Voldoende informatieverschaffing en vooronderzoek verricht door zorgaanbieder bij borstvergrotende operatie.

De Geschillencommissie




Commissie: Zelfstandige Klinieken    Categorie: Uitvoering behandelingsovereenkomst    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 106719 - 2017

De uitspraak:

In het geschil tussen:

Cliënte en de Velthuiskliniek, gevestigd te Hilversum (verder te noemen: de kliniek)

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de
Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 23 augustus 2017 te Zwolle.

Klaagster was aanwezig bij de zitting en heeft zich laten bijstaan door [gemachtigde].

De kliniek heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door [plastisch chirurg] en [advocaat].

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op de borstvergrotende operatie die klaagster in de kliniek heeft ondergaan. Nadien zijn lichamelijke klachten ontstaan. Klaagster beklaagt zich dat zij onvoldoende is voorgelicht over mogelijke klachten, dat de kliniek onvoldoende vooronderzoek bij haar heeft verricht, dat er ondeugdelijke implantaten zijn gebruikt en dat de kliniek onvoldoende adequaat heeft gereageerd op de klachten die klaagster sinds de operatie ondervindt.

Standpunt van klaagster

Het standpunt van klaagster luidt als volgt.

Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. Kort samengevat komt de klacht op het onderstaande neer.

Klaagster heeft op 23 oktober 2012 een borstvergrotende operatie ondergaan waarbij siliconenimplantaten zijn geplaatst. Kort daarna, in februari 2013, kreeg klaagster klachten van uiteenlopende aard. Klaagster kreeg klachten in de gewrichten van de handen en vingers. Ook voelden haar handen vaak koud en stijf. Klaagster had het vaak erg benauwd. Klaaster had regelmatig pijnlijke steken in de oksel en pijn in de borsten en de borstspier. Klaagster kreeg steeds minder energie. Klaagster heeft de kliniek telefonisch over haar klachten geïnformeerd, maar er werd niet goed op gereageerd. In juli 2013 heeft klaagster zich tot een bioresonantietherapeut gewend.  Deze vertelde klaagster dat haar lichaam ergens tegen aan het vechten was, en dat er veel gifstoffen in haar lichaam zaten die afgevoerd wilden worden. De therapeut heeft klaagster middelen gegeven om haar lichaam te ontgiften. Na elk consult verminderden de klachten maar dat was tijdelijk. Na herhaalde consulten bij genoemde therapeut  werd de pijn zo erg dat de therapeut klaagster vertelde dat klaagster de implantaten beter kon laten verwijderen. Op 8 november 2014 heeft klaagster een consult bij de huisarts gehad en een verwijzing gekregen naar een immunoloog die gespecialiseerd is in klachten naar aanleiding van borstprothesen. Klaagster heeft zich gewend tot [internist en hoogleraar immunologie] gespecialiseerd in systeemziekten. Deze heeft klaagster veel vragen gesteld, onder andere of er in de familie auto-immuunziektes voorkomen. Dat is het geval. Klaagster heeft zelf als kind ook een auto-immuunziekte gehad, de ziekte van Werlhof. [internist en hoogleraar immunologie] heeft het bloed van klaagster onderzocht. Hij raadde klaagster aan om de implantaten te laten verwijderen, wegens verdenking van het ASIA-syndroom. Hierop is klaagster op 8 december 2014 gezien door [plastisch chirurg]. Ook het advies van [plastisch chirurg] was dat de implantaten dienden te worden verwijderd. Op 29 december 2014 zijn door de implantaten door [plastisch chirurg] verwijderd. Klaagster voelde zich sindsdien enige tijd beter. Al in de eerste dagen na de operatie voelde zij dat haar vingers minder stijf waren, zij kon weer enigszins doorademen en was niet steeds meer benauwd. Enige tijd nadien zijn haar klachten weer verergerd.

