Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: bejegening/ zorgverlening
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
223781/247783
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Vanaf 4 november 2022 is de cliënte vanwege oogklachten onder behandeling bij de zorgaanbieder. Zij verwijt de zorgaanbieder onvoldoende communicatie over diagnose, prognose en behandeling van haar oogklachten. De cliënte is niet adequaat doorverwezen voor een laserbehandeling door een gespecialiseerde zorgaanbieder. Verder klaagt de cliënte over fouten in het medisch dossier, over verkeerde behandeling en verkeerde medicatie. Zij heeft schade geleden en verlangt dat de zorgaanbieder de procedures bij zeldzame oogaandoeningen aanpast. De zorgaanbieder stelt geen fouten te hebben gemaakt bij de behandeling van de cliënte. Hoewel de cliënte op 12 mei 2023 wel medicatie heeft meegekregen die niet aan haar had mogen worden meegegeven, heeft zij daardoor geen schade geleden. Evenmin is sprake geweest van te laat doorverwijzen voor de laserbehandeling naar een gespecialiseerde zorgaanbieder. Bij een eerdere doorverwijzing zou de cliënte niet eerder behandeld zijn. Evenmin is sprake van extra schade door het niet eerder doorverwijzen. De commissie verklaart een deel van de klachten van cliënte gegrond. Zo had de zorgaanbieder er op toe moeten zien dat de doorverwijzing naar de gespecialiseerde zorgaanbieder goed was gegaan. Ook de klacht over het vermelden van verkeerde medicatie is gegrond en ook had de oogarts geen (hoge dosis) Oxybuprocaïne aan de cliënte mee mogen geven. De commissie is wel van oordeel dat de zorgaanbieder in eerste instantie een conservatieve behandeling mocht inzetten. De klacht is daarom ten dele gegrond. Voor zover de cliënte aanpassing van het beleid van de zorgaanbieder verlangt, wordt zij niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek en haar verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
De uitspraak
In het geschil tussen
Mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënte)
en
Stichting Oogheelkunde op Zuid, gevestigd te Rotterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
Vanaf 4 november 2022 is de cliënte vanwege oogklachten onder behandeling bij de zorgaanbieder. Zij verwijt de zorgaanbieder onvoldoende communicatie over diagnose, prognose en behandeling van haar oogklachten. De cliënte is niet adequaat doorverwezen voor een laserbehandeling door een gespecialiseerde zorgaanbieder. Verder klaagt de cliënte over fouten in het medisch dossier, over verkeerde behandeling en verkeerde medicatie. Zij heeft schade geleden en verlangt dat de zorgaanbieder de procedures bij zeldzame oogaandoeningen aanpast. De zorgaanbieder stelt geen fouten te hebben gemaakt bij de behandeling van de cliënte. Hoewel de cliënte op 12 mei 2023 wel medicatie heeft meegekregen die niet aan haar had mogen worden meegegeven, heeft zij daardoor geen schade geleden. Evenmin is sprake geweest van te laat doorverwijzen voor de laserbehandeling naar een gespecialiseerde zorgaanbieder. Bij een eerdere doorverwijzing zou de cliënte niet eerder behandeld zijn. Evenmin is sprake van extra schade door het niet eerder doorverwijzen. De commissie verklaart een deel van de klachten van cliënte gegrond. Zo had de zorgaanbieder er op toe moeten zien dat de doorverwijzing naar de gespecialiseerde zorgaanbieder goed was gegaan. Ook de klacht over het vermelden van verkeerde medicatie is gegrond en ook had de oogarts geen (hoge dosis) Oxybuprocaïne aan de cliënte mee mogen geven. De commissie is wel van oordeel dat de zorgaanbieder in eerste instantie een conservatieve behandeling mocht inzetten. De klacht is daarom ten dele gegrond. Voor zover de cliënte aanpassing van het beleid van de zorgaanbieder verlangt, wordt zij niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek en haar verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 27 juni 2024 te Utrecht.
De cliënte heeft ter zitting in persoon haar standpunt toegelicht. Zij werd vergezeld door haar echtgenoot, de heer [naam]. Namens de zorgaanbieder is de heer drs. [naam], oogarts en medisch directeur, verschenen, bijgestaan door mevrouw mr. [naam], advocaat.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de behandeling van de oogklachten van de cliënte. De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat fouten zijn gemaakt in de behandeling en dat haar onvoldoende en onjuiste zorg is verleend.
