Commissie: Warmtelevering
Categorie: Omvang verbruik
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
99684
De uitspraak:
Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Warmtelevering (verder te noemen: de commissie) heeft bij tussenadvies van 7 april 2016 de eindbeslissing aangehouden. De inhoud van dit tussenadvies moet als hier ingevoegd en herhaald worden beschouwd.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de afrekening warmte(levering) van de ondernemer over 2014 voor een totaalbedrag van € 7.628,69, waarbij de consument een bedrag diende bij te betalen van € 6.526,97.
De consument heeft de klacht op 21 november 2015 aan de ondernemer voorgelegd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De eindafrekening is dermate hoog dat die volgens mij niet klopt. Ik woonde in de flat alleen met mijn dochter van 1,5 jaar en had de verwarming bijna niet nodig. Bovendien woonde ik de helft van de week nog bij mijn partner. Over het jaar 2013 kreeg ik zelfs nog een bedrag van € 283,– terug.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De afrekening kan nooit kloppen; die is absurd hoog. Ik woonde bovendien in 2014 al voor een deel bij mijn partner. Ik woonde op de 11e etage. Ik gebruikte de verwarming maar heel weinig omdat het altijd al warm was in de woning. Ik heb de hoge rekening uiteraard direct aangekaart bij de ondernemer, maar kreeg eigenlijk alleen maar nietszeggende reacties terug. De ondernemer verwijst naar het door hem voor de berekening ingeschakelde bedrijf [naam energiemetingsbedrijf] en die verwees op zijn beurt weer terug naar de ondernemer. Zij doen er in ieder geval niets aan. Ik heb geen idee hoe deze absurd hoge afrekening heeft kunnen ontstaan. Ik heb wel een probleem gehad met de verwarming omdat de knoppen het niet deden. Ik heb daarover gebeld en er is een monteur langs geweest om het in orde te maken. Omdat op een later moment een knop van de verwarming niet meer terug te draaien viel en dus heel hoog bleef staan heb ik voor de tweede maal een monteur gevraagd om dat in orde te maken. Het betreft een complex van 175 woningen, een flat met 14 etages en ik woonde middenin. Een verbruik van ruim 10.000 m3 gas is bizar veel. Uit de door de ondernemer overgelegde staatjes blijkt dat de meterstanden nogal fluctueren. Ik vraag me ook af of de meterstanden wel kloppen.
De consument verlangt dat er nog eens goed naar haar afrekening wordt gekeken; de eindafrekening kan volgens haar niet kloppen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Op de afrekening zijn de juiste meterstanden in rekening gebracht. Op het door de ondernemer overgelegde overzicht is te zien dat de consument voornamelijk in de wintermaanden warmte gebruikt. De consument was huurder t/m 25 maart 2015. Te zien is dat het verbruik bij de consument hard en snel is opgelopen. Na verhuur aan een nieuwe huurder is te zien dat de meters een normaal verbruikspatroon geven. Zowel bij de ondernemer als bij [naam energiemetingsbedrijf] zijn er in 2014 en 2015 geen meldingen binnengekomen over defecten aan de CV-installatie in de woning.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De afrekening is inderdaad gigantisch en heel erg hoog, eigenlijk bizar. Er wordt in ieder geval veel gestookt in de woning. Uit het overgelegde overzicht van de meterstanden blijkt dat alle radiatoren in de woning verbruik registreren, met name in de woonkamer en in de slaapkamer. In de koudere maanden zie je het verbruik fors oplopen. De consument was een grootverbruiker; de nieuwe bewoner verbruikt veel minder. Hoe de omrekenfactor is geweest van het totale verbruik aan m3 gas naar Gigajoules is mij niet bekend. Dat zal ik moeten nagaan. De consument heeft volgens onze berekeningen ruim 340 GJ verbruikt.