Klaagster is van mening dat de kliniek de operatie niet had moeten uitvoeren, nu bij de kliniek bekend was dat klaagster in haar jeugd een auto-immmuunziekte heeft gehad en nu zulks ook in haar familie voorkomt. Immers, onder die omstandigheden is, zols bekend mag worden verondersteld bij de kliniek, de kans groot dat bij een cliënt als gevolg van het plaatsen van siliconenimplantaten in het lichaam klachten en beperkingen ontstaan die passen bij het ASIA-syndroom (autoimmune syndrome induced by adjuvants). Dat is bij klaagster ook gebeurd. Ook indien het oordeel is dat de kliniek de implantaten wel had mogen plaatsen, dan had de kliniek klaagster moeten informeren over de mogelijke gevolgen daavan, waaronder het krijgen van klachten en beperkingen die passen bij het ASIA syndroom. De kliniek wist van de auto-immuunziekte van klaagster; deze is in het bijzijn van de moeder van klaagster besproken tijdens een consult voorafgaand aan de implantatie. In 2012 was reeds algemeen bekend dat na een implantatie gezondheidsklachten kunnen optreden de vergelijkbaar zijn met de klachten behorend bij het ASIA-syndroom en dat er een grotere kans is op deze klachten als de cliënt bekend is met een auto-immuunziekte. [Plastisch chirurg] vermeldt dit nu op haar website en [internist en hoogleraar immunologie] waarschuwde hier al in 2007 voor na een eerder verschenen rapport van de WHO hierover. De kliniek heeft haar niet gewaarschuwd, waardoor klaagster het recht ontnomen is om een gedegen beslissing te nemen omtrent het wel of niet ondergaan van de implantatie. Als klaagster gewezen was op de genoemde mogelijke gevolgen, dan had zij de implantatie niet ondergaan. 

Daarbij is ook relevant dat klaagster voor de implantatie expliciet heeft gevraagd naar het doorzweten of doorlekken van de implantaten. Haar is toen medegedeeld dat de implantaten 100% veilig zijn en een leven lang meegaan. Deze informatie is onjuist.

Voorts verwijt klaagster de Velthuiskliniek dat deze gebruik heeft gemaakt van een gebrekkige hulpzaak door onderhavige prothesen te implanteren.
 
Klaagster heeft kosten gemaakt voor de behandeling van haar klachten (medische kosten en reiskosten). Daarnaast maakt cliënte aanspraak op vergoeding van immateriële schade, wettelijke rente en advocaatkosten. De totale schade is meer dan € 25,000–. Klaagster is bereid deze in het kader van deze procedure te beperken tot € 25,.000,– zodat de commissie bevoegd is daarover te beslissen. Klaagster verzoekt de commissie de klachten jegens de kliniek gegrond te verklaren en haar de gevraagde schadevergoeding toe te kennen.

Standpunt van de zorgaanbieder

Het standpunt van de instelling zoals dat blijkt uit de door de commissie ontvangen en ter zitting overhandigde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Niet ontvankelijkheid
De kliniek heeft zich ter zitting beroepen op niet-ontvankelijkheid van klaagster. De klacht stamt uit 2012 en valt derhalve onder de vigeur van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector (Wkcz). In deze wet is in een gang voor klager naar de geschillencommissie niet voorzien; deze is eerst voorzien in de Wet Kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) die met ingang van 1 januari 2016 van kracht is geworden. Naar het de kliniek voorkomt, is klaagster derhalve niet-ontvankelijk in haar klacht. De kliniek verzoekt de commissie het klaagschrift van klaagster niet in behandeling te nemen.

Indien de commissie toch tot het oordeel komt dat klaagster ontvankelijk is in haar verzoek, geeft de kliniek de commissie het volgende ter overweging.

Klacht over onvoldoende informatieverschaffingen en klacht over onvoldoende vooronderzoek
Klaagster verschilt van mening met de kliniek op het punt van informatieverschaffing vóór de operatie. Naar [plastisch chirurg] in haar verweerschrift heeft verklaard heeft tussen oktober 2011 en de operatie in oktober 2012 vier keer een consult plaatsgevonden met klaagster in de kliniek te Velp en Hilversum, waarbij zij meermaals informatie over de ingreep en het te verwachten resultaat en mogelijke complicaties heeft ontvangen. Ook zijn met klaagster de risico’s, nazorg, te verwachten complicaties, alsmede de kans op systeemziekten herhaaldelijk besproken. In het medisch dossier is opgetekend dat de kans op systeemziekten met klaagster is besproken. Tijdens een consult waar de moeder van klaagster bij aanwezig was, is de kans op infecties besproken. Naar [plastisch chirurg] heeft verklaard, is echter door de kliniek nooit gesteld dat een borstvergrotende ingreep risicoloos zou zijn, nu immers geen enkele medische ingreep zonder risico is. Tussen de consulten door heeft klaagster ruim de tijd genomen om over alles na te denken. Zij heeft vervolgens uit eigen beweging in 2012 besloten tot het ondergaan van de borstvergroting. Klaagster heeft een ongecompliceerde ingreep ondergaan en was cosmetisch tevreden over het resultaat. Klaagster was wel vaak angstig.
[Plastisch chirurg] heeft verklaard dat zowel vóór als na de operatie alle checklists bij klaagster zijn uitgevoerd en het protocol is gevolgd. Klaagster heeft voorinformatie ontvangen en medicatievoorschriften om eventuele pijnklachten en gevaar voor ontstekingen tot een minimum te beperken. Ook de nazorg is naar behoren uitgevoerd. Normaal gesproken belt de kliniek na een dag naar de cliënt, en ziet de chirurg de cliënt na zes maanden. In geval van klaagster belde een verpleegkundige van de kliniek frequent zoals in het dossier van klaagster is opgetekend.
Klaagster is twee weken na de ingreep eenmaal gecontroleerd door een verpleegkundige waarbij de hechtingen zijn verwijderd. [Plastisch chirurg] heeft klaagster ook na de ingreep meerdere malen gesproken. De klachten die klaagster ondervond, waren grotendeels passend bij napijn als gevolg van de operatie. Met betrekking tot de door klaagster genoemde klachten die zij ten aanzien van haar handen ondervond heeft zij klaagster geadviseerd contact op te nemen met haar huisarts. Volgens protocol is een fysiotherapie herstelprogamma opgesteld.