Feiten
De cliënte is vanwege hevige oogklachten op 15 oktober 2022 op verwijzing van haar huisarts doorverwezen naar een optometrist. De optometrist constateerde wondjes en littekens op beide ogen en adviseerde de cliënte een afspraak te maken bij de zorgaanbieder.
Op 4 november 2022 heeft de eerste afspraak bij de zorgaanbieder plaatsgevonden bij een oogarts, dr. [naam]. Bij de cliënte zijn wondjes op de ogen te zien, vanwege hoornvliesbeschadiging.
De oogarts licht drie behandelopties toe:
– Een speciale laserbehandeling phototherapeutische keratectomie (PTK)-behandeling. Deze behandeling is invasief en om deze reden worden eerst conservatieve behandelmethodes zoals hieronder vermeld, aangeraden. Tevens is er vaak sprake van een lange wachttijd voor deze behandeling in Nederland.
– Tweede optie: met een naald gaatjes prikken in het hoornvlies (anterior stromal puncture).
– Derde optie: met medicatie, oogdruppels en oogzalf en indien nodig het plaatsen van bandagelenzen (verbandlenzen).
Gestart is met de laatste optie: oogdruppels en oogzalf.
Op donderdag 10 november 2022 is vanwege persisterende pijnklachten door de zorgaanbieder op het linkeroog een bandagelens geplaatst. De bedoeling was dat deze bandagelens twee maanden in het oog zou blijven zitten.
In het weekend van 12-13 november 2022 is op de spoedeisende hulp van het [naam ziekenhuis] de bandagelens vanwege heftige pijnklachten verwijderd.
De volgende periode heeft de cliënte de door de oogartsen voorgeschreven zalf en druppels gebruikt. De cliënte heeft veel pijn ervaren en ter verzachting van de pijn gedurende maanden zittend geslapen.
In december 2022 is door de zorgaanbieder aangegeven dat de ingezette, conservatieve behandeling verder zal worden voortgezet met de reeds voorgeschreven medicatie. Een afspraak is gemaakt voor juni 2023.
Op 4 april 2023 is de cliënte vervroegd op consult geweest bij de zorgaanbieder, te weten bij behandelaar dr. [naam]. De optie PTK-behandeling is ter sprake gebracht door de cliënte. Afgesproken wordt dat zij voor deze behandeling doorverwezen wordt naar [naam ziekenhuis] in Rotterdam. De zorgaanbieder voert deze behandeling niet uit. Het dossier van de cliënte zal worden doorgestuurd naar voornoemd ziekenhuis.
In de nacht van 10 op 11 mei 2023 heeft de cliënte de Spoedeisende hulp van het [naam] ziekenhuis bezocht vanwege persisterende hevige pijnklachten. De dienstdoende huisarts heeft telefonisch contact gehad met een oogarts en op diens advies een antibioticazalf meegegeven en aangeraden een spoedafspraak in te plannen voor de volgende dag bij de zorgaanbieder.
Vrijdag 12 mei heeft de cliënte de zorgaanbieder bezocht. Vanwege ernstige pijnklachten heeft de assistente in de wachtkamer een druppel Oxybuprocaïne toegediend ter verdoving.
De cliënte heeft wederom om een ooglaserbehandeling gevraagd. De oogarts heeft aangegeven dat de zorgaanbieder niet over een laserapparaat beschikt, waarmee een PTK-behandeling kan worden uitgevoerd. De arts heeft een vette oogzalf voorgeschreven en twee verpakkingen met in totaal 10 pipetjes Oxybuprocaïne meegegeven.
Overige feiten van belang:
De cliënte heeft op 8 maart 2023 iemand ontmoet met dezelfde aandoening als zij (terugkerende hoornvliesbeschadiging oftewel recurrent corneal erosion syndrome). Deze persoon heeft cliënte de naam van de arts gegeven die de behandeling bij hem/haar heeft uitgevoerd, een voormalig hoofd van de hoornvliesafdeling van [naam ziekenhuis]. Dit ziekenhuis heeft een speciale hoornvliesverpleegkundige, van wie de cliënte informatie heeft ontvangen over de aandoening, de PTK-behandeling, maar ook over de minimale wachttijd (van minstens vier maanden voor de intake en daarna nog zeker twee maanden voor de behandeling zelf).
