Warmteverbruik consument onwaarschijnlijk hoog. Warmteverlies buiten meters om en grote verschillen in verbruik. Verdeelsystematiek doet geen recht aan werkelijke situatie

  • Home >>
  • Warmtelevering >>
De Geschillencommissie




Commissie: Warmtelevering    Categorie: Omvang verbruik    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 101940

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de afrekening warmtelevering over de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 van de ondernemer van 19 november 2015, ten bedrage van in totaal € 2.570,– (waarbij de consument een bedrag van € 974,– diende bij te betalen).

De consument heeft op 20 november 2015 de klacht aan de ondernemer voorgelegd.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument acht het aan haar in rekening gebrachte verbruik voor warmte veel te hoog. Het kan volgens haar niet kloppen. De verwarmingsknop in de woonkamer is voor een groot deel van het jaar kapot geweest waardoor de consument deze niet aan heeft kunnen zetten. Verder heeft zij door de kapotte woonkamerverwarming een elektrisch kacheltje gebruikt om warmte te krijgen. Daarnaast heeft zij sowieso de kachels weinig aan. Het verbruik van warmte was over 2014 een stuk lager dan het jaar daarvoor (2013), terwijl de kosten nu bij elkaar € 1.000,– hoger zijn. Volgens de ondernemer komt leidingverlies voor rekening van de bewoners die meer dan gemiddeld verbruiken; de overige bewoners blijven buiten schot en krijgen geld terug. De consument woont samen met haar dochter (van 10 jaar oud) in de flat en gaat nu door de hoge afrekening van een voorschot van € 152,– per maand naar een voorschot van € 225,– per maand. De andere bewoners betalen variërend van € 80,– tot € 125,– aan stookkosten per maand. De meetapparatuur is oud en de meters geven geen GJ aan, zowel niet beneden op de blokverwarming als in de woningen. Op de rekening staat geen berekening van gas naar GJ vermeld. De meters op de kachels in de woning tellen het verbruik gewoon door ook al staan de kachels niet aan. Er wordt volgens de consument een onjuiste meting doorgegeven en de consument betaalt niet alleen voor eigen verbruik zoals de ondernemer stelt. Zelfs als de consument haar eigen kachel niet aan heeft, maar haar buren wel, dan loopt haar meterverbruik gewoon door. De consument heeft ook stukken overgelegd van een andere huurder (in een ander complex) van de ondernemer en dat betreft een klacht van die bewoner bij de huurcommissie tegen de ondernemer ter zake eveneens de afrekening van warmtekosten. De consument erkent dat dat rapport ten behoeve van de huurcommissie een andere woning en een andere bewoner betreft, maar meent dat er voldoende parallellen in zitten. Het gaat namelijk om dezelfde soort blokverwarming, dezelfde soort meters, dezelfde CV-installatie, dezelfde verdeling tussen gemeenschappelijke en individuele kosten en dezelfde klachten over de onbetrouwbaarheid van de meters, dezelfde situatie inzake het bijbetalen van een groot bedrag, dezelfde angst om de radiatoren te gebruiken, hetzelfde gevoel om aan het lijntje te worden gehouden en dezelfde frustratie omtrent het niet functioneren van de bewonerscommissie terzake etc. Het rapport is weliswaar niet formeel, maar zeker materieel van toepassing op de situatie van de consument. In die rapportage wordt tot uitdrukking gebracht dat sprake is van een zeer onevenwichtige verdeling van de warmtekosten en dat de kostenverdeling op basis van een percentage vast en een percentage variabel veel beter zou beantwoorden aan de situatie.

Ter zitting is door de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De uitspraak van de huurcommissie in de zaak van een andere bewoner (van een ander complex) tegen de ondernemer is uitgesteld omdat er verder onderzoek plaatsvindt. De consument is het niet eens met de afrekening zoals zij die van de ondernemer heeft gekregen. De firma Techem (die ten behoeve van de ondernemer de warmtekosten vaststelt) heeft een onderzoek verricht en naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek vindt nu een extern onderzoek plaats (door een ingeschakelde derde). De consument weet nog niets van een uitkomst van dat onderzoek. De consument merkt verder op dat de radiator in haar woonkamer stuk was, maar dat die wel verbruik registreerde. Er vindt ook onderzoek plaats naar de capaciteit van die radiatoren, het geregistreerde verbruik in verhouding tot de geregistreerde eenheden. Overigens vindt er ook een onderzoek plaats naar het warmteverlies in het complex van de consument. De consument woont op de 6e etage, in een complex van 14 etages en van 175 woningen.