De borstvergroting is uitgevoerd in 2012. Sinds 2014 heeft de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie (NVPC) een chirurgische bijsluiter over siliconenprotheses. In de huidige bijsluiter staat dat een zeer klein aantal borsten met borstimplantaten gerapporteerde symptomen heeft vergelijkbaar met die van bekende ziekten van het immuunsysteem. Tot op heden is er geen wetenschappelijk bewijs gevonden dat vrouwen met borstimplantaten een verhoogd risico op deze ziekte hebben. Deze ziekten lijken niet vaker voor te komen bij vrouwen met implantaten dan bij vrouwen zonder implantaten. Ten tijde van de borstvergrotende operatie bij klaagster behoorde expliciete voorlichting over de kans op systeemziekten niet tot de geldende professionele standaard. 

Er is geen test om ASIA te bewijzen. Het is bekend dat personen die gevoelig zijn voor een auto-immuunziekte of daar genetisch aanleg voor hebben, na het inbrengen van iets in het lichaam (dat kan ook zijn een vaccinatie, knieprothese, IUD) diverse klachten kunnen ondervinden lijkend op een immuunziekte. Het gaat hier dus niet specifiek om siliconenprotheses, aldus [plastisch chirurg]. Echter, de pijn en de ademhalingsproblemen die klaagster heeft ervaren na de ingreep zijn chirurgisch te verklaren.  De protheses zijn onder de borstspier geplaatst. Dit kan de eerste drie maanden na de ingreep genoemde klachten met zich meebrengen en duiden niet op het ASIA-syndroom.  Het causaal verband tussen de implantatie d.d. 23 oktober 2012 en de schade die klaagster zegt geleden te hebben wordt dan ook betwist. 
 
De kliniek betreurt het dat klaagster zich met haar klachten niet direct tot de kliniek heeft gewend. Een eventuele explantatie van de protheses had ook in de kliniek uitgevoerd kunnen worden. Nu klaagster dat niet heeft gedaan, acht de kliniek het niet redelijk dat de kosten die klaagster elders heeft gemaakt op de kliniek zouden worden verhaald. Op 19 augustus 2013 had zij het laatste contact met klaagster. Daarna heeft [plastisch chirurg] niets meer van klaagster gehoord. Desgevraagd heeft klaagster verklaard dat zij geen vertrouwen meer had in de kliniek en in [plastisch chirurg], en zich daarom tot derden heeft gewend.  Of de kosten die zij daarbij maakte al dan niet door haar zorgverzekeraar zouden worden vergoed was daarbij voor haar geen punt van aandacht.

Klacht over ondeugdelijk hulpmiddel
De implantaten van het type dat die gebruikt is bij klaagster zijn van goede kwaliteit en worden wereldwijd gebruikt, ook heden ten dage.  Er zijn geen absolute contra-indicaties bekend. Er is geen reden te veronderstellen dat de bij klaagster gebruikte protheses ondeugdelijk zouden zijn.  Dit is door klaagster slechts gesteld, maar niet onderbouwd.

De kliniek verzoekt de commissie de klacht ongegrond te verklaren en de gevraagde schadevergoeding af te wijzen.

Beoordeling van het geschil

Op grond van de stukken en hetgeen door partijen over en weer is verklaard overweegt de commissie het volgende.

Ten aanzien van het verzoek om klaagster niet-ontvankelijk te verklaren
De commissie stelt vast dat de kliniek zich eerst ter zitting heeft beroepen op niet ontvankelijkheid van klaagster. Conform artikel 6 lid 1 van het Reglement Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken dient een dergelijk beroep echter bij de eerste gelegenheid, dat wil zeggen vóór alle weren, te worden ingediend.  Nu dit niet is geschied, is de commissie van oordeel dat het verzoek niet tijdig is ingediend en gaat reeds om die reden aan dit verweer voorbij. Naar het oordeel van de geschillencommissie is klaagster ontvankelijk in haar verzoekschrift.

