Commissie: Zelfstandige Klinieken
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
67017/103395
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt heeft bij de zorgaanbieder een staaroperatie ondergaan, waarbij de cliënt voor duurdere lenzen dan gebruikelijk is heeft gekozen om in de toekomst geen bril/lenzen meer te hoeven dragen. Volgens de cliënt heeft de oogarts de verkeerde lenzen geplaatst, waardoor zijn zicht verslechterd is, hij veel last heeft van zijn ogen en nog steeds een bril moet dragen. De zorgaanbieder stelt de operatie goed is uitgevoerd en dat dit ook bevestigd wordt door de second opinion. Er is duidelijk gemaakt dat er geen garantie zou zijn dat de cliënt geen bril meer nodig zou hebben. De cliënt heeft hier ook voor getekend. De commissie oordeelt dat de operatie zorgvuldig en goed is uitgevoerd. Ook heeft de zorgaanbieder geen garantie gegeven dat de cliënt geen bril meer nodig zou hebben. Omdat de cliënt voor de operaties al last had van droge ogen zijn de oogklachten niet te wijten aan de staaroperatie. De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats]en
Stolmed Oogklinieken B.V., gevestigd te Bergen op Zoom
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2021 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Namens de zorgaanbieder was aanwezig [naam], oogarts en [naam], optometrist.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de aangemeten lenzen na een staaroperatie en oogklachten.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënt heeft na een staaroperatie multifocale torische lenzen gekregen. Op advies van de zorgaanbieder heeft hij voor deze duurdere lenzen gekozen omdat hij in de toekomst geen bril of contactlenzen meer wilde dragen.
De cliënt stelt dat de oogarts de verkeerde lenzen heeft geplaatst. Nu ruim één jaar later zijn zijn ogen zodanig verslechterd dat hij nog steeds lenzen en een bril nodig heeft. Daarnaast heeft hij na de operatie met name ‘s nachts last gekregen van zandkorrels en overdag van “soep” in zijn ogen.
Cliënt is thans onder behandeling bij [naam ziekenhuis]. Hij moet zijn ogen nu 3 keer per dag druppelen en weer een bril/contactlenzen dragen. De zorgaanbieder kan niets meer voor hem doen en de oogarts in het [naam ziekenhuis] is nu aan het onderzoeken wat de beste opties zijn.
De cliënt heeft een klacht ingediend bij de zorgaanbieder omdat hij van mening is dat hij niet correct is behandeld. Er is bij hem een verwachting gewekt dat hij nooit meer een bril zou hoeven dragen en deze verwachting is niet uitgekomen.
Cliënt vordert een vergoeding van € 3.200,– voor de kosten van de lenzen en een bedrag van € 3.200,– voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het plaatsen van de verkeerde lenzen en de kosten die hij in de toekomst nog moet maken.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënt wende zich op 19 december 2019 tot de zorgaanbieder in verband met slechter zien. Na uitgebreid onderzoek en informatie uitwisseling in het voortraject werd door cliënt gekozen voor een operatie met speciale premium lenzen. In het voortraject is duidelijk met cliënt besproken dat een garantie op het niet meer hoeven dragen van een bril niet gegeven kan worden. De operaties vonden plaats op 25 maart 2020 en op 20 mei 2020. Op basis van de gemeten visus voor OD en OS waren de resultaten na de operatie flink verbeterd en objectief gemeten op de visuskaart zelfs bijna 100% te noemen. De visus OD en OS samen was op 22 mei 2020 tegelijk 0.8++ zonder brilcorrectie (85%) en later op 23 september 2020 OD en OS samen tegelijk 0.9 zonder brilcorrectie (90%). Wel moest cliënt knipperen voor een stabieler beeld. Hij had daar bij de zorgaanbieder voor de operaties al druppels voor gekregen.
Met name na het afgehandelde operatie traject ontwikkelde cliënt klachten die de zorgaanbieder niet naar zijn tevredenheid kon afhandelen. De door de zorgaanbieder voorgestelde second opinion in het [naam ziekenhuis] heeft ook weinig soelaas in gebracht. Men constateerde daar dat de staaroperaties ongecompliceerd zijn uitgevoerd en de lenzen goed zijn geplaatst. Men ziet dus geen reden om de lenzen te verwijderen. Men richt zich daar op de verdere behandeling van zijn droge ogen en de mogelijke verdere verbetering door het dragen van een bril of contactlenzen.
