
Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: Informatieverstrekking
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
234886/254138
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Cliënte beklaagt zich erover dat het ziekenhuis haar medisch dossier in strijd met zijn wettelijke bewaarplicht niet heeft bewaard, waardoor zij ‒ naar haar zeggen‒ wordt genoodzaakt (in het buitenland) een second opinion te vragen. De kosten daarvan en van een eventuele hersteloperatie wil zij vergoed hebben van het ziekenhuis. De commissie verklaart de klacht wat betreft de bewaarplicht gegrond en wijst de vordering tot schadevergoeding af wegens het ontbreken van het vereiste causaal verband tussen de normschending en de gestelde schade.
De uitspraak
In het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
OLVG, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
Cliënte beklaagt zich erover dat het ziekenhuis haar medisch dossier in strijd met zijn wettelijke bewaarplicht niet heeft bewaard, waardoor zij ‒ naar haar zeggen‒ wordt genoodzaakt (in het buitenland) een second opinion te vragen. De kosten daarvan en van een eventuele hersteloperatie wil zij vergoed hebben van het ziekenhuis. De commissie verklaart de klacht wat betreft de bewaarplicht gegrond en wijst de vordering tot schadevergoeding af wegens het ontbreken van het vereiste causaal verband tussen de normschending en de gestelde schade.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Beide partijen hebben hun standpunt toegelicht.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 26 april 2024 te Utrecht.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Standpunt van cliënte
Cliënte is in 2009 en in 2010 in het ziekenhuis aan haar neus geopereerd in verband met ademhalingsproblemen en scheefstand van de neus. Omdat de operaties niet veel aan haar klachten hebben veranderd, is cliënte nog ongeveer vier keer terug geweest bij de chirurg die de operaties heeft verricht, maar zij werd door de chirurg niet serieus genomen. Cliënte heeft zich vervolgens gewend tot twee artsen van de [naam kliniek 1] en één arts van de [naam kliniek 2]. De twee artsen van de [naam kliniek 1] wilden een operatie bij cliënte niet uitvoeren zonder eerst haar medisch dossier te hebben ingezien. De arts van [naam kliniek 2] wilde een operatie eerst niet, maar enige tijd later wel uitvoeren. Volgens deze arts had de chirurg destijds te veel kraakbeen uit de neus weggenomen, waardoor deze was ingezakt.
Op 20 april 2023 heeft cliënte haar medisch dossier bij het ziekenhuis opgevraagd. Het ziekenhuis heeft haar toen meegedeeld overgegaan te zijn van papieren dossiers naar digitale dossiers en niet meer te beschikken over het papieren dossier van cliënte, terwijl haar dossier om onbekende reden niet is gedigitaliseerd.
De chirurg, die destijds de operaties heeft uitgevoerd, heeft cliënte weliswaar schriftelijk meegedeeld welke medische ingrepen hij bij haar heeft verricht, maar het lijkt cliënte niet meer dan logisch dat zij niet zomaar van die informatie kan uitgaan zonder over haar medisch dossier te beschikken.
Wettelijk moet een medisch dossier 20 jaar bewaard worden. Dat is in het geval van cliënte niet gebeurd en daardoor heeft het ziekenhuis de wet overtreden. Cliënte lijdt hoe dan ook schade omdat het ziekenhuis haar medisch dossier, waarop zij wettelijk recht heeft, niet kan aanleveren. Het ziekenhuis is cliënte daarom een schadevergoeding verschuldigd. Dit ongeacht of cliënte al dan niet een hersteloperatie zou willen en los van het feit wat zij eventueel met een schadevergoeding zou willen doen. Cliënte kan niet verder.
Cliënte heeft het ziekenhuis laten weten dat zij naar het buitenland wil voor een second opinion. Cliënte is van mening dat zij de kosten die zij daarvoor gaat maken van het ziekenhuis mag vorderen. Als een second opinion en een hersteloperatie in het buitenland uitgevoerd moeten worden dan vordert cliënte een schadevergoeding van € 15.000,–. Een nieuwe operatie in het buitenland kost al gauw tussen de € 6.000,– en € 8.000,–, terwijl zij de kosten van vliegtickets en hotelaccommodatie op € 7.000,– schat. Als de operatie in Nederland wordt uitgevoerd dan vordert cliënte een schadevergoeding van € 10.000,–. Zou cliënte de beschikking hebben gehad over haar medisch dossier dan zou een second opinion niet nodig zijn geweest.
Standpunt van het ziekenhuis
Het ziekenhuis beschikt niet meer over het medisch dossier van cliënte ondanks dat hij alles in het werk heeft gesteld om dat dossier alsnog te vinden. Het ziekenhuis heeft cliënte voor het zoekraken van het dossier schriftelijk zijn excuses en een geldbedrag aangeboden. Dat bedrag heeft cliënte niet geaccepteerd, waardoor dat aanbod is komen te vervallen.
Om cliënte tegemoet te komen, heeft de chirurg, die haar destijds heeft geopereerd, zich ingespannen om dezelfde relevante informatie te verstrekken die cliënte zou hebben gekregen wanneer het dossier niet was zoekgeraakt. Met die informatie zou cliënte verder moeten kunnen. Er is in ieder geval niet gebleken dat deze informatie een (objectieve) sta-in-de-weg is voor het vervolg.
