Weigering van zorgaanbieder om cliënt inzage te geven in medisch dossier van overleden vader

De Geschillencommissie




Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg    Categorie: (On) zorgvuldigheid    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 130559/159017

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De vader van cliënt is op 30 juli 2019 in een zorginstelling van de zorgaanbieder overleden. Bij cliënt en zijn moeder bestaat veel onduidelijkheid over het overlijden van de vader. Bij cliënt is dan ook het vermoeden gerezen dat zijn vader niet door een natuurlijke oorzaak is gestorven. Cliënt heeft om die reden inzage gevraagd in het medisch dossier van zijn vader hetgeen hem door de zorgaanbieder wordt geweigerd. Cliënt vraagt om een oordeel over een vijftal klachtonderdelen. De zorgaanbieder constateert dat cliënt moeite heeft met de wijze waarop de contacten tussen de familie en de zorgaanbieder in de laatste fase van het leven van de vader zijn verlopen en dat hij zijn frustratie uitspreekt over het feit dat hij laat op de hoogte is gebracht van het overlijden van de vader. De zorgaanbieder begrijpt dat cliënt daar moeite mee heeft maar dit is geen reden het medisch beroepsgeheim op te heffen. De commissie heeft voor de verwijten van cliënt geen grond gevonden. De commissie verklaart de klacht dan ook op alle onderdelen ongegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[cliënt], wonende te [woonplaats]

(hierna te noemen: cliënt)

gemachtigde: [naam gemachtigde]

en

Stichting Zorgstroom, gevestigd te Middelburg

(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting van 20 april 2022 te Utrecht te verschijnen.

Cliënt werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde [naam gemachtigde].

Door de zorgaanbieder is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting het standpunt toe te lichten.

Ter zitting van 20 april 2022 heeft de mondelinge behandeling van het tussen partijen gerezen geschil plaatsgevonden. [Gemachtigde van cliënt] heeft de klacht van cliënt nader toegelicht. Op verzoek van cliënt heeft de commissie de beslissing voor een periode van zes weken aangehouden in afwachting van de uitkomst van een mogelijk nader tussen partijen te voeren gesprek. Bij bericht van 27 mei 2022 heeft [gemachtigde van cliënt] de commissie laten weten dat van de zorgaanbieder geen reactie is ontvangen op meerdere verzoeken van cliënt tot het aangaan van een gesprek. Cliënt heeft de commissie verzocht uitspraak te doen.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de weigering van de zorgaanbieder om cliënt inzage te geven in het medisch dossier van zijn overleden vader.

Standpunt van cliënt
Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De vader van cliënt is op 30 juli 2019 in een zorginstelling van de zorgaanbieder overleden. De vader was zonder overleg met cliënt of zijn moeder door de schoonzus van cliënt aan de zorg van de zorgaanbieder toevertrouwd.

Bij cliënt en zijn moeder bestaat veel onduidelijkheid over het overlijden van de vader. Cliënt is door de schoonzus of de zorgaanbieder niet geïnformeerd over de verslechterende gezondheidstoestand van de vader op de avond van zijn overlijden, hoewel cliënt de vader die middag om 16.00 uur nog een bezoek had gebracht; de vader had een longontsteking. Cliënt is van mening dat de zorgaanbieder de verslechterende gezondheidstoestand van zijn vader onverwijld aan cliënt had moeten melden.

Bij toeval ving cliënt tijdens zijn bezoek op 30 juli 2019 een telefoongesprek op van een zorgmedewerker waarin voor zijn vader om morfine werd gevraagd. Dit zou met de familie zijn besproken maar cliënt was hiervan niet op de hoogte.

De vader is op 30 juli 2019 rond 23.30 uur in eenzaamheid overleden zonder aanwezigheid van familie. Cliënt is hier erg door ontdaan. Pas in de loop van de ochtend van 31 juli 2019 heeft een dochter van de broer van cliënt hem en zijn moeder op de hoogte gebracht van het overlijden van zijn vader.

Bij cliënt is dan ook het vermoeden gerezen dat zijn vader niet door een natuurlijke oorzaak is gestorven. Cliënt heeft om die reden inzage gevraagd in het medisch dossier van zijn vader hetgeen hem door de zorgaanbieder wordt geweigerd. De zorgaanbieder heeft verwezen naar de geheimhoudingsplicht van artikel 7:457 van het Burgerlijk Wetboek (BW) die aan inzage in de weg zou staan. Bovendien zou het aan zwaarwegende redenen ontbreken om ondanks de geheimhoudingsplicht op grond van artikel 7:458a BW toch inzage te kunnen verkrijgen. Cliënt is het met die stelling niet eens en vraagt een oordeel van de commissie. De zwaarwegende redenen zijn gelegen in de gerede twijfel aan de natuurlijke doodsoorzaak van de vader en het gebrek aan toestemming tot palliatieve sedatie middels morfine. De vragen en de onzekerheid staan het rouwproces van cliënt en de moeder in de weg.

