Zorgaanbieder had geen medische reden om cliënte op te nemen

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On) zorgvuldigheid    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 121113/131787

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De klaagster stelt dat haar moeder, de cliënte, vroegtijdig is komen te overlijden door het handelen van twee SEH-artsen. Zij hebben fouten gemaakt met schade aan de longen als gevolg. De klaagster eist een schadevergoeding. Volgens de zorgaanbieder is er zorgvuldig en in het belang van de cliënte gehandeld. De longproblemen zijn een logische complicatie bij slikproblemen en niet bij het plaatsen van een sonde. Aan de huisarts is aangegeven waarom de cliënte naar huis is gestuurd toen de sonde niet geplaatst kon worden, er was geen medische reden om haar in het ziekenhuis te houden. De commissie oordeelt dat het niet noodzakelijk was om de cliënte in het ziekenhuis te houden en dat het plaatsen van een sonde wel vaker niet in één keer lukt en dus op een ander moment op een andere dag opnieuw geprobeerd wordt. Het idee van de klaagster dat de cliënte hierdoor geen medicijnen en eten/drinken toegediend kon krijgen en daardoor is komen te overlijden is onjuist. Ook als de cliënte was opgenomen, was de sonde op een ander moment opnieuw geplaatst. Het terugsturen van de cliënte is in overleg met de verpleeghuisarts gegaan. Er is zorgvuldig gehandeld. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen

[Klaagster], wonende te [woonplaats], nabestaande [cliënte]

en

Stichting Albert Schweitzer Ziekenhuis, locatie Dordwijk, gevestigd te Dordrecht
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 13 januari 2022 te Den Haag.

Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht. Klaagster is ter zitting verschenen vergezeld van haar echtgenoot, [naam].
Namens de zorgaanbieder waren per ZOOM-verbinding aanwezig [naam], destijds SEH arts, en [naam], juridisch adviseur.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de behandeling van cliënte op de afdeling spoedeisende hulp (verder SEH).

Standpunt van klaagster.
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënte is gestorven door onnodig nalatig handelen van twee SEH-artsen. Bij het trachten een sonde te plaatsen hebben zij haar longen beschadigd. Nadat het, na meerdere pogingen, niet lukte om de sonde te plaatsen, hebben de artsen besloten om cliënte weer naar het verpleegtehuis te sturen, ondanks een dringend verzoek van de ambulanceverpleegkundige en klaagster om cliënte in het ziekenhuis te laten opnemen. Cliënte kon zonder sonde geen voeding, water en noodzakelijke medicijnen meer innemen en was ten dode opgeschreven. De artsen weigerden desondanks om cliënte op te nemen en te helpen, terwijl cliënte kort daarvoor op afdeling C3 had gelegen en uit haar medisch dossier duidelijk bleek dat zij medicijnen nodig had. Op deze afdeling had cliënte al een keer een sonde gekregen. Het lag voor de hand cliënte daar opnieuw op te nemen zodat de verpleging op de afdeling de sonde zou kunnen plaatsen. Klaagster voelde zich op dat moment volledig door de zorgaanbieder genegeerd.

De ambulance verpleegkundige heeft in het verpleeghuis nog gepleit voor naalden in de benen van cliënte, maar kort daarop werden deze er door een onoplettende medewerkster van het verpleeghuis uit gerukt met het wegtrekken van de lakens.

De zorgaanbieder is verantwoordelijk voor de onterechte behandeling van cliënte. Deze draait echter om de hete brei heen en verwijst naar het feit, dat cliënte niet “ingezonden” was. Dit is wél gebeurd door [naam], instellingsarts van het verpleeghuis. Klaagster stelt dat als twee artsen schade toebrengen dit zeer ernstig is, maar acht het handelen van de zorgaanbieder, door te pretenderen dat cliënte niet kon worden opgenomen vanwege het “niet ingezonden zijn”, schandalig en stuitend. Cliënte heeft niet de benodigde zorg gekregen met als gevolg dat zij vroegtijdig is overleden.

Voorts stelt klaagster dat de klachtencommissie, die door de zorgaanbieder is ingesteld bij de behandeling van haar klacht, geen hoor- en wederhoor heeft toegepast.

Klaagster verzoekt de commissie om gerechtigheid en eist een schadevergoeding van € 25.000,– voor het onherstelbaar leed van cliënte, klaagster en haar vader.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënte is op 9 juni 2015 gevallen in haar appartement en is toen met de ambulance naar de SEH gebracht. Daar is zij in de nacht van 9 op 10 juni 2015 op afdeling C3, neurologie, opgenomen. Naar bleek had zij een groot herseninfarct doorgemaakt. Als gevolg daarvan had zij onder andere een scheve mond en een verlamming van de linker lichaamshelft. Ook was sprake van een slikstoornis. Vanwege verslikkingsgevaar mocht zij niet eten. Wat medicatie betreft is gestart met ASA 160 mg. Er zijn geen bloedverdunners gegeven; het risico op bloedingen in het hoofd was daarvoor te groot.
Op zondag 21 juni 2015 was sprake van achteruitgang en bleek er sprake van een nieuw herseninfarct. Donderdag 26 juni 2015 is cliënte overgebracht naar de zorginstelling. Zij had een indicatie voor plaatsing van een PEG-sonde, maar omdat zij een voedingssonde had en er op dat moment geen voedingsproblemen waren, was er medisch gezien geen reden om het vertrek naar het verpleeghuis uit te stellen. In de ontslagbrief staat dat er nog geen afspraak voor de MDL en plaatsing van een PEG-sonde was gemaakt.
Op zondagavond 28 juni 2015 werd klaagster gebeld door de zorginstelling dat de sonde eruit was en dat in het ziekenhuis een nieuwe geplaatst zou moeten worden. In het ziekenhuis is die avond geprobeerd een nieuwe sonde te plaatsen, maar dit lukte niet. Besloten werd haar terug te brengen naar de zorginstelling. De volgende dag zou dan een afspraak kunnen worden gemaakt voor het (opnieuw) plaatsen van een (PEG-)sonde. Daarvan is het niet meer gekomen. Op donderdag 3 juli 2015 kreeg klaagster van de zorginstelling te horen dat men niets meer voor haar moeder kon doen; de vocht- en antibiotica-toediening is toen stopgezet. Cliënte is diezelfde avond overleden.