Ter zitting heeft de zorgaanbieder het volgende toegelicht. Cliënt heeft voorafgaande aan de staaroperatie een folder meegekregen met nadere informatie. Vanwege de cilinder in de lens is een langere afspraak met de optometrist gemaakt en zijn er extra metingen verricht. Aan cliënt zijn drie opties voor lenzen aangeboden en is per lens een uitleg gegeven. Daarbij is uitdrukkelijk vermeld dat in 10 tot 15% van alle gevallen na de staaroperatie toch nog een bril noodzakelijk zal blijven voor beter zicht. In overleg heeft cliënt gekozen voor multifocale torische lenzen. De zorgaanbieder heeft cliënt na het consult een informed consent laten ondertekenen.
De zorgaanbieder verzoekt de vordering van cliënt af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt op grond van het over en weer gestelde en de door partijen overgelegde stukken het volgende.
Cliënt houdt de zorgaanbieder aansprakelijk voor het onvoldoende resultaat met betrekking tot het totale zicht na twee staaroperaties.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de behandelingsovereenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de zorgaanbieder) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie is van oordeel dat de klacht van de cliënt niet gegrond is. Daarbij overweegt zij als volgt.
Uit de overgelegde stukken stelt de commissie vast dat bij cliënt na de staaroperaties op 22 mei 2020 een zicht van 85% zonder brilcorrectie is gemeten voor beide ogen en later op 23 september 2020 een zicht zonder brilcorrectie van 90%. Voorts blijkt ook uit de bevindingen, naar aanleiding van de second opinion, van het [naam ziekenhuis] dat de kunstlenzen goed zijn geplaatst en van de juiste vooraf gemeten sterkten waren.
Naar het oordeel van de commissie zijn de beide staaroperaties lege artis uitgevoerd. Het resultaat van de staaroperaties ligt binnen de daarvoor gehanteerde maatstaven. Niet kan worden gesteld dat de zorgaanbieder niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend zorgaanbieder in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld.
Cliënt heeft gesteld dat de zorgaanbieder hem een garantie heeft gegeven dat hij na de operaties geen bril meer nodig zou hebben. De commissie acht dit niet waarschijnlijk omdat het in de praktijk onmogelijk is om een garantie op een resultaat te geven na een staaroperatie. De commissie verwijst tevens naar het door de cliënt ondertekende informed consent waarin is gewezen op de risico’s tijdens en na de operatie en de gevolgen voor de brilsterkte. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder ter zitting ook voldoende aannemelijk gemaakt dat aan cliënt duidelijk kenbaar is gemaakt dat er na een staaroperatie in 10 tot 15% van de gevallen toch nog een bril noodzakelijk zou blijken. Dit specifieke risico werd ook genoemd in het bij het informed consent behorende formulier.
Tenslotte heeft cliënt gesteld dat hij als gevolg van de staaroperatie last heeft gekregen van “soep” in zijn ogen. De commissie overweegt dat cliënt al voorafgaande aan de staaroperaties last had van droge ogen en druppels had voorgeschreven gekregen. Uit het medisch dossier van het [naam ziekenhuis], dat cliënt heeft overgelegd, maakt de commissie op dat cliënt last heeft van een meiboomklierdysfunctie waardoor evaporatieve traanfilminstabiliteit is ontstaan. Deze klacht staat in beginsel los van het resultaat van de cataractoperaties.
De commissie is van oordeel dat de staaroperaties lege artis zijn uitgevoerd en de zorgaanbieder geen onzorgvuldig handelen kan worden verweten. Van een toerekenbare tekortkoming ter zake van de informatieverstrekking in zijn geheel door de zorgaanbieder is, zoals hiervoor is overwogen, evenmin sprake. Aan cliënt komt daarom geen aanspraak op schadevergoeding toe. De door hem verlangde materiële en immateriële schadevergoeding zal worden afgewezen.
Op grond van het voorgaande dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van cliënt ongegrond en wijst zijn vorderingen af.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. R.J. van Geest, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 1 november 2021.