Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: bejegening/ zorgverlening
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
230329/238794
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt is van mening dat hij onterecht geen tweede operatie (kruisbandreconstructie) heeft ondergaan. Volgens de zorgaanbieder is dit met de cliënt besproken, omdat (gezien zijn omstandigheden) een kruisbandreconstructie op dit moment niet zinvol zou zijn.
Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder na een zorgvuldige afweging geconcludeerd dat een kruisbandreconstructie op dat moment niet zinvol zou zijn. Wel had de zorgaanbieder de cliënt hierin qua communicatie beter moeten meenemen.
De klacht is ongegrond.
De uitspraak
In het geschil tussen
de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Haaglanden Medisch Centrum, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
De cliënt is van mening dat hij onterecht geen tweede operatie (kruisbandreconstructie) heeft ondergaan. Volgens de zorgaanbieder is dit met de cliënt besproken, omdat (gezien zijn omstandigheden) een kruisbandreconstructie op dit moment niet zinvol zou zijn.
Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder na een zorgvuldige afweging geconcludeerd dat een kruisbandreconstructie op dat moment niet zinvol zou zijn. Wel had de zorgaanbieder de cliënt hierin qua communicatie beter moeten meenemen.
De klacht is ongegrond.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 25 april 2024 te Den Haag.
De cliënt is zelf ter zitting verschenen.
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door mevrouw mr. [naam] (jurist), de heer [naam] (orthopedisch chirurg) en de heer [naam] (stagiair).
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Klacht van de cliënt
De cliënt is met knieklachten bij een orthopedisch chirurg terechtgekomen. De cliënt is verteld dat hij twee keer geopereerd zou worden, maar de cliënt is uiteindelijk slechts één keer geopereerd. Tijdens de operatie zijn dingen uit het been van de cliënt gehaald zonder dat dit met hem overlegd was.
De cliënt heeft nog veel klachten aan zijn knie. Hij heeft hierdoor veel hulp nodig van anderen en kan niet met zijn zoontje spelen. Ook heeft hij pijn en financiële problemen.
Het indienen van een interne klacht heeft niet geholpen, net zomin als bemiddeling door de huisarts van de cliënt.
De cliënt wenst een vergoeding van € 2.000,– voor gemaakte vervoerskosten.
Ontvankelijkheid
Volgens de zorgaanbieder is de cliënt niet in al zijn klachten ontvankelijk. Tijdens de interne klachtenprocedure heeft de cliënt geklaagd over diverse feiten, namelijk:
• Dat hij te laat is geopereerd aan zijn knie.
• Dat hij ten onrechte nooit een tweede operatie (kruisbandreconstructie) heeft gehad wat tot meer letsel heeft geleid.
• Dat de behandelend orthopeed heeft gelogen over de werkzaamheden die hij heeft verricht.
• Dat niet alles wat besproken is in het medisch dossier is vastgelegd.
De cliënt heeft dus niet bij het ziekenhuis geklaagd over het feit dat zonder informed consent dingen uit zijn been zijn gehaald bij de eerste operatie of het feit dat die eerste operatie niet goed zou zijn uitgevoerd. Volgens de zorgaanbieder kan de commissie daarom alleen de klacht van de cliënt behandelen dat hij maar één keer is geopereerd in plaats van twee keer.
Naar het oordeel van de commissie heeft de cliënt de klachten over informed consent en het verloop van de eerste operatie niet eerst bij de zorgaanbieder zelf ingediend. Op grond van artikel 6, lid 1 sub a, van het Reglement Geschillencommissie Ziekenhuizen verklaart de commissie de cliënt niet-ontvankelijk in deze klachten.
De cliënt is ten aanzien van zijn klacht dat hij ten onrechte geen kruisbandreconstructie heeft gehad wel ontvankelijk.
Eén operatie in plaats van twee
De cliënt is van mening dat hem is toegezegd dat hij twee keer geopereerd zou worden aan zijn knie. De tweede operatie zou een kruisbandreconstructie betreffen.
De zorgaanbieder betwist dat deze toezegging is gedaan. Tijdens de operatie op 4 augustus 2022 is vastgesteld dat sprake is van een voorste kruisbandruptuur. Vanaf dat moment is een eventuele kruisbandreconstructie onderwerp van gesprek tussen de orthopeed en de cliënt, maar een toezegging is niet gedaan. In het dossier staat hierover genoteerd: “vkb reconstructie lijkt niet zinvol ivm obesitas en motivatie”.