De consument verlangt in eerste instantie kwijtschelding van het aan haar in rekening gebrachte bedrag voor de warmtelevering en wenst op zijn minst een eerlijke berekening.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De ondernemer heeft afgerekend conform de Warmtewet. De afrekening is naar aanleiding van de klacht van de consument nog eens nagegaan door de ondernemer, alsmede door de firma Techem (het warmtemeetbedrijf), maar daar zijn geen onjuistheden bij geconstateerd. Het complex bestaat uit 175 woningen en heeft blokverwarming. In 2014 zat daar nog geen GJ-meter, die is in 2015 geplaatst, maar dat is toegestaan volgens de Warmtewet. De totale hoeveelheid gemeten verbruikt gas in 2014 was 154.264 m3. In dit complex zijn in de woningen op de elektronische warmtemeters in totaal 202.667,558 eenheden geregistreerd. De verbruiksregistratie van deze huurder was in 2014 5.437 elektronische warmte meeteenheden. In 2013 bedroeg dat 7.630 eenheden voor een totaal prijs van € 1.662,63. Het verbruik van de consument in 2014 bedroeg 110,895 GJ. De ondernemer hanteert een prijs voor een GJ die onder het maximum van de ACM ligt, de ACM heeft een maximum tarief van € 24,03 vastgesteld, terwijl de ondernemer een prijs van € 22,05 hanteert. Het verbruik van de consument ligt ruim boven het gemiddelde in het complex. Dat de kosten van de consument hoger uitvielen dan voorheen komt door de Warmtewet. De door de consument overgelegde informatie/rapportage ten behoeve van de huurcommissie betreft een andere bewoner in een ander complex zodat daarmee geen rekening kan worden gehouden.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Sedert de invoering van de Warmtewet per 1 januari 2014 hanteert de ondernemer een 100% variabele berekening van het verbruik. In de Warmtewet is die keuze gemaakt. Er loopt op dit moment een algeheel onderzoek naar het warmtesysteem en het warmteverlies; daarvoor is een externe partij in de arm genomen. Het onderzoek bevindt zich in een afrondende fase. Correct is dat de consument over 2014 veel minder eenheden heeft verbruikt dan over 2013. In 2013 7.630 eenheden en in 2014 5.437 eenheden. Daaruit valt op te maken dat de consument minder warmte heeft verbruikt. Desalniettemin betaalt zij in 2014 toch een stuk meer. Dat is het gevolg van  de keuze die gemaakt is van het loslaten van de aanvankelijke warmtekostenverdeling in een deel vast en een deel variabel; thans wordt 100% variabel gehanteerd. De mensen die heel weinig stoken/verbruiken betalen dan ook een stuk minder en mensen die meer stoken betalen dan ook een stuk meer. Er zijn in dit complex zeer grote verschillen in warmteverbruik tussen woningen/bewoners. Naar het leidingverlies wordt verder onderzoek gedaan. Het gemiddelde verbruik betreft 1.163 eenheden, hetgeen correspondeert met 23,62 GJ gemiddeld per bewoner/woning.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De consument betwist in deze zaak het aan haar door de ondernemer in rekening gebrachte verbruik van warmte (van in totaal ruim 110 GJ), hetgeen de consument aan de (veel te) hoge kant acht. Met de invoering van de Warmtewet per 1 januari 2014 is in artikel 8a van de Warmtewet bepaald dat de door de ondernemer gehanteerde kostenverdeelsystematiek een zo’n nauwkeurig mogelijke benadering dient te zijn van het verbruik door de individuele verbruiker. In de brief van de Minister van Economische Zaken van 7 juli 2014 is daarover opgenomen dat bij een kostenverdeelsystematiek (bij afwezigheid van een individuele warmtemeter of individuele warmtekostenverdelers zoals in het complex waar de consument woont) van een zo’n nauwkeurig mogelijke benadering van het werkelijke aandeel van het verbruik van de verbruiker/consument dient te worden uitgegaan, voor zover dat technisch dan wel financieel mogelijk is. Met het oog op een transparante en accurate berekening van het individuele verbruik kunnen zogenaamde correctiefactoren (reductiefactoren) worden gebruikt. Vaststaat dat er in de woning van de consument geen individuele warmtemeter (GJ) aanwezig is en dat een warmteverdeelsysteem met elektronische kostenverdelers (de zogenaamde eenheden) op radiatoren wordt gehanteerd. Dat is echter een verhoudingssysteem; de gemeten eenheden geven niet het exacte warmteverbruik in GJ aan, maar zijn een benadering daarvan en alleen geschikt als rekenmaat om het totale in GJ gemeten warmteverbruik van het gebouw/complex in een redelijke verhouding over de woningen te verdelen. Bij de berekende en geregistreerde waarden is nog geen rekening gehouden met de grootte c.q. capaciteit van de radiator zodat vervolgens ter zake de geregistreerde waarde een correctiefactor wordt gebruikt die gebaseerd is op de verwarmingscapaciteit van de desbetreffende radiator(en). Vaststaat verder dat de ondernemer sedert 2014 een warmtekostenverdeling hanteert van 100% volledig variabel, hetgeen betekent dat per woning het warmteverbruik wordt geregistreerd met eenheden en dat het gemeten warmteverbruik van het totale gebouw (in GJ) daarover wordt verdeeld. Leidingverlies wordt doorberekend en de ondernemer laat thans ook onderzoek doen naar het eventuele leiding-/warmteverlies. Zoals de ondernemer ook heeft aangegeven zijn de verschillen in warmteverbruik tussen de woningen in het complex zeer aanzienlijk. Eén en ander heeft tot gevolg dat bewoners die meer warmte verbruiken daardoor ook een hogere energierekening zullen krijgen dan daarvoor (toen de ondernemer nog een warmtekostenverdeling aanhield van deels vast en deels variabel). De vraag die voorligt, is of de consument gehouden is om het aan haar door de ondernemer toegerekende verbruik over 2014 van in totaal 110 GJ (op basis van de hiervoor beschreven kostenverdeelsystematiek) te voldoen.
De commissie meent dat dat niet het geval is. Het verbruik van 110 GJ (5.437 eenheden, hetgeen circa 5x zoveel is als het gemiddelde verbruik in het complex) acht de commissie een extreem onrealistisch warmteverbruik. De commissie acht het onwaarschijnlijk dat zo’n verbruik daadwerkelijk door de consument zou zijn gerealiseerd. Ook de ondernemer erkent dat sprake is van een zeer hoog verbruik. Nog daargelaten of de registratie van de eenheden en/of de werking van de radiatoren al die tijd juist is geweest, acht de commissie het aan de consument toegerekende verbruik conform de gehanteerde kostenverdeelsystematiek apert onredelijk; die kostenverdeelsystematiek leidt in het onderhavige geval tot een zeer onevenwichtige verdeling van de warmtekosten. Daarbij betrekt de commissie ook het warmteverbruik van de consument over 2013, dat in principe 1/3 hoger lag dan over 2014 en waarvoor zij toen zo’n € 1.000,– minder hoefde te betalen voor een verbruik van overigens 7.630 eenheden. Opmerkelijk is dat het aantal geregistreerde eenheden over 2014 in vergelijking tot 2013 aanzienlijk is gedaald, maar dat het totale warmteverbruik van het gebouw daarmee niet correspondeert (het totale warmteverbruik daalt veel minder) waardoor het aantal GJ per geregistreerde eenheid behoorlijk is gestegen. Dat duidt op warmteverlies/verbruik buiten die eenheden om. Dat leidt ertoe dat warmteverbruik (dat buiten de eenheden omgaat) steeds meer en zwaarder wordt toegerekend aan bewoners die de radiatoren (nog wel) openzetten, zoals de consument. Een warmtekostenverdeling van 100% variabel kan nog wel redelijk werken als de verschillen tussen de woningen in geregistreerde eenheden niet groot zijn; de gemeenschappelijke warmteverliezen worden dan immers redelijk gelijk over de bewoners verdeeld. Evenwel doet die 100% variabele kostenverdeelsystematiek in de situatie van deze consument in de visie van de commissie geen recht aan de werkelijke situatie. Naast het verschil in gebruikersgedrag (instelling radiatoren) en eventueel ook de ligging van de woning (eventueel correctie-/reductiefactoren) zouden meer in het bijzonder de warmteafgifte (leidingverlies) van de gemeenschappelijke leidingen (stijgleidingen en verdeelleidingen) met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een oorzaak kunnen zijn voor de zeer grote verschillen in verbruik tussen de woningen in het complex van de consument. Volgens de commissie heeft het er alle schijn van dat het in rekening brengen van een vast deel en variabel deel veel beter en meer in overeenstemming zou zijn met de werkelijke situatie (en welke kostenverdeelsystematiek ook door de ondernemer werd gehanteerd tot 1 januari 2014). Een vaste/variabele verdeling zou met zich brengen dat de onderlinge verschillen in warmteverbruik beduidend kleiner en reëler zouden zijn en ertoe leiden dat (extreem) onrealistische warmteverbruiken (van groter dan 100 GJ) nauwelijks meer voorkomen en dat alle woningen/bewoners een minimaal warmteverbruik hebben en allemaal ook bijdragen aan het gemeenschappelijke warmteverbruik.

