
Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
139638/175207
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Volgens cliënte is een bolvormige afwijking in haar hoofd ten onrechte aangemerkt als een cyste in plaats van een tumor. De neuroloog is bovendien betrokken geweest bij de klachtenprocedure van de zorgaanbieder en hij is lid van het tuchtcollege. Volgens de zorgaanbieder is de diagnose in 2019 achteraf bezien niet juist geweest, maar dat kan niet worden verweten, omdat met de kennis van dat moment naar de beelden is gekeken en op basis daarvan op goede gronden is geoordeeld dat er (waarschijnlijk) sprake was van een cyste. De neuroloog heeft een toelichting gegeven aan de klachtencommissie. Het lidmaatschap van het tuchtcollege heeft geen enkele rol gespeeld. Volgens de Commissie heeft de zorgaanbieder niet tot een andere diagnose kunnen komen. Niet aannemelijk is geworden dat de neuroloog betrokken is geweest bij een tuchtzaak.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [woonplaats](hierna te noemen: cliënte)
en
Stichting Rijnstate, gevestigd te Arnhem
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2022 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Cliënte is ter zitting verschenen. De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam].
Onderwerp van het geschil
Cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft het volgens cliënte ten onrechte aanmerken van een bolvormige afwijking in haar hoofd door de zorgaanbieder als cyste in plaats van een tumor en het feit dat neuroloog [naam zorgverlener], werkzaam voor de zorgaanbieder, maar ook lid van het regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in [plaatsnaam], bij de klachtenprocedure van de zorgaanbieder was betrokken.
Standpunt van cliënte
Voor het standpunt van cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënte is sinds 2015 in behandeling bij het [andere zorgaanbieder A] voor epilepsie. In april 2017 heeft cliënte epilepsiechirurgie ondergaan in het [andere zorgaanbieder B]. In 2019 heeft cliënte zich gemeld bij de zorgaanbieder met hoofdpijnklachten. Op 27 mei 2019 heeft een MRI-scan plaatsgevonden. Er is een bolvormige afwijking in het hoofd van cliënte gezien, die is aangemerkt als cyste. In april 2021 is de verdenking geuit in [andere zorgaanbieder A] dat het een tumor zou kunnen zijn. Volgens cliënte is de bolvormige afwijking in haar hoofd in 2019 door de zorgaanbieder ten onrechte aangemerkt als cyste. Er was in 2019 al sprake van een tumor, die doordat de zorgaanbieder de verkeerde diagnose heeft gesteld, verder kon groeien. Daardoor moest cliënte geopereerd worden en moest er meer weefsel worden verwijderd dan nodig zou zijn geweest als de tumor in 2019 al was opgemerkt. Cliënte is inmiddels geopereerd. De operatie heeft op 13 april 2022 plaatsgevonden in het [andere zorgaanbieder A]. Het weefselonderzoek past bij een laaggradige glioneuronale tumor.
Volgens cliënte is haar door de zorgaanbieder nooit gevraagd toestemming te geven om medische informatie bij voorgaande behandelaars, zoals MRI’s gemaakt door het [andere zorgaanbieder A], op te vragen maar had de zorgaanbieder zelf ook kunnen zien dat er sprake was van een tumor, omdat ze last had van uitvalsverschijnselen.
Cliënte heeft verklaard dat ze zich sinds de operatie, waarbij de tumor is verwijderd, niets beter voelt.
Het tweede deel van de klacht bestaat eruit dat neuroloog [naam zorgverlener], die werkzaam is voor de zorgaanbieder en lid is van het regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te [plaatsnaam], heeft deelgenomen aan de klachtenprocedure bij de zorgaanbieder.
Cliënte heeft de commissie verzocht € 25.000, — aan schadevergoeding aan haar toe te kennen.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder mocht van cliënte geen beelden zien die voor 2019 door andere zorgaanbieder(s) waren gemaakt, terwijl die beelden wel ruim voorhanden waren. Dat heeft de zorgaanbieder belemmerd in het krijgen van een compleet beeld en het leveren van zo goed mogelijke zorg. In het [andere zorgaanbieder A] zijn in 2021 de in 2021 gemaakte beelden vergeleken met in 2017 eveneens door het [andere zorgaanbieder A] gemaakte beelden. De zorgaanbieder kon de in 2019 gemaakte beelden niet vergelijken met de in 2017 door het [andere zorgaanbieder A] gemaakte beelden. Volgens de zorgaanbieder was er in 2019 geen sprake van neurologische stoornissen.
Bij de beoordeling van de MRI in 2019 is geen verklaring voor de hoofdpijnklachten gevonden. De zorgaanbieder heeft gezien dat vlak bij het defect in de slaapkwab (ontstaan door de epilepsiechirurgie in [andere zorgaanbieder B] een bolvormige afwijking lag met een glad aspect. De zorgaanbieder kon de groei van de afwijking bij gebrek aan de beelden uit 2017 van het [andere zorgaanbieder A] niet vaststellen. Aan de hand van wat wel kon worden vastgesteld, zoals dat de afwijking glad begrensd was en goedaardige signaalkarakteristieken had, heeft de zorgaanbieder de afwijking aangemerkt als waarschijnlijk goedaardig (een cyste). Eerst in 2021 is door het [andere zorgaanbieder A] vastgesteld dat de afwijking was gegroeid. In 2022 is na operatie en weefselonderzoek in het [andere zorgaanbieder A] vastgesteld dat er sprake is van een laaggradig glioom, Een dergelijke tumor kan uit voorzorg worden verwijderd maar er kan ook voor worden gekozen om de tumor in de gaten te houden en te verwijderen als er sprake is van (forse) groei (wait and scan). Volgens de zorgaanbieder is de diagnose in 2019 achteraf bezien niet juist geweest, maar kan dat de zorgaanbieder niet worden verweten, omdat met de kennis van dat moment naar de beelden is gekeken en op basis daarvan op goede gronden is geoordeeld dat er (waarschijnlijk) sprake was van een cyste.