Ter zitting heeft [gemachtigde van cliënt] te kennen gegeven dat cliënt vraagt om een oordeel over de volgende klacht onderdelen:

  1. Ten onrechte heeft de zorgaanbieder geen inzage gegeven in het medisch dossier van de vader en is voorbij gegaan aan het zwaarwegend belang van cliënt;
  2. Cliënt is ten onrechte niet geïnformeerd over de toedracht van het overlijden van de vader;
  3. Zonder overleg met cliënt of de moeder en zonder hun toestemming is aan de vader morfine toegediend;
  4. Door cliënt niet te informeren over de snel verslechterende toestand van de vader is cliënt de mogelijkheid ontnomen om bij de vader te zijn in de laatste momenten voor zijn overlijden;
  5. De zorgaanbieder heeft cliënt niet geïnformeerd over het overlijden van de vader.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De vader van cliënt was opgenomen in een zorginstelling van de zorgaanbieder. De vader heeft bij leven en in volle gezondheid de broer van cliënt en diens partner tot wettelijk vertegenwoordiger benoemd. De partner was de eerste contactpersoon voor de zorgaanbieder.

Tussen cliënt en zijn broer bestonden spanningen.
Op 30 juli 2019 heeft de zorgaanbieder contact gehad met de broer van cliënt en diens partner. Met hen is de verslechterende toestand van de vader besproken. Besproken werd dat het toedienen van antibiotica geen meerwaarde had en het belangrijkste doel was de vader comfort te bieden waarbij zo nodig morfine zou worden ingezet. Een zorgaanbieder mag geen morfine op voorraad houden. In voorkomende gevallen dient dit te worden besteld en geleverd. Op 30 juli 2019 om 21:57 uur was de contactpersoon ervan op de hoogte dat de situatie van de vader snel achteruitging. Toen de broer van cliënt bij de instelling aankwam was de vader echter net overleden. Het is niet de verplichting van de zorgaanbieder om overige familieleden te informeren.

De wettelijke bepalingen die de geheimhouding van informatie over de patiënt waarborgen staan de zorgaanbieder niet toe de door cliënt gewenste informatie, waaronder inzage in zijn medisch dossier, te verschaffen. Van een zwaarwegend belang om een uitzondering te rechtvaardigen op de geheimhoudingsplicht is geen sprake; niets wijst op een gebrek aan zorg voor de vader of een medische fout. Het overlijden van de vader kwam niet onverwacht en hij stierf een natuurlijke dood. De door cliënt
gevraagde informatie kan en mag door de zorgaanbieder slechts aan de wettelijk vertegenwoordiger worden verstrekt.

De zorgaanbieder constateert dat cliënt moeite heeft met de wijze waarop de contacten tussen de familie en de zorgaanbieder in de laatste fase van het leven van de vader zijn verlopen en dat hij zijn frustratie uitspreekt over het feit dat hij laat op de hoogte is gebracht van het overlijden van de vader. De zorgaanbieder begrijpt dat cliënt daar moeite mee heeft maar dit is geen reden het medisch beroepsgeheim op te heffen.

De zorgaanbieder heeft cliënt meermaals uitgenodigd voor een gesprek in het bijzijn van zijn broer en diens partner om de vragen van cliënt te beantwoorden maar cliënt heeft die uitnodiging bij herhaling afgewezen.

Beoordeling van het geschil
Vooraf merkt de commissie op dat zij zich slechts zal uitspreken over de klachten van cliënt en niet (eveneens) over de (vermeende) klachten van de moeder van cliënt. Een machtiging of verklaring van de moeder ontbreekt in het dossier waarmee niet gebleken is dat cliënt tevens namens de moeder optreedt. De moeder is dan ook geen partij in deze procedure. De voorzitter heeft de gemachtigde van cliënt hiervan ter zitting in kennis gesteld.

De commissie heeft het volgende overwogen, waarbij zij de klachtonderdelen aanhoudt zoals die door de gemachtigde van cliënt ter zitting naar voren zijn gebracht.