De cliënte heeft vervolgens zelf contact gezocht met de oogarts die de PTK-behandeling bij de kennis 10 jaar geleden heeft uitgevoerd. Deze oogarts houdt tegenwoordig praktijk in België.
Na het bezoek op vrijdag 12 mei 2023 aan de zorgaanbieder heeft de cliënte een e-mail aan de oogarts in België gezonden. Zij heeft daarin haar situatie uitgelegd en de door de zorgaanbieder gehanteerde behandelmethode beschreven (voorschrijven van vette oogzalf en Oxybuprocaïne).
De oogarts in België heeft daarop gereageerd door voor maandagochtend 15 mei 2023 een intakegesprek in te plannen voor de cliënte. Die ochtend heeft de cliënte, direct na de intake/ het onderzoek, een PTK-behandeling aan het linkeroog gekregen.
De cliënte heeft een afspraak gemaakt voor 13 juni 2023 bij de oogarts in België, alwaar zij vervolgens aan beide ogen een PTK-laserbehandeling heeft ondergaan. Tot 6 december 2023 is de cliënte onder behandeling in België geweest.
Op 6 december 2023 heeft de cliënte de zorgaanbieder verzocht haar medisch dossier door te sturen naar [naam ziekenhuis]. Zij verzocht tevens om een spoedverwijzing naar dit ziekenhuis. De reden om de behandeling in Nederland voort te zetten, betreft de reistijd naar België voor de behandelingen. Door de zorgaanbieder is hieraan gehoor gegeven, zodat de cliënte reeds diezelfde middag in het ziekenhuis kon worden gezien.
Op 6 december 2023 is het voor partijen duidelijk geworden dat de verwijsbrief voor [naam ziekenhuis] op 4 april 2023 niet is verzonden door de zorgaanbieder. De verwijzing naar [naam ziekenhuis] was aldaar niet bekend.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer:
Onvoldoende communicatie en informatie over diagnose en prognose.
Aan de oogklachten is door de artsen geen diagnose gekoppeld, noch is er een prognose aan
de cliënte gegeven. Niet één keer is gecommuniceerd wat de risico’s of het verloop van de aandoening zijn. De cliënte is steeds in de veronderstelling geweest bij specialisten in goede handen te zijn en dat het gebruik van de voorgeschreven medicatie zou leiden tot herstel. Het bevreemdt de cliënte dat in het behandelplan namen van artsen staan vermeld die de cliënte nooit gezien heeft of gesproken. Tijdens de polibezoeken werd patiënte steeds door andere behandelaars behandeld. Eén keer heeft een arts niet een keer het woord tot de cliënte gericht.
Medisch dossier bevat foutieve informatie ten aanzien van verstrekte medicatie
Uit een behandeloverzicht van de zorgaanbieder blijkt dat de verstrekte medicatie niet overeenkomt met de gebruikte en dus voorgeschreven medicatie. Zo staat foutief in het dossier vermeld ‘Oxy om in slaap te vallen, langdurig gebruik van Trafloxal.’ Dit kan er toe leiden dat bij wisselende behandelende artsen iedere arts zich moet baseren op de verkeerde verslaglegging en foute gegevens die zijn/haar voorganger(s) vast heeft/hebben gelegd. Ook de verslaglegging over medicijnen die de cliënte gebruikt zou hebben, is onjuist. De cliënte geeft aan dat hierover navraag kan worden gedaan bij haar apotheek. Er zijn daar nooit recepten door de artsen voor haar afgegeven, of door haar ingediend. Het medisch dossier bevat dus foute informatie ten aanzien van verstrekte medicatie.