Inhoudelijke beoordeling
De commissie stelt  voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorginstelling vereist is dat voldoende aannemelijk wordt dat de zorginstelling tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorginstelling. De tekortkoming moet aan de zorginstelling kunnen worden verweten en de klager moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.

Klacht over onvoldoende informatieverschaffing en onvoldoende vooronderzoek
Naar [plastisch chirurg] onweersproken heeft verklaard, heeft met klaagster vier keer een consult plaatsgevonden vóór de ingreep d.d. 23 oktober 2012. Naar [plastisch chirurg] heeft verklaard is daarbij voorlichting aan klaagster gegeven over mogelijke complicaties waaronder systeemziekten. De commissie heeft dit ook teruggelezen in het dossier, en ziet geen reden om hieraan te twijfelen.
Naar [plastisch chirurg] heeft verklaard, is het protocol gevolgd en zijn checklists doorgelopen met klaagster. Ook dit heeft de commissie teruggezien in het dossier.
[Plastisch chirurg] heeft ter zitting verklaard, dat klaagster meermaals is voorgelicht over de ingreep en mogelijke complicaties. Naar zij heeft verklaard is daarbij  het onderwerp systeemziektes aan de orde gekomen. Hiervan heeft de commissie ook een aantekening gezien in het dossier d.d. 20 december 2011. De commissie heeft geen reden om eraan te twijfelen dat dit onderwerp destijds met klaagster is besproken.
Sinds 2014 heeft de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie een chirurgische bijsluiter waarin melding wordt gemaakt van de kans op systeemziekten bij vrouwen met borstimplantaten. Naar de kliniek heeft verklaard reikt de kliniek deze bijsluiter ook vanaf 2014 uit aan cliënten, maar behoorde dit in 2012 nog niet tot de professionele standaard. Daarnaast heeft [plastisch chirurg] verklaard dat er tot op heden geen onomstotelijke wetenschappelijk bewijs is dat vrouwen met borstimplantaten een verhoogd risico hebben op systeemziekten. Dit is de commissie ook bekend.

De commissie is niet gebleken dat door de kliniek niet conform de gangbare medische professionele standaard inzake plastische chirurgie is gehandeld. Door in 2012 bij de risico’s verbonden aan deze ingreep niet de kans op het optreden van het ASIA-syndroom te vermelden, heeft de kliniek niet verwijtbaar gehandeld. Pas vanaf 2014 kan men, gelet op de bijsluiter van de NVPA, bekendheid met de risico’s van het ASIA-syndroom tot de professionele standaard rekenen. In 2014 was de behandelrelatie tussen klaagster en de kliniek reeds ten einde.  De door klaagster overgelegde stukken ten aanzien va het ASIA-syndroom dateren grotendeels van later datum dan de operatie, c.q. zien niet op het de stand van de wetenschap in het onderhavige vakgebied van de plastische chirurgie. Nu de commissie van oordeel is dat de risico’s op het ASIA-syndroom ten tijde van de behandeling door de kliniek niet tot de professionele standaard behoorde, vloeit daaruit voort dat evenmin geconcludeerd kan worden dat de kliniek verwijtbaar heeft gehandeld door de implantaten in te brengen.
Voorts is niet gebleken dat de nazorg tekort is geschoten, nu het plausibel is dat de na de operatie omschreven klachten zijn terug te voeren op napijn en de behandelend plastisch chirurg klaagster met betrekking tot haar andere klachten heeft verwezen naar haar huisarts. De geschillencommissie overweegt daarbij tevens dat klaagster zich na het advies van [internist en hoogleraar immunologie] niet meer tot de kliniek heeft gewend. 
 
Klacht over ondeugdelijk hulpmiddel
Klager heeft gesteld dat de geïmplanteerde protheses ondeugdelijk zouden zijn. Naar de kliniek heeft gesteld wordt het type prothese dat bij klaagster in oktober 2012 is geïmplanteerd wereldwijd nog steeds gebruikt en is van een contra-indicatie of mankement niets bekend. De commissie heeft geen reden om hieraan te twijfelen, nu klaagster haar standpunt ten aanzien van de ondeugdelijkheid niet nader heeft onderbouwd.

Gelet op het vorenoverwogene zal de commissie de klacht op alle onderdelen ongegrond verklaren en de gevraagde schadevergoeding afwijzen.

Beslissing

De commissie;
– verklaart de klacht ongegrond;
– wijst de gevraagde schadevergoeding af.

Aldus beslist op 20 september 2017 door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken.