Commissie: Warmtelevering
Categorie: Omvang verbruik
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
106866
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de afrekening warmtelevering over 2014 waarbij de consument een bedrag van
€ 440,57 diende bij te betalen.
De consument heeft op 30 november 2015 de klacht aan de ondernemer voorgelegd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De eindafrekening warmtelevering over 2014 betreft een naheffing van € 440,57. Aangezien ik maar tot 20 juli 2014 in de woning heb gewoond kan het verbruik niet kloppen. De ondernemer stelt dat ik vanaf 1 januari 2014 tot 20 juli 2014 voor 34,965 GJ heb verbruikt, terwijl het verbruik van een gewoon huishouden per jaar gemiddeld 35 GJ is. Ik ben een alleenstaande man en kan niet gezien worden als een gemiddeld huishouden. Op basis daarvan had de ondernemer een onderzoek moeten instellen. De ondernemer stelt zich echter op het standpunt dat de radiatoren voorzien zijn van radiografisch uitleesbare meters, terwijl volgens mij de meter kapot was, hetgeen ook is aangegeven bij de huismeester.
De consument verlangt kwijtschelding van (bijbetaling van) de eindafrekening.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer is van mening dat de afrekening klopt en dat de kosten te wijten zijn aan het stookgedrag van de consument. De ondernemer heeft over de afrekening ook contact opgenomen met het door hem ingeschakelde meetbedrijf [naam van het meetbedrijf] om er nog een keer naar te kijken en ook die firma onderschrijft het standpunt van de ondernemer. De consument heeft in deze woning gewoond van 22 maart 2013 tot 20 juli 2014. Het voorschot voor warmtelevering bedroeg slechts € 62,– per maand, hetgeen bij noemenswaardig stookgedrag vanzelfsprekend met gemak overschreden kan worden, waardoor er als er een afrekening komt een bij te betalen bedrag volgt. De consument verbruikt ruim bovengemiddeld. Zijn verbruik was 4.070 eenheden (na vermenigvuldiging met omrekenfactoren, is dat bijna 35 GJ). Het gemiddelde verbruik van 2014 in het complex was 3.370 eenheden, oftewel 29 GJ voor het hele jaar. In 2013 zat de consument iets boven het gemiddelde verbruik en in 2014 zat hij ruim boven het gemiddelde verbruik. Het meerjarig gemiddeld verbruik (vanaf medio 2006) van deze woning bedroeg 2.703 eenheden, een lager verbruik in die woning is derhalve zeker mogelijk. Het complex heeft een blokverwarming, met een ketelhuis en het betreft een tweepijpsysteem (aanvoer en retour). De ketels zijn dit jaar gekeurd op technische staat en er zijn geen gebreken aan geconstateerd. Het bouwjaar van het complex is 1963 en er zijn tien woonlagen. Deze woning ligt op de vijfde etage, tussen andere woningen in. Onderin het complex zijn de leidingen geïsoleerd, het complex is voorzien van dubbelglas en de woningen zijn voorzien van kierdichting en tochtstrips. Het warmteverbruik is vanzelfsprekend persoonsgebonden en wisselt. Er zijn in dit complex nog een aantal andere personen die flink verbruiken waarvan sommigen een verbruik/rekening hebben die nog hoger is dan die van de consument. De consument moet bijbetalen (een hoge rekening in combinatie met een laag voorschotbedrag), maar de rekening is desondanks niet echt exorbitant te noemen. De gebruikte kostenverdelers zijn op afstand uitleesbaar, zijn getest en voldoen aan de specifieke NEN 7440 norm.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De verschillen in warmteverbruik tussen de woningen in het complex zijn niet (gigantisch) groot. De consument heeft wel een bovengemiddeld verbruik en is zich waarschijnlijk onbewust geweest van zijn stookgedrag.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De stelling van de consument dat zijn verbruik absurd hoog is en logischerwijs niet tot de mogelijkheden zou kunnen behoren, wordt door de commissie niet onderschreven/gedeeld. Het verbruik van de consument (afgezet tegen het gemiddelde verbruik in het complex) is bovengemiddeld, maar niet exorbitant of onwaarschijnlijk te achten. Over 2013 heeft hij een iets bovengemiddeld verbruik en over 2014 nog iets meer dan gemiddeld. Het verbruik is fors, doch bepaald niet onmogelijk, ook niet voor een éénpersoonshuishouden als dat van de consument. Dat het fysiek dan wel technisch onmogelijk zou zijn om dat verbruik aan eenheden te verbruiken/realiseren is onvoldoende gebleken dan wel aangetoond (door de consument). Het door de ondernemer becijferde verbruik leidt naar het oordeel van de commissie niet tot een aperte onredelijkheid ten opzichte van de consument. Temeer, nu uit de door de ondernemer overgelegde gegevens blijkt dat andere bewoners (en zeker gemiddeld) een veel lager en gemiddeld verbruik laten zien. Dat sprake zou zijn van niet goed functionerende meters (elektronische eenheden op de radiatoren dan wel verwarmingsketel en/of extreme warmteverliezen) is volgens de commissie op basis van de verschafte informatie evenmin gebleken. De commissie acht de klacht van de consument dan ook ongegrond.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Warmtelevering op 30 januari 2017.