Volgens de zorgaanbieder is er geen sprake van tekortschieten en is de zorgaanbieder dientengevolge ook niet aansprakelijk voor enige door cliënte gestelde schade.
Wat betreft de betrokkenheid van neuroloog [naam zorgverlener] in de klachtenprocedure heeft de zorgaanbieder opgemerkt dat neuroloog [naam zorgverlener] samen met een andere neuroloog, die werkzaam is voor de zorgaanbieder, heeft deelgenomen aan de klachtenprocedure, omdat de neuroloog die cliënte in 2019 heeft geraadpleegd, inmiddels met pensioen was. Neuroloog [naam zorgverlener] maakt als lid-beroepsgenoot deel uit van het regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in [plaatsnaam] maar is nooit betrokken bij zaken betrekking hebbend op (medewerkers van) het eigen ziekenhuis en is evenmin betrokken geweest bij door cliënte ingediende klachten bij het Tuchtcollege. Het lidmaatschap van het Tuchtcollege heeft geen enkele rol gespeeld bij de toelichting die neuroloog [naam zorgverlener] aan de klachtenonderzoekscommissie heeft gegeven en zal ook geen rolspelen bij de behandeling door enig tuchtcollege van reeds door cliënte ingestelde of nog in te stellen tuchtklachten.
De zorgaanbieder heeft verzocht de klacht (beide onderdelen) ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen cliënte en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW).
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder is tekortgeschoten in het nakomen van de behandelovereenkomst met cliënte.
De commissie concludeert dat de klacht van cliënte in twee onderdelen uiteenvalt, te weten:
het in 2019 ten onrechte aanmerken van een tumor als een cyste;
betrokkenheid bij de klachtenprocedure door neuroloog [naam zorgverlener], die op grond van zijn lidmaatschap van het regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in [plaatsnaam] niet onpartijdig en onafhankelijk was.
Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder voldoende aannemelijk gemaakt, onder verwijzing naar het medisch dossier, dat cliënte om toestemming is gevraagd om MRI’s of andere medische gegevens van eerdere behandelaars op te vragen. De betwisting van deze gang van zaken door cliënte vindt geen steun in het dossier reeds nu uit de door cliënte zelf aan de commissie overgelegde stukken blijkt dat cliënte onder andere niet wenste dat er beelden uit [plaatsnaam] werden opgevraagd omdat cliënte stelt te worden achtervolgd door een meester van de basisschool. Volgens cliënte verspreidt deze meester reeds sinds haar zevende jaar laster over haar en heeft hij informatie over cliënte aan ziekenhuizen gegeven. Hierdoor is cliënte erg voorzichtig geworden om informatie te delen.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder met de beperkte gegevens waarover de zorgaanbieder in 2019 beschikte en gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de bolvormige afwijking in het hoofd van cliënte zoals waarneembaar op de MRI-scan niet tot een andere diagnose heeft kunnen komen dan dat er waarschijnlijk sprake was van een cyste. De commissie is van oordeel dat het klachtonderdeel dat de zorgaanbieder in 2019 verwijtbaar tot de diagnose is gekomen dat er sprake was van een cyste in plaats van een tumor ongegrond moet worden verklaard.
Wat betreft het klachtonderdeel, inhoudende dat neuroloog [naam zorgverlener] niet onpartijdig en onafhankelijk kon verklaren in de klachtenprocedure, is de commissie van oordeel dat dit klachtonderdeel ook ongegrond moet worden verklaard. Leden van Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg worden ingezet bij zaken waarin geen sprake is van tegenstrijdig belang, zoals bij zaken die het eigen ziekenhuis of medewerkers daarvan betreffen. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat neuroloog [naam zorgverlener] bij enige andere door cliënte ingestelde tuchtzaak tegen andere zorgaanbieders is betrokken of betrokken is geweest, waardoor hij niet onafhankelijk en onpartijdig kon functioneren in de klachtenprocedure. De commissie zal dit klachtonderdeel ook ongegrond verklaren.
De commissie overweegt ten overvloede dat aan de ongegrondverklaring van de klacht (in beide onderdelen) inherent is dat de commissie van oordeel is dat er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de behandelovereenkomst.
Vordering tot schadevergoeding
De commissie overweegt dat voor een aanspraak op schadevergoeding ten minste is vereist dat de schuldenaar (de zorgaanbieder) in enig opzicht is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting en dat dit tekortschieten hem moet kunnen worden toegerekend. Ook moet er sprake zijn van voldoende causaal verband tussen de schade en de toerekenbare tekortkoming.
Nu de commissie van oordeel is dat er geen sprake is van tekortschieten, zal de vordering tot schadevergoeding worden afgewezen.
De commissie wijst er ten overvloede op dat de tumor die in april 2021 is gediagnosticeerd, goedaardig is en dat cliënte geen schade heeft geleden door het feit dat de afwijking in 2019 is aangeduid als een cyste.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
verklaart de klacht in zijn geheel (beide onderdelen) ongegrond;
wijst de vordering tot schadevergoeding af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer dr. J.D.M. Metzemaekers, mevrouw mr. I. van den Hoven – van Vogelpoel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. C. Koppelman, secretaris, op 7 oktober 2022.