
Commissie: Doe-Het-Zelfbedrijven
Categorie: Ondeugdelijke levering/(non)conformiteit
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
DOE09-0014
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op of omstreeks 10 april 2009 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van beuken vloerdelen, ongelakt, tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 1.059,50. De levering vond plaats op of omstreeks 19 of 22 april 2009. De consument heeft op 25 mei 2009 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De geleverde vloerdelen vertonen een gebrek. Na het leggen van de vloerdelen overeenkomstig de leginstructie zijn zij gaan schotelen en zijn kieren ontstaan tot wel 6 millimeter breed. Vermoedelijk is het hout te vochtig geweest toen het werd geleverd. De ondernemer weigert het gebrek te erkennen, waarbij hij zich beroept op twee rapporten van de fabrikant en een deskundige. Deze rapporten spreken elkaar deels tegen en bevatten onwaarheden. De luchtvochtigheid kan geen issue zijn, want in de leginstructies wordt gesproken over een luchtvochtigheidsgraad van 55% in de ruimte en dat strookt met de bevindingen van de deskundige. Bovendien is de luchtvochtigheid voor het leggen gecontroleerd. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Het rapport van de deskundige bevestigt dat het hout te vochtig is aangeleverd. Alles wijst daarop, alleen al het feit dat krimp is opgetreden. De door de deskundige gecontroleerde verpakking heeft maanden bij mij op de slaapkamer gelegen en de inhoud was nog te vochtig. Ik had de vloer gelegd en ben toen vier dagen weg geweest. Bij terugkomst deed het probleem zich al voor en ik heb daar meteen over geklaagd bij de ondernemer. Ik heb de vloer zelf gelegd, met een buurman en een collega. Met zijn drieën zijn we er twee dagen mee bezig geweest. Ik heb alle instructies van de ondernemer op de voet gevolgd en alle materialen (behalve de lijm) ook bij de ondernemer gehaald. De gebruikte lijm was overigens wel de door de ondernemer geadviseerde lijm. De vloer is door de ondernemer bij mijn huis afgeleverd. Ik weet niet of die uit de winkel van de ondernemer afkomstig is geweest of rechtstreeks van de fabrikant. Ik heb hiervoor ook een parketvloer gehad. Daar heb ik nooit problemen mee gehad. Voor het leggen heb ik nog een vochtmeting gedaan van de vloer, om problemen te voorkomen. Ook heb ik een vochtscherm geplaatst van dampdichte folie. Het probleem kan niet zijn ontstaan door vocht vanuit de vloer. Zoals de vloer er nu in ligt, vind ik het geen gezicht. Ongeacht de afloop van dit geschil gaat de vloer eruit. Ik wil wel weer een houten vloer, maar niet meer van deze fabrikant. De consument verlangt een kosteloze vervanging van de vloer en de bij het leggen toe te passen materialen en een vergoeding voor de investeringen in de vorm van opslag van meubels en vrije tijd voor het leggen. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Zowel de fabrikant als een onafhankelijk deskundige hebben de klacht van de consument onderzocht. Zij komen beide tot de conclusie dat het product deugdelijk was, maar dat de leginstructies niet goed zijn gevolgd. In dat geval acht de ondernemer zich niet gehouden in te gaan op de wensen van de consument. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Gebruikelijk is dat het vochtpercentage in hout maximaal 10% bedraagt. Wij hebben geen zicht op wat er met het hout na aflevering is gebeurd. De relatieve luchtvochtigheid ter plekke zal ook een rol spelen. Het blijft uiteindelijk een natuurproduct. De leverancier is overtuigd van de juistheid van haar rapport. Ik kan zo niet toezeggen of wij eventuele nieuw te leveren vloerdelen tevoren op vochtigheidsgraad kunnen controleren. Dan zou je alle verpakkingen open moeten gaan maken en over een vochtmeter moeten beschikken. Dat is ook niet gebruikelijk. We zouden wel aan de leverancier kunnen vragen om vóór aflevering een vochtmeting te doen. Deskundigenrapport