Al met al is de commissie van oordeel dat sprake is geweest van een dermate onwaarschijnlijk hoog warmteverbruik dat de consument dat volgens de commissie in redelijkheid gelet op de omstandigheden van het geval niet kan hebben verbruikt. De commissie zal dan ook bepalen dat het warmteverbruik van de consument over 2014 moet worden gesteld op het gemiddelde jaarverbruik per woning in het complex van 1.163 eenheden en derhalve 23,62 GJ. De commissie is van oordeel dat de ondernemer het jaarverbruik van de consument over 2014 naar redelijkheid en billijkheid (en overeenkomstig de toetsingsmaatstaf van de commissie) dient vast te stellen op 23,62 GJ, te weten 1.163 eenheden.
    
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht van consument gegrond is, zodat de ondernemer eveneens gehouden is om het door haar betaalde klachtengeld te vergoeden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie bepaalt dat de ondernemer de jaarafrekening aan de consument over 2014 zal dienen te herzien, aldus dat daarbij van een verbruik van 1.163 eenheden (23,62 GJ) zal worden uitgegaan.

De ondernemer dient binnen vier weken na de verzending van deze beslissing een gecorrigeerde factuur aan de consument te versturen.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 27,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Het door de consument meer of anders verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Warmtelevering, bestaande uit op 24 oktober 2016.