Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
58776/63030
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
In 2014 blijkt het moedervlekje op het oor van de cliënt een niet kwaadaardige afwijking te zijn. De cliënt stelt dat de KNO-arts hem niet heeft geïnformeerd dat het moedervlekje op zijn oor kan uitgroeien tot een melanoom. Wat nu het geval is. Volgens de cliënt heeft de KNO-arts onzorgvuldig gehandeld. De commissie oordeelt dat de KNO-arts in 2014 juist heeft gehandeld. Toen bleek dat het vlekje niet kwaadaardig was, is een afwachtend beleid geadviseerd en was er controle zo nodig. Dit is volgens de commissie een juiste handelswijze. In 2015 gaf de cliënt aan dat er niets was veranderd en dat hij het plekje niet weg wilde laten halen. In 2019 is een melanoom op het oor van de cliënt gevonden. Het melanoom is met een marge weggenomen en dit heeft een blijvend letsel als gevolg gehad voor het oor van de cliënt. De commissie oordeelt dat de afloop niet anders was geweest als in 2015 of daarna het melanoom was geconstateerd. Ook dan zou deze met een marge zijn weggenomen, met blijvend letsel als gevolg.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats]
en
Stichting Rijnstate, gevestigd te Arnhem
(hierna te noemen: de zorgaanbieder)
gemachtigde: [naam].
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 26 april 2021 te Utrecht.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De cliënt werd bijgestaan door zijn schoondochter, [naam]. Namens de zorgaanbieder is verschenen [naam], KNO-arts, bijgestaan door de gemachtigde.
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft het handelen door de KNO-arts.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De KNO-arts heeft onzorgvuldig gehandeld met een verminkt oor tot gevolg.
Door het kwaliteitsbureau van de zorgaanbieder is er via een VIM melding onderzoek gedaan naar het ontstaan van het melanoom op het oor. Na de operatie en het kwaliteitsonderzoek is door de cliënt op 25 april 2020 een schadeclaim ingediend bij de raad van bestuur van de zorgaanbieder.
Door de verzekeraar van de zorgaanbieder is de schadeclaim ongegrond verklaard. De reden die hiervoor wordt gegeven is volgens de cliënt onjuist.
De verminking aan het oor is veroorzaakt door de KNO-arts. Deze heeft de cliënt niet geïnformeerd dat het moedervlekje op zijn oor kan uitgroeien tot een melanoom. De KNO-arts heeft geen overleg gepleegd met een oncoloog en/of dermatoloog en denkt op basis van zijn ervaring en kennis uit zijn onderzoek te stellen dat het plekje niet kwaadaardig is. De KNO-arts heeft de huisarts een expectatief beleid voorgesteld, wat de cliënt pas later heeft vernomen.
De afwijzing van de cliënt om het plekje weg te laten halen zou een reden moeten zijn geweest om de cliënt te informeren over de reden van de oproep en het veranderde inzicht. Ook is nagelaten om de huisarts te informeren over mijn standpunt.
De cliënt weet niet van een telefoongesprek van zijn huisarts met de KNO. Niet duidelijk is geworden waarop het veranderd inzicht is gebaseerd. De zorgaanbieder kan niet iemand zomaar oproepen. Verlangd mag worden dat daarvoor een verklaring wordt gegeven. Dat voorkomt de verminking van het oor.
De uitslag van het biopt dat in opdracht van de KNO-arts is genomen werd afgedaan met de opmerking dat het niet kwaadaardig is en dat het wondje goed genezen is. Op het moment dat de cliënt na een jaar werd gebeld was aan het vlekje op zijn oor geen verandering opgetreden en dat maakte dat er voor de cliënt geen reden was om het weg te laten halen.
De cliënt verlangt een schadevergoeding van € 10.000,–. Deze bestaat uit een inwendig hoortoestel van € 4.000,– plus voor nog tien levensjaren met bewuste beleving van 15 uur per dag een vergoeding van 0,11 per uur.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Eind 2013 kwam de cliënt op consult bij de KNO-arts vanwege asymmetrisch gehoorverlies. Bij het onderzoek van de oren merkte de KNO-arts een laesie (afwijkend weefsel) op de linkeroorschelp. Hoewel deze moedervlek niet de reden was waarvoor de cliënt bij hem kwam, heeft de KNO-arts besloten de plek te laten onderzoeken. Begin 2014 is een biopt van de oorschelp genomen. Het bleek een afwijking te zijn die op dat moment niet maligne was. Deze uitslag is met de cliënt besproken en er is expectatief beleid afgesproken (controle alleen indien nodig). Bij brief van 17 januari 2014 is de huisarts hierover geïnformeerd.
Zolang een moedervlek niet kwaadaardig is, hoeft deze niet te worden verwijderd. Dit wordt pas nodig indien er zich een verandering voordoet, bijvoorbeeld als de vlek groeit, van vorm verandert, gaat jeuken of gaat bloeden.
In 2015 is twee keer telefonisch contact geweest met de cliënt. Ook is er contact geweest met de huisarts. De cliënt gaf aan dat hij niets meer met het oor wilde laten doen. Wel zou hij zich een gehoorapparaat laten aanmeten.