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De consument betwist in deze zaak het aan haar door de ondernemer in rekening gebrachte verbruik van warmte, hetgeen de consument aan de (veel te) hoge kant acht. Met de invoering van de Warmtewet per 1 januari 2014 is in artikel 8a van de Warmtewet bepaald dat de kostenverdeelsystematiek een zo’n nauwkeurig mogelijke benadering dient te zijn van het verbruik van de individuele verbruiker. In de brief van de Minister van Economische Zaken van 7 juli 2014 is daarover opgenomen dat bij een kostenverdeelsystematiek (bij afwezigheid van een individuele warmtemeter of individuele warmtekostenverdelers zoals in het geval in het complex waar de consument woont) van een zo’n nauwkeurig mogelijke benadering van het werkelijk aandeel van het verbruik van de verbruiker/consument dient te worden uitgegaan, voor zover dat technisch dan wel financieel mogelijk is. Met het oog op een transparante en accurate berekening van het individuele verbruik kunnen zogenaamde correctiefactoren (reductiefactoren) worden gebruikt. De commissie acht het voorshands noodzakelijk dat de ondernemer met aanvullende informatie/toelichting komt alvorens de commissie tot een einduitspraak in deze zaak kan geraken. De commissie acht het door de ondernemer gevoerde (schriftelijke) verweer bepaald summier en verzoekt de ondernemer daarom ook om meer opheldering/verduidelijking te verschaffen. De commissie verlangt van de ondernemer gaarne toelichting en antwoord op de navolgende vragen/kwesties:
1. Communicatie en uitleg
Heeft de ondernemer met de consument/bewoners van het complex gecommuniceerd over de invoering van de Warmtewet en de wijzigingen die daardoor zijn ontstaan in de warmteafrekening? Zo ja, op welke wijze heeft de ondernemer dat dan gedaan en kan die informatie worden overgelegd? Heeft de ondernemer in dat verband ook aangegeven dat er (grote) verschillen zouden kunnen ontstaan voor de consument/bewoners ten opzichte van de afrekeningen van de jaren daarvoor?
2. Hoeveelheid geleverd m3 gas
Wat is de hoeveelheid m3 gas die door de energieleverancier in 2014 is geleverd voor/ten behoeve van het totale complex; wordt dat gemeten/geregistreerd op een centrale warmtemeter? Kan de ondernemer dat middels een uitdraai van die centrale meter aantonen?
Is het verbruik gebaseerd op opgenomen waardes over het tijdvak of middels inschatting meterstanden door gasleverancier/meetbedrijf?
3. Formule en berekening
Hoe wordt dat totale verbruik aan m3 gas voor het complex omgerekend naar GJ; welke formule gebruikt de ondernemer daarvoor? Hoe vindt de omrekening van geregistreerde eenheden naar GJ plaats? Welke berekeningsmethodiek wordt daarvoor gehanteerd?
4. Stooklijn
Wat is (de hoogte van) de temperatuur van de stooklijn van het verwarmingswater?
Bijvoorbeeld buitentemperatuur -5 graden Celsius, aanvoer verwarming 75 graden Celsius. Bijvoorbeeld buitentemperatuur +15 graden Celsius, aanvoer verwarming 40 graden Celsius.
Wat is het type en bouwjaar van de ketel? Wanneer is voor het laatst het rendement gekeurd en wat was de uitkomst?
5. Isolatie
Is het inpandige leidingnetwerk voor wat horizontale verdeelleidingen als verticale stijgleidingen betreft geïsoleerd? Kan de ondernemer daar foto’s van verschaffen? Hoe is verder de mate van isolatie in het complex; bijvoorbeeld enkel glas, zijn de vloeren op de eerste etage/begane grond geïsoleerd; kierdichting en tocht?
6. Radiatorkranen
Zijn de radiatoren voorzien van thermostatische geregelde radiatorkranen?
7. Warmteverbruik
Zijn de verschillen in warmteverbruik tussen de woningen groot en zijn die verschillen de afgelopen jaren toegenomen?
8. Verhouding warmteverbruik-eenheden GJ
Hoe verhoudt het totale aantal eenheden van het complex zich tot het totale warmteverbruik van het complex? Daalt het aantal eenheden meer dan het warmteverbruik waardoor het aantal GJ per eenheid (EKV) is gestegen in de afgelopen jaren? Is het in rekening gebrachte warmteverbruik per (reken)eenheid (GJ) de laatste jaren toegenomen? Zo ja, wat is daarvoor volgens de ondernemer de reden?