Zorgaanbieder had eerder moeten attenderen op wachtlijst laserbehandeling en adequaat moeten doorverwijzen
Pas nadat de cliënte heeft aangegeven een PTK-behandeling te willen, is haar verteld dat zij hiervoor op de wachtlijst bij [naam ziekenhuis] moest worden geplaatst en dat de wachttijd lang is/was. De zorgaanbieder had de cliënte hierop eerder, in de zeven maanden dat zij reeds onder behandeling bij de zorgaanbieder was, kunnen en moeten attenderen. De cliënte vraagt zich af wanneer het moment was gekomen dat de zorgaanbieder zelf tot de conclusie was gekomen dat oogzalf en oogdruppels onvoldoende hielpen. Uiteindelijk heeft de zorgaanbieder op 4 april 2023 aangegeven de cliënte door te zullen verwijzen naar [naam ziekenhuis], alwaar op 6 december 2023 is geconstateerd dat deze doorverwijzing nooit heeft plaatsgevonden.
Verkeerde behandeling en verkeerde medicatie
Na het consult van 12 mei 2023 heeft de cliënte een bericht aan de oogarts in België geschreven en daarin haar situatie uitgelegd en aangegeven welke behandeling zij krijgt voorgeschreven: oogzalf en medicatie. De oogarts belde direct terug op zaterdag 13 mei 2023 en heeft aangegeven direct te stoppen met het gebruik van de Oxybuprocaïne, omdat dit niet aan patiënten mag worden meegegeven. Het gebruik van dit middel tast het epitheel, het dekweefsel van het hoornvlies, verder aan. Gebruik van het geneesmiddel kan verder de wondgenezing vertragen en er kan onomkeerbaar letsel aan het hoornvlies (cornea) optreden. Kortom, hier is fout gehandeld door verkeerde medicatie voor te schrijven.
Schade
De cliënte vraagt zich af hoe het haar nu was vergaan als zij niet toevallig iemand tegen was gekomen die haar uit eigen ervaring kon vertellen wat de aandoening inhield en haar kon wijzen op de oogarts in België.
Waarschijnlijk had zij dan nog steeds verkeerd in een uitzichtloze situatie van pijn, angst, onzekerheid en disfunctioneren. Vanwege de door de zorgaanbieder gemaakte fouten heeft de cliënte schade opgelopen op meerdere vlakken, onder meer wegens het voor langere tijd niet goed kunnen functioneren. De cliënte vraagt de commissie haar een schadevergoeding toe te kennen. Ook verlangt zij dat de zorgaanbieder de procedures bij zeldzame oogaandoeningen die zij niet volledig kunnen behandelen, aanpast.
Standpunt zorgaanbieder
De zorgaanbieder heeft als volgt verweer gevoerd.
Diagnose, behandelbeleid en behandeling
Op 4 november 2022 is de cliënte met een recidiverende cornea erosie in beide ogen gezien door de zorgaanbieder.
Er is geen Nederlandse richtlijn voor de behandeling van een recidiverende cornea erosie. Omdat het in negen van de tien gevallen vanzelf overgaat, is het binnen de beroepsgroep gebruikelijk te starten met een conservatief beleid. Om die reden kreeg de cliënte Duratears oogzalf voorgeschreven en toen dat onvoldoende bleek te helpen, een bandagelens links. Daarbij worden Trafloxal oogdruppels voorgeschreven ter voorkoming van infectiegevaar.
Omdat een recidiverende cornea erosie in 9 van de 10 gevallen vanzelf geneest, wordt een invasieve behandeling zoals een PTK-laserbehandeling aanvankelijk als overbehandeling gezien.
Tijdens het consult van 12 december 2022 gaf de cliënte aan wisselende pijnklachten te ervaren, maar oogheelkundig gezien was er geen sprake van een cornea erosie. Het afwachtende beleid werd voortgezet tot de cliënte zich op 4 april 2023 weer tot de zorgaanbieder heeft gewend, met het verzoek tot een doorverwijzing voor een PTK-laserbehandeling.
Het beleid is aangepast vanwege de klachten van de cliënte en op 12 december 2022 is genoteerd dat de mogelijkheid van een laserbehandeling is besproken, maar dat dit op dat moment nog even zou worden aangezien. In het dossier is genoteerd: “controle over 6 maanden, eerder bij toenemende klachten”. De cliënte is vervolgens pas op 4 april 2023 vanwege pijnklachten weer teruggezien. Op dat moment is besloten dat zij zou worden doorverwezen voor een PTK-laserbehandeling. Wel is de cliënte geadviseerd intussen door te gaan met het gebruik van Trafloxal oogzalf en Hylan oogdruppels, indien nodig.
