Uit medisch-diagnostisch onderzoek blijkt niet dat door de behandeling een zenuwbeschadiging is ontstaan.

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Schade    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 110597

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [plaats]

en

Stichting Rijnstate, gevestigd te Arnhem
(verder ook te noemen: het ziekenhuis)

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 24 juli 2017 te Apeldoorn.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen.

De cliënt is ter zitting verschenen. Van de zijde van het ziekenhuis is niemand ter zitting aanwezig geweest.

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de handelwijze van het ziekenhuis bij de behandeling van de cliënt.

Standpunt van de cliënt

Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen hij ter zitting naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt van de cliënt op het volgende neer.

De cliënt heeft al lang last van tremoren in beide armen, vooral in de rechterarm. Vanaf mei 2014 heeft de cliënt een experimentele behandeling gekregen in het AMC. De behandeling betreft het injecteren van botuline-toxine in de rechterarm. Deze behandeling was aanvankelijk succesvol, in die zin dat de tremoren in de rechterarm verminderden. Omdat de cliënt in [plaats] woonachtig is, is hij voor een voortzetting van de behandeling doorverwezen naar het Rijnstate Ziekenhuis, waar hij onder behandeling kwam van [arts], neuroloog. Bij de eerste behandeling in het Rijnstate ziekenhuis op 28 oktober 2015 ondervond de cliënt aanzienlijke pijn, iets dat voordien niet was gebeurd bij de behandeling in het AMC. De injecties zijn desalniettemin afgemaakt. Sinds die behandeling heeft de cliënt krachtverlies en pijnklachten in de rechteronderarm en rechterhand. Het strekken van de vingers van de rechterhand is sindsdien niet mogelijk. Deze laatste behandeling heeft de tremor niet verminderd. Bij het geven van de injectie die tot pijn leidde, zat de naald niet goed. Er werd met de naald “gewroet”. Krachtverlies hoort op zichzelf bij de behandeling, maar de werking van de injecties is telkens ongeveer een half jaar, waarna het krachtverlies is uitgewerkt. Volgens het ziekenhuis is er geen sprake van een zenuwbeschadiging, maar volgens de fysiotherapeut wel. De cliënt heeft een revalidatietraject gevolgd in 2016, maar zonder succes. De behandelaar in het AMC wil de behandeling niet voortzetten, omdat onduidelijk is wat de huidige klachten veroorzaakt. De cliënt vraagt dat een schadevergoeding wordt uitgesproken van € 25.000,–. Het bedrag is een greep, mede ingegeven door de woede en de wanhoop die de cliënt voelt en dient ter compensatie van toekomstig financieel nadeel. Ten gevolge van deze klachten ontvangt hij thans een uitkering waarbij hij, anders dan voorheen, geen pensioen meer opbouwt. De cliënt voelt zich niet gehoord in de klachtenprocedure en vindt dat hij te laat excuses heeft gekregen. Er is te laat met aanvullend onderzoek gestart, namelijk pas in februari 2016, terwijl dit veel sneller na oktober 2015 had moeten gebeuren. De cliënt is volledig arbeidsongeschikt. Hij ondervindt psychische problemen en problemen in het algemene dagelijks functioneren.

Standpunt van het ziekenhuis

Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van het ziekenhuis op het volgende neer.

Op 28 oktober 2015 zijn drie botuline-toxine injecties toegediend: twee aan de binnenzijde van de arm en één aan de strekzijde van de arm. Daarbij werd het schema gevolgd, zoals dit door het AMC is opgesteld. Tegen de verwachting in, ontstonden hierna bij de cliënt pijnklachten en zwakte in de rechteronderarm, terwijl de tremor niet meer afnam. De cliënt is toen terugverwezen naar het AMC. In het AMC zijn vervolgens diverse onderzoeken verricht. Op 14 april 2016 is een uitvoerig elektromyogram verricht. Dit onderzoek is herhaald op 30 augustus 2016. Op 26 september 2016 is de onderarm van de cliënt ook nog echografisch onderzocht. Bij geen van deze onderzoeken is enige zenuwbeschadiging aan het licht gekomen. Er is ook geen andere verklaring voor de klachten van de cliënt gevonden. Wel zijn er afwijkingen aan de behandelde spieren vastgesteld, die het gevolg zijn van en passend bij de behandeling met botuline-toxine injecties.

Het ziekenhuis betreurt het dat de cliënt zoveel klachten ondervindt en dat deze klachten op grond van de neurologische bevindingen en de behandeling niet verklaarbaar zijn. Het ziekenhuis stelt zich evenwel op het standpunt dat het handelen van de behandelend arts niet verwijtbaar onzorgvuldig is geweest. De behandeling is volgens de regels van de medische kunst uitgevoerd. Na zorgvuldig en herhaald medisch onderzoek is niet gebleken van zenuwschade. Zelf als zou sprake zijn van zenuwschade, dan nog kan dit niet zonder meer worden geduid als een gevolg van medisch onzorgvuldig handelen.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

De commissie dient de vraag te beantwoorden of verwijtbare fouten zijn gemaakt bij de behandeling van de cliënt.
 
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat het ziekenhuis tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht. Daarbij geldt in een geval als het onderhavige dat sprake is van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis. Dat wil zeggen dat pas kan worden gesproken van een tekortschieten indien vast komt te staan dat de betrokken behandelaar zich onvoldoende heeft ingespannen; de behandelaar hoeft niet in te staan voor een bepaald resultaat.

Naar het oordeel van de commissie is van een verwijtbare onzorgvuldigheid door (de behandelaar van) het ziekenhuis niet gebleken. De door de cliënt gesteld zenuwbeschadiging is niet aannemelijk geworden. Uit het medisch-diagnostisch onderzoek uitgevoerd door het AMC blijkt niet dat bij de injectie de zenuw is geraakt of dat een zenuwbeschadiging is opgetreden, dan wel anderszins schade is veroorzaakt bij de behandeling. Nu de klachten daarmee onverklaard blijven en gelet op de, naar het oordeel van de commissie zorgvuldige, wijze waarop de behandeling heeft plaatsgevonden is geen sprake van verwijtbaar onzorgvuldig medisch handelen. De klacht zal ongegrond worden verklaard. Er is gelet op het voorgaande geen reden om de door de cliënt verlangde financiële vergoeding toe te wijzen.

De commissie overweegt ten overvloede dat zij het betreurt dat er ter zitting geen vertegenwoordiger van het ziekenhuis aanwezig is geweest. Kennelijk was de behandelend arts van het ziekenhuis niet in staat om aanwezig te zijn. Het was echter zinvol geweest als er een vervangend vertegenwoordiger was verschenen. De klachten van de cliënt zijn ernstig en het is niet moeilijk voor te stellen dat de ontstane situatie hem radeloos maakt. De commissie spreekt de hoop uit dat het ziekenhuis hem zo goed mogelijk verder begeleidt, zoveel mogelijk in medisch opzicht, maar daarnaast in de menselijke ondersteuning, die hij kennelijk tot op heden onvoldoende heeft ervaren.

Op grond van het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

Beslissing

De commissie:

verklaart de klacht ongegrond;

wijst de door de cliënt verlangde financiële vergoeding af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen op 24 juli 2017.