Vergoeding na tijdelijke sluiting sportschool toegewezen

De Geschillencommissie




Commissie: Sport en Beweging    Categorie: Overeenkomst    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 152970/171816

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De sportschool in kwestie is tijdelijk gesloten wegens de overheidsmaatregelen omtrent Covid-19. De consument wenst terugbetaling van betaalde contributies. De ondernemer heeft wel andere compensatie aangeboden, bijvoorbeeld in de vorm van gratis sportwater. De ondernemer heeft geen verweer gevoerd. De commissie wijst wel op correspondentie waaruit blijkt dat de ondernemer heeft toegezegd het volledige bedrag terug te betalen. Voor de commissie is niet duidelijk waaruit de door de consument gevraagde vergoeding van € 100,- bestaat. Echter, de gevraagde vergoeding is door de ondernemer niet weersproken en komt redelijk over. Derhalve wijst de commissie de vergoeding toe. De klacht is gegrond.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 1 juli 2020 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het geven van toegang tot het de fitnessclub van de ondernemer met gebruikmaking van de daar aanwezige apparaten tegen een daarvoor door de consument betaalde prijs van € 100,–.

De overeenkomst is uitgevoerd vanaf 1 juli 2020.

Het geschil betreft terugbetaling van het door de consument betaalde bedrag.

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

In de periode van de tweede coronalockdown had de consument een abonnement bij de ondernemer.

Hoewel er geen gebruik gemaakt kon worden van de faciliteiten vanwege de lockdown werd wel elke maand het abonnementsgeld afgeschreven. Dit geld heeft de consument nooit teruggekregen. De ondernemer wilde alleen een compensatie aanbieden op locatie (gratis sportwater bijvoorbeeld).

De consument heeft geen overeenkomst meer en wil daarom zijn geld terugkrijgen.

De consument verlangt terugbetaling van € 100,–.

Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt aan de commissie kenbaar te maken.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De coronapandemie heeft het voor de ondernemer onmogelijk gemaakt om de verplichtingen uit de overeenkomst na te komen. Toegang tot de sportschool was op grond van overheidsmaatregelen niet mogelijk. In die situatie kon ook van een consument niet afgedwongen worden dat de contractuele verplichtingen, betaling van de contributie, nagekomen werden.

Daarmee kon de consument in principe aanspraak maken op terugbetaling van contributie over de periode dat de sportschool gedwongen gesloten was.

Gelet op de bijzondere situatie zijn tussen veel sportscholen en hun leden in onderling overleg afspraken gemaakt die in een andere, voor de getroffen ondernemers iets minder ingrijpende manier van compensatie voorzien.

De consument heeft tijdens de tweede lockdown zijn abonnementsgeld doorbetaald, maar uiteindelijk de overeenkomst opgezegd en terugbetaling gevraagd.

De ondernemer heeft aanvankelijk een andere manier van compensatie voorgesteld, maar uiteindelijk herhaaldelijk toegezegd om hetgeen de consument betaald had terug te betalen.

De commissie heeft geen informatie ontvangen dat de consument daadwerkelijk het herhaaldelijk toegezegde bedrag ontvangen heeft.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

Het is voor de commissie onduidelijk wat het bedrag is dat de consument bij de ondernemer teruggevraagd heeft. De consument heeft in het vragenformulier enkel aangegeven dat hij € 100,– tegoed heeft en dat het over ongeveer vijf maanden abonnementsgeld gaat. Daarbij is aan de commissie niet duidelijk gemaakt wat de hoogte van het abonnement was.

Ook blijkt nergens wat het bedrag is dat de ondernemer heeft toegezegd te betalen.

Tegen deze achtergrond is het voor de commissie onmogelijk om een exact bedrag toe te wijzen.

Uit de correspondentie blijkt echter niet dat daarover tussen partijen een verschil van mening bestaat. Daarom zal de commissie de ondernemer opdragen om datgene te betalen wat door de consument gevraagd en door de ondernemer toegezegd is. Omdat de consument de vordering in het vragenformulier de vordering heeft bepaald op € 100,– en de commissie niet meer kan toewijzen dan wat de consument vraagt zal de vordering worden bepaald op ten hoogste € 100,–.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument het bedrag dat de consument aan de ondernemer gevraagd heeft en waarvan de betaling door de ondernemer ook is toegezegd, indien en voor zover dit bedrag inmiddels nog niet is betaald.

Het te betalen bedrag zal echter ten hoogste € 100,– bedragen.

Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Sport en Beweging, bestaande uit mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, J.G. Boelens, MSm en J.M.A. van Haren, leden, op 27 juni 2022.