Vervolg behandeling en voorgeschreven medicatie
Op 12 mei 2023 is de cliënte met pijnklachten gezien door de zorgaanbieder. Ter sprake is gekomen de lange wachttijd van zes maanden voor een PTK-laserbehandeling in [naam ziekenhuis]. In Nederland zijn de wachttijden voor een PTK-laserbehandeling helaas aanzienlijk, maar de cliënte heeft een alternatief kunnen vinden in België. Om de tijd tot de behandeling in België te overbruggen, heeft de cliënte Oxybuprocaïne meegekregen voor thuis, ter bevordering van de nachtrust.
Aan de cliënte kan worden toegegeven dat aan haar op 12 mei 2023 Oxybuprocaïne is meegegeven. Het was de bedoeling dat er enkele minims zouden worden meegegeven voor het geval dat de pijn ondraaglijk zou zijn. Door een vergissing is er echter meer meegegeven. Niet gebleken is evenwel dat dit bij de cliënte tot schade heeft geleid, terwijl zij voorafgaande aan 12 mei 2023 ook al Oxybuprocaïne gebruikte om in slaap te vallen. Deze omissie heeft de zorgaanbieder zich wel aangetrokken en daarom zijn verbetermaatregelen getroffen.
Voor wat betreft het langdurig voorschrijven van Trafloxal oogdruppels stelt de zorgaanbieder dat dit verdedigbaar was. Het doel ervan was vooral het voorkomen van infecties en niet het behandelen daarvan. Ook hier is bovendien niet gebleken dat de cliënte door het gebruik extra schade heeft geleden. De zorgaanbieder verwijst daarnaast naar het verslag van het gesprek dat tussen de oogarts en de cliënte dat op 2 juni 2023 heeft plaatsgevonden en de acties die naar aanleiding van dat gesprek zijn ondernomen. De zorgaanbieder vindt het jammer dat dit voor de cliënte kennelijk toch niet genoeg is en begrijpt dat de insteek van de cliënte thans vooral een vordering tot schadevergoeding is.
Doorverwijzen laserbehandeling niet te laat
De klacht van cliënte lijkt te zijn dat zij niet eerder is doorverwezen naar [naam ziekenhuis] zodat er bij haar een PTK-laserbehandeling kon plaatsvinden. Dit verwijt is niet gegrond. De cliënte is in een relatief korte periode met regelmaat op de polikliniek gezien en in overleg met haar is op grond van de bevindingen geprobeerd om met medicatie de klachten te verhelpen. Al vanaf het begin is aan de cliënte verteld dat er ook andere behandelmethoden waren, zoals het aanbrengen van een bandagelens of het verrichten van een PTK-laserbehandeling. Dat is ook in het dossier genoteerd. De zorgaanbieder meent dat dit beleid de toets der kritiek kan doorstaan en ook dat dit beleid niet te lang heeft geduurd. De visus van de cliënte was niet in gevaar, wel had zij pijnklachten.
Uit de thans voorliggende gegevens kan niet worden afgeleid dat de cliënte eerder naar een gespecialiseerde kliniek had moeten worden doorverwezen.
Schade
Feitelijk heeft zich, door het initiatief van de cliënte zelf, geen vertraging voorgedaan in het uitvoeren van een PTK-laserbehandeling. Ook als eerder door de zorgaanbieder zou zijn doorverwezen, had de behandeling niet eerder plaatsgevonden dan de behandeling die in België is uitgevoerd. Zeker nu bij de cliënte geen spoedindicatie voor de behandeling aanwezig werd verondersteld. Evenmin is gebleken dat sprake is van extra schade aan de ogen vanwege het niet eerder doorverwijzen voor behandeling naar een gespecialiseerde zorgaanbieder.
De zorgaanbieder verzoekt de commissie de klachten van de cliënte ongegrond te verklaren en het verzoek tot schadevergoeding af te wijzen.