Heeft de ondernemer een indicatie van het warmteverbruik in het complex buiten de eenheden (EKV’s) om?
Verrekent u leidingverliezen compleet door en lopen (ongeïsoleerde) leidingen door bergingen?
9. Correctiefactoren
Past de ondernemer correctiefactoren/reductiefactoren toe ter compensatie van een groter warmteverlies ten gevolge van lagere aangrenzende temperaturen voor onder andere hoekwoningen, hoger gelegen lagen/etages, eerste etage zonder vloerisolatie etc., kortom voor de eventuele ligging van woningen? Zo nee, heeft de ondernemer dat in het verleden wel gedaan en zo ja, op welke wijze?
10. Warmteverdeling
De ondernemer hanteert een warmteverdeling van 100% variabel (en tot 1 januari 2014 een deel vast en een deel variabel), hetgeen inhoudt dat per woning het gemeten warmteverbruik wordt geregistreerd per eenheid en dat het gemeten warmteverbruik van het complex in zijn geheel hierover wordt verdeeld. Doet dat volgens de ondernemer recht aan de werkelijke situatie (het werkelijke warmteverbruik omdat naast het verschil in gebruikersgedrag (instelling radiatorkranen) eventueel ook de ligging van de woning (correctie-/reductiefactoren) en de warmteafgifte van de gemeenschappelijke leidingen oorzaak zouden kunnen zijn voor grote verschillen in verbruik tussen woningen in het complex en mede gelet op het feit dat de ondernemer tot 1 januari 2014 een deel vast en een deel variabel in rekening bracht?
Zou het volgens de ondernemer in rekening brengen van een vast deel/variabel deel beter en meer in overeenstemming zijn met de werkelijke situatie?
11. Omrekenfactoren radiatoren
Hanteert de ondernemer omrekenfactoren per radiator en zo ja, welke zijn dat? Er wordt volgens de geregistreerde eenheden omgerekend met een correctiefactor die gebaseerd is op de verwarmingscapaciteit van de radiator zodat de commissie gaarne geïnformeerd wordt over welke correctiefactoren daarbij worden toegepast. (Immers, bij de geregistreerde eenheden is nog geen rekening gehouden met de grootte c.q. capaciteit van de radiator).
12. Kostenverdelers
Welke (elektronische) kostenverdelers worden gebruikt en worden die ook getest/gecontroleerd volgens een EN-norm? Zo ja, welke?
13. Onderzoek warmteverbruik
Heeft de ondernemer ooit onderzoek gedaan naar het warmtegebruik in het complex en zo ja, wat was daarvan de uitkomst?
14. Systeemtekeningen
Kunt u een systeemtekening van de installatie leveren, inclusief plattegrond van het gebouw met de ligging van het bewuste appartement en indien aanwezig het energiecertificaat en de grootte van de woning?
15. Historische gegevens
Beschikt u over historische gegevens over het totale gasverbruik (van de blokverwarming over 2012 en 2013, alsmede de historische gegevens van de huurder over 2012 en 2013 ter zake de in rekening gebrachte eenheden)? Heeft de consument nog (g)een eindafrekening ontvangen nu zij tot 25 maart 2015 gehuurd heeft? Zo ja, wat is het verbruik?
16. Verklaring hoge afrekening
Heeft de ondernemer een verklaring voor de zeer hoge afrekening in deze zaak?
17. Op-/aanmerkingen
Heeft de ondernemer verder nog aanvullende op- c.q. aanmerkingen?
De commissie zal bepalen dat de ondernemer binnen zes weken na de verzending van dit bindend advies een reactie op de hiervoor genoemde punten/vragen zal vervaardigen. Indien de ondernemer met zijn reactie komt, zal de consument in de gelegenheid worden gesteld om binnen drie weken daarop schriftelijk haar eventuele op- of aanmerkingen aan de commissie kenbaar te maken. Tenzij (één der) partijen nadrukkelijk te kennen geven/geeft een nadere mondelinge behandeling op prijs te stellen en de commissie dat noodzakelijk acht, zal de commissie vervolgens op basis van de stukken bindend adviseren. Vooralsnog zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer vervaardigt een reactie op de hiervoor genoemde punten/vragen; de ondernemer dient deze reactie binnen zes weken na de verzenddatum van dit tussenadvies uit te brengen aan de commissie.