Het ziekenhuis kan niet inzien dat cliënte schade heeft geleden, omdat zij niet kan beschikken over haar medisch dossier. De schadevergoeding die cliënte vraagt, staat bovendien niet in verhouding tot (de kosten van) een second opinion. Bovendien valt niet uit te sluiten dat haar zorgverzekeraar een second opinion zal vergoeden. Daarnaast kan niet voorbij worden gegaan aan het feit dat een eventuele vervolgbehandeling niet voor rekening van het ziekenhuis dient te komen, omdat van aansprakelijkheid van het ziekenhuis voor een medische fout niet is gebleken. Voorts wordt door cliënte niet voldaan aan haar schadebeperkingsplicht. Een second opinion en eventuele vervolgbehandeling zouden namelijk in Nederland kunnen plaatsvinden.
Het ziekenhuis is van mening dat de klacht van cliënte ongegrond is en verzoekt de commissie aldus te beslissen.
De commissie oordeelt als volgt
Artikel 7:454 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikellid sinds 1 januari 2020 geldt, legt een geneeskundig hulpverlener ‒ in dit geval het ziekenhuis ‒ de verplichting op om het medisch dossier van een door hem behandelde patiënt gedurende twintig jaren te bewaren, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de laatste wijziging in het dossier heeft plaatsgevonden, of zoveel langer als redelijkerwijs uit de zorg van een goed hulpverlener voortvloeit.
Tussen partijen kan als vaststaand worden beschouwd dat het ziekenhuis niet meer beschikt over het (papieren) medisch dossier van cliënte. Toen cliënte haar medisch dossier op 20 april 2023 bij het ziekenhuis opvroeg, was die bewaartermijn nog niet verstreken (overigens was toen ook de vóór 1 januari 2020 geldende bewaartermijn van vijftien jaar nog niet voorbij).
Het ziekenhuis heeft in strijd gehandeld met de hiervoor aangehaalde wetsbepaling door niet meer de beschikking te hebben over het medisch dossier van cliënte, terwijl de wettelijke bewaringstermijn nog niet was verstreken. Tot zover is de klacht van cliënte gegrond.
Cliënte vordert vergoeding van schade die zij stelt te zullen lijden als gevolg van het feit dat het ziekenhuis zijn bewaarplicht van haar medisch dossier niet is nagekomen. De commissie stelt voorop dat ‒ in tegenstelling tot wat cliënte kennelijk lijkt te betogen ‒ de enkele specifieke wetsovertreding van het ziekenhuis cliënte nog geen aanspraak geeft op een schadevergoeding. Vereist is namelijk ook dat cliënte (toekomst)schade heeft geleden.
De gevorderde schade dient het gevolg te zijn van het ‒ gegrond verklaarde ‒ handelen of nalaten van het ziekenhuis (lees: het niet voldoen aan haar wettelijke bewaarplicht). Dit wordt het causale verband genoemd. Bij het causale verband gaat het om een vergelijking van de nu bestaande situatie en de situatie waarin het onjuiste handelen van het ziekenhuis wordt weggedacht. De commissie overweegt hierover als volgt.
Cliënte was niet tevreden over (het resultaat van) de neusoperaties van 2009 en 2010. Omdat zij dezelfde klachten bleef houden als vóór die operaties, is zij daarvoor meerdere keren terug geweest bij de chirurg die haar destijds had geopereerd. Cliënte vond dat die chirurg haar niet serieus nam en heeft zich voor de beoordeling van haar klachten gewend tot drie andere artsen.
Uit deze feiten blijkt dat de gestelde schade enkel kan voortvloeien uit de operaties in 2009 en 2010 en niet uit het wegraken van het medisch dossier. Het al dan niet aanwezig zijn van dit dossier heeft in beginsel geen invloed op de vraag of voormelde ingrepen indertijd overeenkomstig de toen geldende professionele standaard zijn uitgevoerd. Dat zal feitelijk (en medisch) vastgesteld moeten worden door middel van een second opinion dan wel een of meer nieuwe ingrepen. Pas daarna kan worden beoordeeld of er een grond is om het ziekenhuis aansprakelijk te stellen voor eventueel medisch onzorgvuldig handelen in 2009 en/of 2010.
De commissie komt op grond van wat zij hiervoor heeft overwogen dan ook tot de conclusie dat het causale verband tussen het wegraken van het medisch dossier van cliënte en de door cliënte gevorderde schade ontbreekt. Daarom kan cliënte op deze grond geen aanspraak maken op schadevergoeding en moet deze vordering afgewezen worden.
De klacht van cliënte is door de commissie gegrond bevonden en daarom dient het ziekenhuis overeenkomstig het reglement van de commissie het door cliënte betaalde klachtengeld aan haar te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van cliënte gegrond voor zover deze betreft de overtreding van het ziekenhuis van
zijn wettelijke bewaarplicht;
– wijst de vordering tot schadevergoeding af;
– bepaalt dat het ziekenhuis aan cliënte binnen veertien dagen na verzending van dit bindend advies een
bedrag van € 127,50 ter zake van het door haar betaalde klachtengeld dient te voldoen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, de heer R. Simons, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris, op 26 april 2024.