Beoordeling van het geschil door de commissie
Het toetsingskader
De cliënte en de zorgaanbieder hebben met elkaar een behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gesloten. Naast hetgeen partijen in die overeenkomst hebben afgesproken, gelden tussen hen – voor zover in het concrete geval van toepassing – de bepalingen van dat wetboek.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Het gaat bij de beoordeling daarvan niet om de vraag of het betreffende handelen van de arts anders of mogelijk zelfs beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de behandelaar binnen de grenzen van een redelijk handelend en redelijk bekwame vakgenoot/ hulpverlener in dezelfde omstandigheden is gebleven.
Tot de zorgplicht van een hulpverlener (en dus ook de zorgaanbieder) behoren niet alleen handelingen op het gebied van de geneeskunst, maar ook handelingen die daarmee een samenhangend geheel vormen, de zogenaamde aanpalende handelingen, zoals organisatorische en communicatieve handelingen met betrekking tot het maken van afspraken of het doen van een doorverwijzing ten behoeve van de cliënte.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de behandelingsovereenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de cliënte moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
De toetsing
De commissie dient te onderzoeken of de zorgaanbieder, meer in het bijzonder de behandelend artsen, bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden de hiervoor omschreven zorgplicht heeft nageleefd. De commissie heeft hiertoe het volgende overwogen.
Behandeling
In geschil is of de zorgaanbieder bij de behandeling van de cliënte tekortgeschoten is in de zorgplicht.
Op 4 november 2022 heeft de cliënte zich tot de zorgaanbieder gewend met hevige pijnklachten aan haar ogen. Volgens de zorgaanbieder was er sprake van wondjes op het hoornvlies en bestond op dat moment geen indicatie voor ander ingrijpen dan met medicatie, oogzalf en oogdruppels. De cliënte is uitgelegd dat deze conservatieve behandelmethode zou worden toegepast en niet een ingrijpende invasieve behandeling zoals een PTK-laserbehandeling, omdat de oogklachten die de cliënte op dat moment ondervond, in negen van de tien gevallen daarmee verdwijnen. Om die reden zou de cliënte voorlopig oogzalf en medicatie gebruiken, hetgeen naar het oordeel van de commissie een verdedigbare keuze is. Hetzelfde geldt ook voor de behandeling, zoals besproken tijdens het consult op 6 december 2022.
In de handelwijze van de artsen op 4 november 2022 en 6 december 2022 heeft de commissie geen aanwijzingen gevonden dat gehandeld is in strijd met de op de zorgaanbieder rustende zorgplicht. Daarbij weegt de commissie ook mee dat de artsen een zekere vrijheid hebben in de keuze van toe te passen behandelmethoden en op grond van hun eigen verantwoordelijkheid als hulpverlener niet verplicht zijn een andere, verdergaande behandeling uit te voeren.
Toen op 4 april 2023 de cliënte zich wederom tot de zorgaanbieder heeft gewend met persisterende pijnklachten, is besproken dat de cliënte zal worden doorverwezen naar een gespecialiseerde zorgaanbieder, teneinde op de wachtlijst voor een laserbehandeling te worden geplaatst. Om de pijnklachten voor de cliënte in de tussentijd te beperken, is doorgegaan met het voorschrijven van oogdruppels en oogzalf. De zorgaanbieder heeft de conservatieve behandeling voortgezet, met dien verstande dat de cliënte voor een andere, invasieve behandeling naar een andere zorgaanbieder wordt doorverwezen.
Ook hier is de zorgplicht ten aanzien van de cliënte niet geschonden.
Doorverwijzen
Ten aanzien van het doorverwijzen op 4 april 2023 komt de commissie tot de conclusie dat de gang van zaken daaromtrent niet met de vereiste voortvarendheid en zorgvuldigheid heeft plaatsgevonden. Partijen zijn op 6 december 2023 tot de ontdekking gekomen dat de doorverwijzing nooit is gerealiseerd. Wat daarvan ook de reden is, interne miscommunicatie of enige andere reden, van de artsen van de zorgaanbieder had in deze een (meer) actieve houding verwacht mogen worden. Hiervan valt de zorgaanbieder een verwijt te maken. Dit klachtonderdeel oordeelt de commissie dan ook gegrond, temeer omdat de cliënte bij een accurate doorverwijzing door de zorgaanbieder mogelijk eerder geholpen had kunnen worden. Bovendien is de cliënte nu de kans ontnomen om eerder dan 13 juni 2023 (de dag waarop de laserbehandeling in België heeft plaatsgevonden) andere paden te bewandelen.