De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voor zover thans van belang, het volgende vastgesteld. De vloer in kwestie betreft een parketvloer van massieve lamellen met een plankdikte van 15 millimeter, een lengte van 1820 millimeter en een breedte van 15 millimeter, gelegd in een bestaande woning. De bouwvloer is van onderen geïsoleerd en bevat geen verwarmingsleidingen. De vloer is losliggend van de bouwvloer, zwevend, gelegd. De delen zijn aan de kopse kant vol verlijmd. Onder de vloer is een voldoende vochtwerend vochtscherm aangebracht. De deskundige heeft waargenomen dat over de gehele oppervlakte naden aanwezig zijn tussen de lameldelen. De lameldelen zijn licht gaan schotelen. De kopse kant van de lameldelen zijn vol verlijmd en vertonen geen naden. Visueel is de omvang van de klacht naar het oordeel van de deskundige te kwalificeren als opvallend. De zichtbare naden die aanwezig zijn tussen de beuken lameldelen variëren van 0,5 millimeter tot 2,8 millimeter en bevinden zich over de gehele oppervlakte. Om te onderzoeken hoe die naden zijn ontstaan heeft de deskundige verschillende metingen uitgevoerd. Allereerst heeft hij met een indicatiemeter, een eerste indruk gekregen van het vochtgehalte in het hout over de gehele vloeroppervlakte. Daarbij heeft de deskundige geconstateerd dat het vochtgehalte in het hout vrij hoog was: in de woon/ eetkamer/keuken 12 tot 14% en in de aanbouw (serre) 12 tot 16%. Vervolgens heeft de deskundige aan de consument gevraagd of hij twee gaatjes in het hout mocht slaan om het vocht te meten. Op de aangewezen plek in de serre heeft deze meting een vochtpercentage opgeleverd van 12,8%. De consument vertelde de deskundige verder dat hij nog drie pakken hout boven had liggen. Op verzoek van de deskundige is er een pak naar beneden gehaald. Dit hout zat nog verpakt in plastic folie, zoals het geleverd is. Het vochtgehalte is door de deskundige opgemeten en het resultaat was 12,2%. Dit is vrij hoog. Het houtvocht in nieuw hout moet circa 9% zijn. Door tien delen in de breedte op te meten, zowel in de woon/eetkamer als in de aanbouw, kon de deskundige zien of de parket vloer is uitgezet of wel is gekrompen. De breedte van één plank is 150 millimeter. In de woon/eetkamer heeft de deskundige 149,7 centimeter gemeten, in de aanbouw (serre) 149,8 centimeter. Dit was inclusief de naden tussen de parketdelen. De naden zijn gemiddeld 1,3 millimeter. De naden zijn ontstaan na het leggen van de parket vloer, de parket delen zijn gemiddeld 1,3 millimeter gekrompen per deel. Het stookseizoen is net begonnen, hierdoor kan het hout nog verder gaan krimpen. Er is een lichte schoteling aanwezig. Gemeten onder een rechte rij was deze 0,5 millimeter over een breedte van 150 millimeter. Optisch is dit zichtbaar. De relatieve luchtvochtigheid bedroeg tijdens mij bezoek 66,5% de temperatuur 18,5 graden. Herstel is mogelijk op twee verschillende wijzen. Optie 1: De lameldelen na het stookseizoen opspannen met parket spanbanden, daar waar de zwelruimte langs de zijkanten te groot worden aanvullen met nieuwe lameldelen, tussen de muur en de lameldelen spanveren aan brengen. Optie 2: De gehele vloer vernieuwen. De deskundige acht optie 2 de meest voor de hand liggende oplossing. Mits het hout goed gedroogd is, zijn de naden tussen de lameldelen dan niet meer aanwezig. De deskundige begroot de met optie 2 samenhangende kosten op € 1.200,– inclusief olie, verwijzend naar de eerder door de ondernemer gezonden rekening. