Uroloog heeft niet onzorgvuldig gehandeld bij pijnlijke vasectomie cliënt

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Zelfstandige Klinieken    Categorie: (On)Zorgvuldig handelen    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 10536/25877

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt stelt de zorgaanbieder aansprakelijk voor een mislukte vasectomie. Volgens de cliënt heeft de uroloog onzorgvuldig gehandeld door de ingreep niet meteen te stoppen op het eerste verzoek van de cliënt. De cliënt heeft langdurig pijn door de mislukte ingreep overgehouden. De zorgaanbieder stelt dat de uroloog niet onzorgvuldig heeft gehandeld. Er is eerst een extra verdoving gegeven. Toen de pijn nog steeds aanhield, moest eerst de incisie zorgvuldig gehecht worden voordat er gestopt kon worden met de ingreep. De zorgaanbieder heeft vaker geprobeerd om de cliënt tegemoet te komen, maar dit heeft hij afgewezen. De ingreep is niet aan de cliënt in rekening gebracht. De commissie stelt voorop dat in het algemeen een vasectomie en de nasleep hiervan vaak wordt onderschat. De commissie oordeelt dat de uroloog heeft gehandeld zoals van hem verwacht mocht worden, door het geven van een extra verdoving en vervolgens over te gaan tot het zorgvuldig hechten van de incisie, wat enige tijd in beslag kan nemen. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
De cliënt

en

Andros Mannenkliniek, gevestigd te Amsterdam (hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2020 te Den Haag.

Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht.

Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam] uroloog, en bijgestaan door [naam] VvAA.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een mislukte vasectomie.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënt heeft een vasectomie laten uitvoeren door de zorgaanbieder. Deze ingreep is vanwege extreme pijn van cliënt niet goed verlopen. Ondanks het feit dat cliënt meermaals aan de uroloog heeft gevraagd om te stoppen met de behandeling, heeft de uroloog pas na het derde verzoek de behandeling gestaakt. Cliënt heeft aan de ingreep veel pijn en klachten over gehouden. Hij heeft ziek thuis gezeten, wekenlang aangepast werk gedaan en ook zijn relatie heeft erg onder de (mislukte) ingreep te lijden gehad. Met een letselschade advocaat heeft cliënt, op basis van de geldende de richtlijnen, een schadeclaim opgemaakt, maar de zorgaanbieder geeft aan alleen het eigen risico van € 385,– te willen vergoeden, terwijl cliënt veel meer kosten heeft gemaakt.

Cliënt stelt de zorgaanbieder aansprakelijk voor de door hem gemaakte kosten, gederfde inkomsten, en het leed dat hem is aangedaan een totaalbedrag van € 3.085,78.

Ter zitting heeft de cliënt zijn standpunt nader toegelicht.
Cliënt heeft tijdens en na de ingreep erg veel pijn gehad. Hij verwijt de uroloog dat deze niet direct met de behandeling is gestopt toen cliënt daarom vroeg. Na de behandeling heeft hij last gehad van een hematoom, veel vocht en er is door de behandeling een liesbreuk opgewekt.
Inmiddels heeft cliënt in het [naam ziekenhuis] een nieuwe operatie ondergaan. De uroloog aldaar heeft hem meegedeeld dat de vasectomie niet onder lokale verdoving had kunnen plaatsvinden omdat zijn zaadleider erg lastig te vinden was.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder betreurt de door cliënt beschreven gang van zaken. Er zijn meerdere pogingen gedaan om cliënt tegemoet te komen. Cliënt heeft al hetgeen is aangeboden afgewezen. De ingreep is aan cliënt niet in rekening gebracht.

De zorgaanbieder stelt dat de uroloog niet tekort is geschoten bij de medische handeling. De uroloog heeft betwist dat pas na het derde verzoek de ingreep is gestopt. In eerste instantie is cliënt vanwege de pijn een extra verdoving gegeven. Het is niet mogelijk om direct na het verzoek van cliënt een ingreep te staken. Er is een incisie gemaakt die veilig moest worden gehecht. Uit informatie van de huisarts blijkt dat cliënt op 3 januari 2019 al klachtenvrij was. De zorgaanbieder verzoekt de commissie de klacht ongegrond te verklaren en de gevorderde schadevergoeding, die door de zorgaanbieder bovenmatig wordt bevonden, af te wijzen.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De cliënt en de zorgaanbieder hebben met elkaar een behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gesloten. Naast hetgeen partijen in die overeenkomst hebben afgesproken, gelden tussen hen – voor zover in het concrete geval van toepassing – de bepalingen van dat wetboek.

Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder – met de personen die zij daarvoor inzet – die zorg moet betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden mag worden verwacht.

De verplichting die voor de zorgaanbieder voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de zorgaanbieder moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de zorgaanbieder zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen, kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

De commissie stelt vast dat cliënt de zorgaanbieder aansprakelijk stelt voor de mislukte vasectomie. Cliënt heeft gesteld dat de uroloog niet zorgvuldig heeft gehandeld door de ingreep niet direct te staken op het eerste verzoek van cliënt waardoor hij langdurige pijn heeft gehouden.

De commissie overweegt in de eerste plaats dat in zijn algemeenheid de ingreep vasectomie en met name de nasleep van de ingreep veelal wordt onderschat. In de regel wordt vasectomie door middel van lokale verdoving uitgevoerd. Er is geen reden om volledige narcose te geven tenzij bijzondere omstandigheden hiertoe aanleiding geven. Voor de uroloog was naar het oordeel van de commissie geen reden aanwezig om cliënt onder narcose te behandelen.

Partijen verschillen van mening over de vraag wanneer de uroloog met de ingreep is gestopt. Zoals bekend moet worden verondersteld kan een medische ingreep als deze niet van het één op het andere moment worden gestopt. Er is immers een incisie gemaakt die moet worden gehecht.
Naar het oordeel van de commissie heeft de uroloog gehandeld zoals van een redelijk handelend uroloog verwacht mag worden, door het geven van een extra verdoving en vervolgens over te gaan tot het dichten van de incisie. Het hechten van de incisie dient zorgvuldig te geschieden en neemt nogal wat tijd in beslag. De commissie kan zich voorstellen dat cliënt daarom nog in de veronderstelling was dat de uroloog verder was gegaan met de ingreep.

Cliënt heeft aangegeven na de operatie, door het overmatige “wroeten” door de uroloog in het operatiegebied, last te hebben gekregen van specifieke klachten als vochtophoping en een bloeduitstorting. Het is de commissie ambtshalve bekend dat deze klachten na een vasectomie veel voorkomend zijn.
Ook heeft de cliënt gesteld dat de ingreep een beginnende liesbreuk zou hebben verergerd. De commissie acht dit niet geloofwaardig. Immers niet gesteld of gebleken is dat er na 3 januari 2020 tot aan de recente resterilisatie in het [naam ziekenhuis] klachten zijn geweest. Daarnaast heeft de [ziekenhuis] uroloog geen liesbreuk vastgesteld bij deze (uitgebreide) resterilisatie onder narcose.

De commissie is van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat de behandelend specialist niet heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwaam en redelijk handelend arts in dezelfde situatie. De klacht is dan ook niet gegrond.

Voor aanspraak op materiële schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Van een toerekenbare tekortkoming is hier echter geen sprake zodat de vordering tot schadevergoeding dient te worden afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klachten van de cliënt ongegrond en wijst zijn verzoek om schadevergoeding af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, de heer dr. M.T.W.T. Lock, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 29 oktober 2020.