De hiervoor verlangde aanvullende informatie wordt na ontvangst door de commissie in afschrift aan de consument gezonden. De consument wordt in de gelegenheid gesteld daarop binnen drie weken een schriftelijke reactie aan de commissie kenbaar te maken.
De commissie zal vervolgens zonder nadere mondelinge behandeling op basis van de stukken bindend adviseren, tenzij (één der) partijen nadrukkelijk te kennen geven/geeft een nadere mondelinge behandeling op prijs te stellen en de commissie dat noodzakelijk acht.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Warmtelevering op 7 april 2016.
De commissie heeft vervolgens kennis genomen van de nadere reactie van de ondernemer (van 6 juli 2016 en 2 augustus 2016), alsmede van de schriftelijke reactie van de consument daarop van 12 juli en 3 augustus 2016.
Zoals in het tussenadvies is aangegeven zal de commissie thans zonder nadere mondelinge behandeling bindend adviseren, nu geen van de partijen uitdrukkelijk te kennen hebben gegeven een nadere mondelinge behandeling te wensen en de commissie dat ook niet noodzakelijk acht.
Nadere reactie van de ondernemer
De ondernemer heeft in zijn reactie de door de commissie in het tussenadvies van 7 april 2016 gestelde vragen beantwoord. Voor wat betreft het warmteverbruik merkt de ondernemer op dat de verschillen in warmteverbruik tussen de woningen (in het complex waar de consument woonachtig was) aanzienlijk is en dat relatief veel bewoners ervoor kiezen om de radiatoren dicht te houden. De ondernemer laat onderzoeken wat het mogelijke leidingverlies zal kunnen zijn en de ondernemer rekent leidingverlies wel door omdat het zou zijn toegestaan volgens de Warmtewet. Voor wat betreft de warmteverdeling heeft de ondernemer de oude verdeelsystematiek van 50/50 losgelaten en hanteert de ondernemer thans een volledige variabele afrekenmethodiek door de kosten te verdelen over de gemeten eenheden, hetgeen meebrengt dat bewoners die veel verbruiken daardoor ook een hogere rekening krijgen dan voorheen. In het jaar 2014 was het totale verbruik van de consument 10.164 eenheden, terwijl het gemiddelde verbruik per woning 718,2 eenheden was (gebaseerd op het aantal m2 vloeroppervlakte). Het verbruik van de consument lag zeer ver boven het gemiddelde in het complex. Als verklaring voor de hoge afrekening van de consument geeft de ondernemer aan dat de consument zeer veel gestookt heeft en dat haar verbruik zeer ver boven het gemiddelde in het complex lag.
Nadere reactie van de consument
De consument geeft aan – zoals zij reeds eerder naar voren heeft gebracht – dat zij in 2014 niet veel in de woning is geweest (en bij haar partner zat). De consument legt nog over een factuur van haar huidige energieleverancier over de periode april 2015 tot april 2016 waaruit een gematigd energieverbruik volgt. De consument blijft erbij dat zij onmogelijk het aan haar in rekening gebrachte hoge verbruik kan hebben gehad.