Toen in 2019 de moedervlek groter bleek te zijn geworden, is de cliënt door zijn huisarts naar de dermatoloog verwezen. Er is opnieuw een biopt genomen. Er bleek toen sprake te zijn van een melanoom. Besloten is de aangedane plek operatief te verwijderen. Dit is op 15 oktober 2019 gebeurd. Door deze ingreep moet de cliënt een deel van zijn oorschelp missen.
Uit het kwaliteitsonderzoek naar aanleiding van de melding bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) door de zorgaanbieder volgt dat niet zeker is of er wel sprake is van een calamiteit, omdat causaal verband tussen het letsel en enige afwijking van kwaliteit van zorg niet is vast te stellen. Bovendien zijn er twijfels over of er wel sprake is van een afwijking van kwaliteit van zorg, omdat niet meer na is te gaan waarom de controle-afspraak in 2015 niet is doorgegaan. De IGJ heeft laten weten dat de rapportage van de zorgaanbieder voldoet aan de richtlijn Calamiteitenrapportage, dat de aangelegenheid voldoende zorgvuldig is onderzocht en dat voldoende verbetermaatregelen zijn getroffen.
Dat op het oor van de cliënt een melanoom is ontstaan, is niet aan de zorgaanbieder te wijten. Dat zich in 2019 veranderingen hadden voorgedaan, de laesie groter was geworden en uit nieuw onderzoek bleek dat het een melanoom was is iets wat de KNO-arts in 2014 niet wist en ook niet had kunnen voorzien.
In 2014 bestond binnen de afdeling KNO geen duidelijke richtlijn over hoe om te gaan met patiënten met een diagnose als die van de cliënt. Wel was het binnen de afdeling KNO de gangbare werkwijze om dergelijke patiënten ofwel door te verwijzen naar een dermatoloog ofwel voor controle op te roepen. In het geval van de cliënt is mogelijk enigszins van deze werkwijze afgeweken, omdat aanvankelijk een afwachtend beleid is afgesproken. Dit betekent echter nog niet dat de KNO-arts destijds niet de zorg heeft betracht die van hem verwacht mocht worden. Hier komt bij dat als er al vraagtekens te plaatsen zouden zijn bij het in 2014 gekozen beleid, de KNO-arts in 2015 heeft geprobeerd de cliënt alsnog op te roepen.
Daarnaast valt niet te achterhalen of, als er in 2015 of in de jaren daarna aanvullende biopten waren genomen, uit onderzoek van die biopten wel een kwaadaardige afwijking zou zijn gekomen. Het feit dat de cliënt pas in 2019 aan de bel trok en zich bij de huisarts meldde doet ook vermoeden dat de moedervlek in de jaren daaraan voorafgaand niet wezenlijk was veranderd.
Indien in 2015 of in de jaren daarna wél een melanoom zou zijn gevonden, zou de ingreep die vervolgens zou zijn geadviseerd niet wezenlijk anders geweest zijn dan de ingreep die de cliënt in 2019 heeft ondergaan. Ook dan had een marge moeten worden genomen rond het melanoom. Omdat een oor hiervoor weinig ruimte biedt, zou dit onvermijdelijk ook eenzelfde mutilerende operatie zijn geweest.
De zorgaanbieder is niet aansprakelijk voor enige door de cliënt geleden schade, omdat geen sprake is van toerekenbaar tekortschieten. Een causaal verband tussen handelen (of nalaten) en de door de cliënt gestelde schade ontbreekt. De schade is bovendien onvoldoende onderbouwd of gespecificeerd.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en cliënt dient daarvan nadeel te hebben ondervonden.
Naar het oordeel van de commissie heeft de KNO-arts in 2014 juist gehandeld door bij de constatering dat sprake was van afwijkend weefsel een biopt te laten nemen. Toen vervolgens uit dat biopt volgde dat de afwijking op dat moment niet maligne was, is afwachtend beleid geadviseerd en controle zo nodig, hetgeen de commissie juist voorkomt.
Vervolgens is in 2015 contact opgenomen met de cliënt waarbij deze heeft aangegeven dat hij het plekje niet wilde laten weghalen omdat er niets was veranderd. Dat staat de cliënt vrij.
Omdat de huisarts reeds op de hoogte was van de uitslag van het biopt dat in 2014 was genomen en ook het gegeven advies, was de KNO-arts niet langer in de lead om de cliënt te volgen.
In 2019 heeft de huisarts de cliënt doorverwezen naar de dermatoloog en is een melanoom op het oor van de cliënt geconstateerd. Het melanoom is met een marge weggenomen en dit heeft een mutilerend gevolg gehad voor het oor van de cliënt.
Naar het oordeel van de commissie was de afloop niet anders geweest als in 2015 of daarna het melanoom was geconstateerd. Ook dan zou het melanoom met een marge zijn weggenomen.
Van tekort schieten in de uitvoering van de zorgovereenkomst of de aanwezigheid van een fout of nalaten is geen sprake.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
Verklaart de klacht ongegrond.
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. F.J.M. Disch, de heer J. Donga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris, op 26 april 2021.