  1. Ten onrechte heeft de zorgaanbieder geen inzage gegeven in het medisch dossier van de vader en is voorbij gegaan aan het zwaarwegend belang van cliënt;

In artikel 7:457 BW is vastgelegd dat de zorgverlener geen inlichtingen over de patiënt mag verstrekken tenzij hij/ zijn wettelijk vertegenwoordiger hiervoor toestemming heeft verleend. Zwaarwegende redenen kunnen een uitzondering op de geheimhoudingsregel rechtvaardigen (artikel 7:458a BW). Na het overlijden van een patiënt blijft de geheimhoudingsplicht van kracht; de toestemming is na het overlijden voorbehouden aan de wettelijk vertegenwoordiger(s) van de patiënt. Van een zwaarwegende reden kan sprake zijn als sprake is van een medische fout, zoals cliënt aangeeft op grond van het medisch dossier van de vader te willen onderzoeken. De commissie is echter van geen enkele aanwijzing van een medische fout gebleken. Dat het niet kunnen inzien van het medisch dossier cliënt in de weg staat aan het toekomen aan de rouwverwerking van het verlies van zijn vader kan de commissie zich voorstellen maar dit vormt geen zwaarwegend belang in de zin van de wet.

2. Cliënt is ten onrechte niet geïnformeerd over de toedracht van het overlijden van de vader;

De commissie is gebleken dat de zorgaanbieder de contactpersoon van de vader heeft geïnformeerd over (de toedracht van) het overlijden van de vader. Hiermee heeft de zorgaanbieder aan zijn verplichting ten opzichte van de (familie van de) vader voldaan. Het is vervolgens aan de contactpersoon om zorg te dragen voor het informeren van de overige familieleden. Dat cliënt niet tevreden is over de wijze of het moment waarop hij is geïnformeerd kan niet aan de zorgaanbieder worden verweten.

3. Zonder overleg met cliënt of de moeder en zonder hun toestemming is aan de vader morfine toegediend;

De zorgaanbieder heeft toegelicht dat er over het toedienen van de morfine overleg is geweest met de contactpersoon van de vader. De commissie heeft geen aanleiding gezien om aan die toelichting te twijfelen. De zorgaanbieder was niet gehouden om andere personen dan de contactpersoon bij het overleg over het toedienen van de medicatie aan de vader te betrekken.

4. Door de cliënt niet te informeren over de snel verslechterende toestand van de vader is cliënt de mogelijkheid ontnomen om bij de vader te zijn in de laatste momenten voor zijn overlijden;

Vast is komen te staan dat de zorgaanbieder de contactpersoon van de vader over zijn verslechterende toestand heeft geïnformeerd. In die zin heeft de zorgaanbieder voldaan aan de op hem rustende informatieplicht ten aanzien van de gezondheidstoestand van de vader. Nu de zorgaanbieder op de hoogte was van de getroebleerde verstandhouding tussen cliënt en zijn broer had het wellicht in de rede gelegen ook cliënt hierover te informeren, zeker nu hij die middag van 30 juli 2019 nog een bezoek had gebracht aan zijn vader. De commissie wil echter niet zover gaan dat daarmee gezegd is dat de zorgaanbieder niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend zorgverlener mag worden verwacht.

5. De zorgaanbieder heeft cliënt niet geïnformeerd over het overlijden van de vader.

Wat dit onderdeel betreft oordeelt de commissie conform hetgeen hiervoor bij klachtonderdeel 4. is opgenomen. Resumerend heeft de commissie voor de verwijten van cliënt geen grond gevonden. De commissie verklaart de klacht dan ook op alle onderdelen ongegrond.

Ten overvloede overweegt de commissie dat de oorsprong van het geschil tussen partijen gelegen lijkt in de getroebleerde verstandhouding tussen cliënt en zijn broer; de twee zonen van de vader.

Door de zorgaanbieder is cliënt meerdere keren een gesprek aangeboden in het bijzijn van de contactpersoon. Van die uitnodiging heeft cliënt geen gebruik gemaakt. De commissie wil hierbij de zorgaanbieder in overweging geven een gesprek te organiseren tussen de zorgaanbieder en cliënt zonder aanwezigheid van de contactpersoon of de broer. Een dergelijk gesprek waarbij vragen kunnen worden gesteld en beantwoord die geen betrekking hebben op het medisch dossier van de vader zou cliënt wellicht bij het rouwproces kunnen ondersteunen.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mevrouw mr. M.B. van Leusden-Donker en de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 20 april 2022.