Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: zorgverlening
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
244918/376411
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënte is gediagnosticeerd met een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS). De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat zij niet de behandeling heeft ontvangen die haar tijdens het intake gesprek was toegezegd. In die behandeling zou met haar alter ego’s worden gesproken, maar de zorgaanbieder heeft hiervan afgezien, omdat deze vorm van therapie niet aan hedendaagse inzichten voldoet. De cliënte heeft daarvoor ruim 30 jaar lang de door haar gewenste therapie gevolgd bij een therapeut die tot 2018 werkzaam was voor de zorgaanbieder. De commissie verklaart de klacht van de cliënte ongegrond. De commissie stelt vast dat de zorgaanbieder niet alleen binnen zijn eigen organisatie, maar ook daarbuiten heeft gezocht naar een passende vorm van hulp en begeleiding voor de cliënte, maar die begeleiding keer op keer te complex werd geacht om de cliënte in zorg te nemen. De behandeling waar de cliënte gedurende 30 jaar baat bij had, wordt door een verandering van medische inzichten nauwelijks meer geboden en door de zorgaanbieder niet meer geleverd. Hiervan kan de zorgaanbieder echter geen verwijt worden gemaakt.
De uitspraak
In het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Stichting GGz Centraal, gevestigd te Amersfoort
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
De cliënte is gediagnosticeerd met een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS). De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat zij niet de behandeling heeft ontvangen die haar tijdens het intake gesprek was toegezegd. In die behandeling zou met haar alter ego’s worden gesproken, maar de zorgaanbieder heeft hiervan afgezien, omdat deze vorm van therapie niet aan hedendaagse inzichten voldoet. De cliënte heeft daarvoor ruim 30 jaar lang de door haar gewenste therapie gevolgd bij een therapeut die tot 2018 werkzaam was voor de zorgaanbieder. De commissie verklaart de klacht van de cliënte ongegrond. De commissie stelt vast dat de zorgaanbieder niet alleen binnen zijn eigen organisatie, maar ook daarbuiten heeft gezocht naar een passende vorm van hulp en begeleiding voor de cliënte, maar die begeleiding keer op keer te complex werd geacht om de cliënte in zorg te nemen. De behandeling waar de cliënte gedurende 30 jaar baat bij had, wordt door een verandering van medische inzichten nauwelijks meer geboden en door de zorgaanbieder niet meer geleverd. Hiervan kan de zorgaanbieder echter geen verwijt worden gemaakt.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke
Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de
overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2024 te Utrecht.
Partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunt nader toegelicht. De cliënte werd daarbij terzijde gestaan door de heer [naam], WMO ondersteuner. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door de heer [naam], psycholoog en mevrouw mr. [naam]. De cliënte heeft ervoor gekozen de zitting voor het einde van de behandeling te verlaten.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Klacht van de cliënte
De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat zij niet de behandeling heeft ontvangen die haar tijdens het intake gesprek was toegezegd. In die behandeling zou met haar alter ego’s (ook wel ‘alters’ dan wel ‘delen’ genoemd) worden gesproken maar de zorgaanbieder heeft hiervan afgezien. De zorgaanbieder verschool zich achter het excuus dat zij de expertise voor de behandeling van de cliënte niet in huis had. De cliënte heeft echter ruim 30 jaar lang de door haar gewenste therapie gevolgd bij een therapeut die tot 2018 werkzaam was voor de zorgaanbieder. Die therapeut is met pensioen gegaan om welke reden de cliënte in april 2021 de zorgaanbieder heeft gevraagd dezelfde behandeling bij een andere therapeut voort te zetten. De zorgaanbieder heeft een andere GGZ-instelling, Transit, ingeschakeld en daar werd geadviseerd het gesprek met de alters niet aan te gaan maar de cliënte op te nemen voor een intensieve traumatherapie. De cliënte voelde daar niks voor. 30 jaar lang heeft de therapie van de psycholoog van de zorgaanbieder de cliënte de ondersteuning geboden die zij nodig had. De cliënte voelt zich door de zorgaanbieder in de steek gelaten en aan het lijntje gehouden. Uiteindelijk heeft het drie jaar geduurd voordat definitief duidelijk werd dat de zorgaanbieder de cliënte niet wilde helpen. Als gevolg hiervan is de mentale gezondheidstoestand van de cliënte erg achteruitgegaan en ervaart zij een verminderde kwaliteit van leven. De cliënte houdt de zorgaanbieder hiervoor verantwoordelijk. De cliënte kan met audio-opnames aantonen dat de zorgaanbieder de behandeling van de cliënte heeft toegezegd. Er werd gezegd : “We gaan het ervaren”. De cliënte heeft haar klachten voorgelegd aan de klachtenfunctionaris van de zorgaanbieder. De klachten van de cliënte zijn echter ongegrond verklaard. De cliënte kan zich niet in dat oordeel vinden en vraagt een uitspraak van de commissie. De cliënte verlangt alsnog een behandelaar die de gesprekken met de alters aangaat.
