is de klacht verholpen. In de gesloten overeenkomst is in artikel 4.5 een vergoeding opgenomen voor het geval een storing niet tijdig wordt verholpen en daarom maak de consument aanspraak op een bedrag van € 2.235,–.
Het bedrag is als volgt opgebouwd: € 35,– voor de eerste 24 uur dat de onderbreking duurde (tot 13 november 2019 rond 12 uur); € 20,– voor iedere verstreken periode van vier uur dat de onderbreking langer duurde dan 24 uur (14 november 2019 (12:00 uur) tot en met 1 december 2019 20:00 uur). Oftewel € 60,– voor de periode 13 november 12:00 uur tot 00:00 uur; € 2.040,– voor de periode tussen 14 en 30 november) en € 100,– (1 december tot 20:00 uur).
De ondernemer meent dat de consument geen recht heeft op deze vergoeding en betaalt de vergoeding niet, omdat de storing volgens hen niet betrekking heeft op het gehuurde warmte/koude systeem.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De klacht van de consument heeft betrekking op de vloerverwarming in twee slaapkamers en op de thermostaat die niet goed zouden functioneren. Toen de ondernemer van de klacht op de hoogte werd gebracht heeft de ondernemer een onderzoek ingesteld en toen bleek dat de thermostaat niet op het door de consument gehuurde systeem was aangesloten, maar op dat van zijn bovenburen. Met de thermostaat van de bovenburen werd de temperatuur in de woning van de consument geregeld. Het betekende kort gezegd dat als de consument de thermostaat op een hogere temperatuur instelde, de temperatuur bij de bovenburen steeg, waarna dezen hun thermostaat op een lagere temperatuur instelden, zodat de consument noodgedwongen extra kleding moest aantrekken.
De ondernemer is niet aansprakelijk voor deze foutieve aansluiting die ervoor zorgde dat de consument enige tijd met een lagere temperatuur werd geconfronteerd. Die aansluiting is niet door de ondernemer tot stand gebracht. De ondernemer verhuurt enkel het warmte/koude systeem. Zowel de vloerverwarming als de thermostaat valt daarbuiten als behorende tot de binneninrichting en daarvoor dient de verhuurder van de woning te worden aangesproken.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Tussen partijen is niet in geschil dat de consument een warmte/koude systeem heeft gehuurd van de ondernemer. Partijen verschillen over de vraag hoe ruim die overeenkomst moet worden uitgelegd. De consument is van mening dat ook de thermostaat en de vloerverwarming deel uitmaken van de overeenkomst, terwijl de ondernemer dit bestrijdt en stelt dat deze tot de binnen-installatie behoren, waarvoor de verhuurder van de woning aansprakelijk is. Naar oordeel van de ondernemer had niet hij, maar de verhuurder van de woning door de consument moeten worden aangesproken.
De commissie stelt voorop dat er sprake is van een onduidelijke situatie. Allereerst omdat de consument op 12 november 2019 de verhuurder van de woning via een bericht op diens website van de storing op de hoogte heeft gebracht, waarna deze de ondernemer heeft ingeschakeld. Dit ondanks de door de consument daarbij gedane mededeling dat hij de ondernemer had benaderd die aangaf dat de eigenaar van het gebouw verantwoordelijk is voor de thermostaten in de woning. Daarnaast omdat de ondernemer deel uitmaakt van een concern en een zustervennootschap, [naam concern/zustervennootschap], bij de afwikkeling van de klacht is ingeschakeld en de ondernemer blijkens een mail van de vertegenwoordiger van de ondernemer handelende namens [verkoper energieopwerkingsapparatuur] aan de consument een vergoeding van € 120,– heeft toegekend. Omdat de consument bij de eerste afspraak tevergeefs op een monteur heeft gewacht. Ook bevat de overgelegde correspondentie een mail waarin deze een mailadres heeft bij [naam concern/zustervennootschap]. Het is dan weinig verwonderlijk dat de consument meende dat hij zijn klacht voor de commissie tegen de ondernemer moest richten en dat hij zich niet realiseerde dat de ondernemer op verzoek en min of meer als vertegenwoordiger van de eigenaar van de woning bij de afhandeling van de klacht was betrokken.
De commissie is van oordeel dat de ondernemer niet aansprakelijk is voor het feit dat de consument enige tijd met een koudere binnentemperatuur werd geconfronteerd. Daarbij is van belang dat een en ander is terug te voeren op een verkeerde aansluiting van de thermostaat met het warmte/koude systeem. Die aansluiting is echter niet door de ondernemer aangebracht, maar door een door de eigenaar van de woning ingeschakelde installateur. Bovendien huurde de consument een warmte/koude systeem met boiler. Onbestreden is dat de bijbehorende tapwaterinstallatie voldeed en er daadwerkelijk warm water werd afgeleverd. Daaruit bleek dat de installatie op zich goed functioneerde. Verder blijkt uit een schrijven van de ondernemer uit november 2018 (Bewoners informatie en handleiding huur appartementen [naam appartementencomplex] te [plaats]) dat de vloerverwarming tot de woning behoort en hierdoor geen eigendom van de ondernemer is, terwijl het centrale systeem tot de vloerverwarming verdeler in de techniekruimte wel eigendom is van de ondernemer. Daaruit volgt dat de gesloten huurovereenkomst in die zin beperkt moest worden uitgelegd dat hetgeen onder de binnen-installatie viel (namelijk de vloerverwarming en de thermostaat) buiten de huurovereenkomst van de consument met de ondernemer viel en dat de ondernemer zich enkel verplichtte het de benodigde warmte c.q. koude via de inpandige techniekruimte de woning binnen te brengen en het tapwatervat van 150 liter water van 60°C in de techniekruimte te vullen. Een en ander betekent dat noch de vloerverwarming noch de thermostaat valt onder artikel 4 (verplichtingen van [naam ondernemer]) van het door de consument met de ondernemer afgesloten contract. Dit sluit ook aan bij het systeem van de Warmtewet.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie voor Consumentenzaken, bestaande uit de heer prof. mr. A.W. Jongbloed, voorzitter, de heer drs. H.H.F.M. van den Oever, mevrouw mr. R. Jelicic, leden, op 22 december 2021.