Voorgeschreven medicatie en foute informatie medicatie in dossier van de cliënte
De commissie heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de lezing van de cliënte dat het gebruik van het medicijn Oxybuprocaïne en Trafloxal foutief is genoteerd in het dossier. Hier wordt gedoeld op de vermelding ‘Oxy om in slaap te vallen, langdurig gebruik van Trafloxal.’ De commissie acht het daarmee aannemelijk dat de verstrekte medicatie niet overeenkomt met de voorgeschreven medicatie. Niettegenstaande de toelichting op de medicatievoorschriften van de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder ter zitting, oordeelt de commissie dat door foutieve vermelding van de medicatie in het dossier, maar ook door het meegeven van een meer dan toegestane hoeveelheid (epitheel aantastende) medicatie aan de cliënte, de zorgaanbieder de zorgplicht jegens de cliënte heeft geschonden. De commissie acht dit klachtonderdeel dan ook gegrond.
Schadevergoeding
De cliënte heeft om een immateriële schadevergoeding verzocht. Een dergelijke schadevergoeding beoogt als genoegdoening een financiële tegemoetkoming te bieden voor onder meer pijn, verdriet en gederfde levensvreugde. Cliënte heeft gesteld dat zij gedurende de periode dat zij bij de zorgaanbieder in behandeling is geweest, ernstige pijn heeft geleden en zeer angstig is geweest. Zij stelt dat wanneer de zorgaanbieder haar adequaat zou hebben behandeld, de periode dat zij veel pijn heeft ondervonden, veel korter zou zijn geweest en dat zij ook minder angst zou hebben ondervonden.
Hoewel door het feitelijk niet realiseren van de doorverwijzing door de zorgaanbieder de cliënte de kans is ontnomen om op een eerder tijdstip te worden behandeld (dan het tijdstip waarop de ooglaserbehandelingen in België hebben plaatsgevonden), is voor de commissie niet komen vast te staan dat de cliënte hierdoor schade heeft geleden. Op grond van de stukken ziet de commissie hiervoor geen aanknopingspunten.
Voor wat betreft de overige gegronde klachten, te weten het voorschrijven van verkeerde medicatie en foutieve vermelding van medicatie in het dossier, ziet de commissie geen causaal verband tussen de gemaakte fouten en de gestelde schade, temeer niet nu de cliënte de betreffende medicatie niet heeft gebruikt. De commissie wijst het verzoek om schadevergoeding dan ook af.
Beleid
Ingevolge artikel 14, lid 1, van de Wkkgz, jo. artikel 3 van het reglement van de commissie kan schriftelijk een klacht worden ingediend door de cliënte over een gedraging jegens een cliënte in het kader van de zorgverlening. De cliënte verzoekt de commissie om aanpassing van de procedures door de zorgaanbieder bij zeldzame oogaandoeningen die niet volledig door de zorgaanbieder zelf kunnen worden behandeld. Nu deze klacht van de cliënte niet ziet op een gedraging van de zorgaanbieder in het kader van de zorgverlening aan de cliënte, maar is gericht op het beleid van de zorgaanbieder in zijn algemeenheid met betrekking tot informatieverstrekking aan alle patiënten met een bijzondere oogafwijking, acht de commissie zich niet bevoegd om over deze klacht te oordelen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie
– verklaart de klacht van de cliënte gegrond met betrekking tot: het (feitelijk niet) doorverwijzen naar een gespecialiseerde zorgaanbieder, de fouten die zijn gemaakt inzake het verkeerd vermelden van medicatiegebruik in het dossier en het meegeven van (een te hoge hoeveelheid pipetjes) Oxybuprocaïne op 12 mei 2023;
– verklaart de klacht ten aanzien van de ingestelde conservatieve behandeling ongegrond;
– verklaart zich onbevoegd voor zover de klacht betrekking heeft op het aanpassen van het beleid door de zorgaanbieder;
– verklaart de klacht van cliënte daarmee ten dele gegrond;
– wijst het verzoek tot schadevergoeding van de cliënte af;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan klaagster verschuldigd is ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd. Deze behandelingskosten zijn geheel betaald.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer drs. T.C.G. Feenstra, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld, secretaris, op 27 juni 2024.