Standpunt zorgaanbieder
De cliënte is in de periode van 1988 tot 2021 behandeld voor een dissociatieve identiteitsstoornis (DIS) als gevolg van een extreem getraumatiseerde jeugd. In die periode is de cliënte langdurig behandeld binnen de organisatie van de zorgaanbieder. 30 jaar lang werd zij begeleid door dezelfde psychotherapeut die wegens zijn pensionering de behandeling van de cliënte aan de zorgaanbieder heeft overgedragen. Door de zorgaanbieder zijn samen met de cliënte de mogelijkheden verkend om een passende behandeling te bieden en te vinden. De zorgaanbieder betreurt het dat die verkenning en die zoektocht bij de cliënte heeft geleid tot onduidelijkheid en onvrede. De zorgaanbieder heeft met de beste intenties een zo goed mogelijk bij de wensen van de cliënte passende therapie willen zoeken en heeft daartoe ook hulpverleners buiten de organisatie aangezocht. Keer op keer werd de zorgaanbieder te kennen gegeven dat de problematiek van de cliënte te complex was en de behandeling die zij wenste, een therapie waarin ook haar alters als gesprekspartners zouden worden betrokken, niet kon worden geboden. In de loop der jaren zijn de inzichten ten aanzien van traumatherapie gewijzigd en wordt het in gesprek gaan door de zorgverlener met de alters gezien als een vorm van symptoombestrijding waarmee niet het eigenlijke, onderliggende trauma wordt aangeplakt. De zorgaanbieder is eveneens te rade gegaan bij zorginstelling Transit, gespecialiseerd in traumazorg. Transit wilde de cliënte wel in zorg nemen waarbij de cliënte voor een intensieve traumabehandeling zou moeten worden opgenomen. De cliënte voelde hier niet voor en de zorgaanbieder heeft begrip voor dat besluit. De zorgaanbieder kan de door de cliënte verlangde gesprekken met haar alters niet bieden, maar kan de cliënte wel ondersteuning en begeleiding bieden in haar dagelijks leven. De zorgaanbieder heeft dit gedurende de zoektocht naar passende therapie ook gedaan. De zorgaanbieder betreurt het dat het niet gelukt is de cliënte de door haar gewenste behandelvorm te bieden. De zorgaanbieder had dit graag anders gezien.
Oordeel commissie
De commissie stelt vast dat de zorgaanbieder bij de aanmelding van de cliënte in april 2021 de intentie had om aan de wens van de cliënte, een therapie waarin tevens in gesprek zou worden gegaan met haar alters, tegemoet te komen. De commissie twijfelt dan ook niet aan de verklaringen en interpretatie van de cliënte wat dit betreft. De zorgaanbieder heeft gaandeweg en na het inwinnen van advies echter moeten inzien dat de door de cliënte gewenste therapie niet door een van zijn behandelaars kon worden vormgegeven omdat in de 30 jaar waarin de cliënte door haar voormalig therapeut werd begeleid de inzichten op het gebied van traumabehandeling zijn gewijzigd. De commissie stelt vast dat de zorgaanbieder niet alleen binnen zijn eigen organisatie, maar ook daarbuiten heeft gezocht naar een passende vorm van hulp en begeleiding voor de cliënte maar die begeleiding keer op keer te complex werd geacht om de cliënte in zorg te nemen. Het aanbod van Transit om de cliënte op te nemen voor een traumabehandeling paste niet in de ambulante therapievorm die de cliënte voor ogen had. De cliënte heeft die vorm van zorg net als andere vormen van begeleiding dan ook afgewezen. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder zorgvuldig heeft gehandeld door de cliënte gedurende de zoektocht naar passende zorg binnen de mogelijkheden van de zorgaanbieder begeleiding en ondersteuning te bieden in haar dagelijks leven. Het is zeer begrijpelijk dat de zorgaanbieder niet langer een behandeling kan bieden die door een in de loop van de afgelopen 30 jaar opgetreden verandering van medische inzichten niet langer wenselijk wordt geacht. Evenzeer is het voorstelbaar dat de cliënte dat moeilijk te accepteren vindt. Hiervan kan de zorgaanbieder echter geen verwijt worden gemaakt.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de cliënte ongegrond en wijst het door haar verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer drs. T. Knap, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 24 juni 2024.