In de maanden na de operatie bleef de cliënt vragen om een tweede operatie. Diverse malen heeft de zorgaanbieder toegelicht dat die tweede ingreep niet is geïndiceerd en werd de cliënt geadviseerd eerst te gaan trainen. Ook het inwinnen van een second opinion en het vragen van tussenkomst door de huisarts leidde niet tot een oplossing.
Volgens de zorgaanbieder ontstond een dusdanig wederzijds gebrek aan vertrouwen (naast de inhoudelijke overwegingen waarom een tweede operatie niet zinvol zou zijn), dat uiteindelijk het besluit werd genomen om de cliënt niet te opereren. De orthopeed heeft hierin een zorgvuldige afweging gemaakt en geconcludeerd dat door alle omstandigheden de kans te groot was dat de tweede operatie niet zou slagen, of tot het gewenste resultaat zou leiden. Dit is binnen het behandelteam uitgebreid besproken.
Inhoudelijke beoordeling
Op 4 augustus 2022 heeft de cliënt een meniscusoperatie ondergaan. Tijdens deze operatie heeft de zorgaanbieder geconcludeerd dat de kruisband van de cliënt gescheurd was. Na de meniscusoperatie heeft de zorgaanbieder de cliënt geïnformeerd dat een kruisbandreconstructie nog niet geïndiceerd was. Dit had te maken met obesitas en een ontbrekende motivatie voor revalidatie.
In de daaropvolgende contacten tussen de zorgaanbieder en de cliënt werd geen overeenstemming bereikt over het medische vervolgtraject. Wel heeft de zorgaanbieder, om uit de impasse te komen, de cliënt op de opnamelijst gezet. De cliënt heeft daarom ook een afspraak bij de anesthesist gehad. Naar het oordeel van de commissie zijn door de opnamelijst en het bezoek aan de anesthesist bij de cliënt verwachtingen geschept dat de kruisbandreconstructie plaats zou gaan vinden.
Dat neemt niet weg dat de zorgaanbieder een medisch zorgvuldige afweging heeft gemaakt. Gelet op de leefstijl en het overgewicht van de cliënt heeft de orthopeed geconcludeerd dat de slagingskans van een kruisbandreconstructie op dat moment onvoldoende was. Op basis van voortschrijdend inzicht heeft de orthopeed geconcludeerd dat een kruisbandreconstructie op dit moment niet zinvol zou zijn.
Het ligt op de weg van de zorgaanbieder om zich ervan te vergewissen dat voor de cliënt duidelijk en begrijpelijk was waarom de kruisbandreconstructie op dat moment geen zinvolle optie was. De cliënt is van mening dat de zorgaanbieder hem onvoldoende heeft geïnformeerd en dat hij aan het lijntje is gehouden. Uit de stukken is de commissie gebleken dat de zorgaanbieder hierover diverse gesprekken heeft gevoerd. Wat daar ook van zij, nu de verwachtingen bij de cliënt waren geschept dat een kruisbandreconstructie zou plaatsvinden, ligt de verantwoordelijkheid bij de zorgaanbieder om de cliënt te voorzien van heldere en begrijpelijke informatie. De verstoring van de vertrouwensrelatie doet daar niet aan af.
Toch kan de commissie niet concluderen dat de zorgaanbieder ten aanzien van de afweging over de kruisbrandreconstructie onzorgvuldig heeft gehandeld. De afweging om gezien de leefstijl en het overgewicht van de cliënt nog niet tot een kruisbandreconstructie over te gaan, is navolgbaar en medisch-inhoudelijk onderbouwd. Dat een kruisbandreconstructie in eerste instantie tot de mogelijkheden behoorde maar dat de zorgaanbieder op basis van voortschrijdend inzicht heeft geconcludeerd dat de ingreep medisch niet zinvol zou zijn, acht de commissie niet onzorgvuldig.
De klacht van de cliënt is ongegrond. Aan de beoordeling van de vordering tot schadevergoeding komt de commissie daarom niet toe.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst af het door de cliënt gevorderde.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer prof. dr. B.J. van Royen, de heer J. Donga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 25 april 2024.