Verdere beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Vaststaat dat er in de woning van de consument geen individuele warmtemeter (GJ) aanwezig is en dat een warmteverdeelsysteem met elektronische kostenverdelers (de zogenaamde eenheden) op radiatoren wordt gehanteerd, een overigens in Nederland gangbare en door de overheid geaccepteerde methode om het warmteverbruik van een gebouw/complex te verdelen over de woningen. Dat is echter een verhoudingssysteem; de gemeten eenheden geven niet het exacte warmteverbruik in GJ aan, maar zijn een benadering daarvan en alleen geschikt als rekenmaat om het totale in GJ gemeten warmteverbruik van het gebouw/complex in een redelijke verhouding over de woningen te verdelen. De toegepaste elektronische kostenverdelers zijn van het type Doprimo III en worden op afstand (radiografisch) uitgelezen. Bij de berekende en geregistreerde waarden is nog geen rekening gehouden met de grootte c.q. capaciteit van de radiator zodat vervolgens ter zake de geregistreerde waarde een correctiefactor wordt gebruikt die gebaseerd is op de verwarmingscapaciteit van de desbetreffende radiator(en). Vaststaat verder dat de ondernemer sedert 2014 een warmteverdeling hanteert van 100%/volledig variabel, hetgeen betekent dat per woning het warmteverbruik wordt geregistreerd met eenheden en dat het gemeten warmteverbruik van het totale gebouw (in GJ) daarover wordt verdeeld. Leidingverlies wordt doorberekend en de ondernemer laat thans ook onderzoek doen naar het eventuele leiding-/warmteverlies. Zoals de ondernemer ook heeft aangegeven zijn de verschillen in warmteverbruik tussen de woningen in het complex zeer aanzienlijk (nu relatief veel bewoners ervoor kiezen om de radiatoren dicht te houden). Eén en ander heeft tot gevolg dat bewoners die veel warmte verbruiken daardoor ook een hogere energierekening zullen krijgen dan daarvoor (toen de ondernemer nog een warmteverdeling aanhield van deels vast (50%) en deels variabel (50%)).
De vraag die voorligt is of de consument gehouden is om het aan haar door de ondernemer toegerekende verbruik over 2014 van in totaal 340 GJ (op basis van de hiervoor beschreven kostenverdeelsystematiek) te voldoen. De commissie meent dat dat niet het geval is. Het verbruik van 340 GJ (10.164 eenheden, hetgeen bijna 15 x zoveel is als het gemiddelde verbruik in het complex), acht de commissie buitenproportioneel hoog. De commissie acht het onwaarschijnlijk dat zo’n verbruik daadwerkelijk door de consument zou zijn gerealiseerd. Ook de ondernemer erkent dat sprake is van een gigantisch (en absurd) hoog verbruik. Nog daargelaten of de registratie van de eenheden en/of de werking van de radiatoren al die tijd juist zijn geweest acht de commissie het aan de consument toegerekende verbruik conform de gehanteerde kostenverdeelsystematiek apert onredelijk en onwaarschijnlijk. Daarbij betrekt de commissie ook de door de ondernemer onbestreden gelaten stelling van de consument dat zij uitsluitend met haar dochtertje woonachtig was in de woning, verder ook nog eens met enige regelmaat daar niet verbleef (omdat zij reeds in 2014 veelvuldig bij haar partner verbleef) en dat haar energieverbruik over het afgelopen jaar (zij het op een ander adres en met een andere energieleverancier) bepaald geen buitensporig verbruik laat zien.
Al met al is de commissie van oordeel dat sprake is geweest van een dermate onwaarschijnlijk hoog warmteverbruik dat de consument dat volgens de commissie in redelijkheid, gelet op de omstandigheden van het geval, niet kan hebben verbruikt. De door de ondernemer gehanteerde kostenverdeelsystematiek leidt in dit geval tot een onredelijke uitkomst en een zeer onevenwichtige verdeling van de warmtekosten en dat doet volgens de commissie geen recht aan de (individuele) situatie van de consument. Dat had ook aan de ondernemer kenbaar kunnen/moeten zijn. Omdat het niet (meer) goed mogelijk is om vast te stellen welk verbruik van de consument de werkelijkheid zo goed mogelijk benadert, wordt het verbruik door de commissie in redelijkheid en billijkheid (en conform de toetsingsmaatstaf van de commissie) vastgesteld op het gemiddelde verbruik in het complex over 2014, te weten 718,2 eenheden.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht van de consument gegrond is, zodat de ondernemer eveneens gehouden is om het door haar betaalde klachtengeld te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie bepaalt dat de ondernemer de jaarafrekening aan de consument over 2014 zal dienen te herzien, aldus dat daarbij van een verbruik van 718,2 eenheden zal worden uitgegaan.
De ondernemer dient binnen vier weken na de verzending van deze beslissing de gecorrigeerde factuur aan de consument te versturen.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 27,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Het door de consument meer of anders verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Warmtelevering op 24 oktober 2016.