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. In het onderhavige geval is sprake van een tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst die kan worden gekwalificeerd als een consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 BW. Onderwerp van deze overeenkomst is een partij vloerdelen, waarvan de consument zelf een vloer heeft gelegd. Het standpunt van de consument komt er op neer dat deze vloerdelen bij aflevering niet de eigenschap hebben bezeten die voor een normaal gebruik noodzakelijk waren, omdat de vloerdelen een te hoog vochtigheidsgehalte bezaten. Metingen van de door de commissie ingeschakelde deskundige, zowel aan de gelegde vloerdelen als aan vloerdelen die nog in hun originele verpakking verpakt waren, bevestigen dat de vloerdelen een hoger vochtgehalte bezaten dan normaal. Tussen partijen staat vast dat een vochtgehalte in het hout tot 9 à 10% nog binnen de normen valt. De door de deskundige gemeten percentages overtreffen een dergelijk percentage. De commissie merkt op dat ook de deskundige van de fabrikant van de vloerdelen bij een eerder onderzoek al heeft geconstateerd dat het hout een extreem hoog vochtpercentage had. Hij heeft percentages van 14 tot 18% gemeten. De deskundige van expertisebureau Hedex heeft vochtpercentages gemeten die uiteenliepen van 7,5% in de serre tot ruim 14% in de woonkamer. Niet betwist is, dat de consument de ondernemer al vier dagen na het leggen van de vloer van zijn klacht op de hoogte heeft gesteld. Deze klacht (schotelen en krimp) kan zeer wel zijn ontstaan door droging van de houten vloerdelen. De deskundige van de commissie heeft de breedte van een aantal vloerdelen gemeten en die metingen komen uit op een krimp in de breedte van de vloerdelen van om en nabij 1%. Ingevolge artikel 7:18, lid 2 BW wordt in het geval van een consumentenkoop vermoed dat een geleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, wanneer de afwijking zich binnen zes maanden na aankoop manifesteert. De klacht van de consument is ruim binnen die termijn ontstaan en gemeld. De metingen die vervolgens hebben plaatsgevonden bevestigen dat het hout vochtiger is geweest dan volgens algemeen geldend gebruik nog normaal kan worden bevonden. In dat geval is het aan de ondernemer om feiten of omstandigheden te stellen en – bij betwisting – ten minste aannemelijk te maken, op grond waarvan het vermoeden van non-conformiteit weerlegd kan worden. Dergelijke feiten en/of omstandigheden zijn in deze zaak naar het oordeel van de commissie niet in voldoende mate aangevoerd en het bestaan ervan is zeker niet in afdoende mate aannemelijk geworden. Dat betekent dat de commissie tot de slotsom komt dat de geleverde vloerdelen bij aflevering inderdaad niet aan de overeenkomst hebben beantwoord. In dat geval heeft de consument recht op herstel van het gebrek en vergoeding van de als gevolg van het gebrek geleden schade. Dat betekent dat hij aanspraak mag maken op levering van een nieuwe, gelijkwaardige, vloer, alsmede op een vergoeding voor tijd die gemoeid is geweest met het leggen van de oude vloer. Die laatste post begroot de commissie op 24 uur maal € 15,–, zijnde derhalve € 360,–. Mocht de consument een keuze maken voor een duurder materiaal ter vervanging van de geleverde vloer, dan zal hij (uiteraard) het prijsverschil dienen bij te betalen. Het voorgaande voert de commissie tot de navolgende beslissing. Om te voorkomen dat de ondeugdelijke vloer alsnog ergens op de markt komt, waardoor de consument bevoordeeld zou raken, zal de commissie daarbij bepalen dat de consument de oude vloer ter beschikking dient te houden van de ondernemer. Beslissing De ondernemer neemt – zo hij dat wenst – de geleverde vloerdelen terug en levert het materiaal voor een kwalitatief minstens gelijkwaardige nieuwe vloer (vloerdelen plus bij het leggen benodigd klein materiaal), als nader tussen partijen overeen te komen. Indien de keuze van de consument uitgaat naar een duurder type vloer of materiaal, dient hij het verschil bij te betalen. Voorts betaalt de ondernemer aan de consument een vergoeding van € 360,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies. Het door de consument meer of anders verlangde wordt afgewezen. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 75,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Aldus beslist door de Geschillencommissie Doe-Het-Zelfbedrijven op 12 maart 2010.