Over het inbrengen van de sonde bevat de SEH-brief aan de huisarts van 29 juni 2015 onder andere als mededelingen: (i) dat de verpleeghuisarts had gebeld met het verzoek om een nieuwe sonde te plaatsen, niet omdat daar op dat moment een directe medische noodzaak toe bestond, maar op aandringen van de familie; (ii) dat op de SEH meermalen geprobeerd is de sonde in te brengen, maar dat dit niet was gelukt en (iii) dat, omdat er geen acute indicatie voor plaatsing bestond, patiënte retour ging, om de volgende dag de sondeplaatsing te laten regelen.
Dat het inbrengen van een maagsonde niet lukt, komt helaas vaker voor. En ook dat men daarbij in de longen terecht komt. Op zichzelf genomen betekent dat niet dat de betrokken zorgprofessional ondeskundig of onzorgvuldig te werk is gegaan. De sonde zoekt nu eenmaal de weg van de minste weerstand. Omdat de sonde flexibel is, veroorzaakt deze geen letsel. En omdat de sonde steriel uit de verpakking komt is het ook geen bron voor infectie, zoals een longontsteking. Het is dan ook onaannemelijk dat zich een longontsteking ontwikkelt indien een sonde in de longen komt (en er vervolgens weer wordt uitgehaald); dat is geen bekende complicatie. Er is (dan) ook niet een voorschrift of ervaringsregel dat er — na het (even) in de longen komen van de sonde — meteen medicatie moet worden voorgeschreven/ ingenomen om een mogelijke longontsteking te voorkomen. Dat de ambulanceverpleegkundige hier stellig anders over zou hebben geoordeeld, heeft de klachtencommissie niet kunnen plaatsen. De situatie zou anders zijn indien de sonde in de longen zou zijn blijven zitten en er vervolgens voeding door zou zijn toegediend, die dan in de longen zou komen. Die situatie heeft zich echter niet voorgedaan. Na de sondeplaatsing wordt namelijk eerst, ter controle, een foto (X-thorax) gemaakt of vindt een lakmoesproef plaats, alvorens er iets door de sonde wordt ingebracht. Er is dus geen medicatie of voeding over de foutief geplaatste sonde gegeven. Cliënte had ernstige slikstoornissen. Daarbij doen zich vaak verslikkingen voor. Een verslikking kan een longontsteking teweegbrengen. Dat is een bekende complicatie.
Er was op 28 juni 2015 geen medische noodzaak om cliënte acuut in het ziekenhuis op te nemen. Het is niet zo dat de handeling die bij haar nog moest worden verricht — het plaatsen van een (PEG-)sonde — geen nader uitstel verdroeg. Ook met het toedienen van de medicatie die zij gebruikte kon worden gewacht tot de volgende dag. Omdat cliënte verpleegd werd in de zorginstelling en de dienstdoende specialist ouderengeneeskunde bekend was met de situatie, was het besluit om haar — in afwachting van een nadere afspraak door de zorginstelling — daar naar toe te laten terugkeren vanuit medisch oogpunt dan ook niet onverantwoord en evenmin anderszins onjuist. Een opname in het ziekenhuis zonder iets te doen gedurende de nacht zou geen meerwaarde hebben.

De zorgaanbieder is van mening dat de medische behandeling van cliënte medisch zorgvuldig is verlopen. De betrokken artsen hebben gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder dezelfde omstandigheden verwacht mocht worden.

Beoordeling van het geschil
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De klacht van cliënte over de gevoerde interne klachtenprocedure valt buiten de kaders van deze geschillenprocedure en zal de commissie om die reden dan ook niet in behandeling nemen.

Cliënte heeft gesteld dat de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld door cliënte niet op de afdeling C3 op te nemen, nadat het niet was gelukt op de SEH om een sonde in te brengen. Hierdoor heeft de zorgaanbieder willens en wetens het risico genomen dat cliënte vanwege het ontbreken van vocht, voeding en medicatie, zou overlijden.

De commissie heeft uit de door partijen overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting vastgesteld dat cliënte al dan niet op verzoek van klaagster door de specialist ouderengeneeskunde is verwezen naar de SEH voor het plaatsen van een sonde. Ter zitting heeft de SEH-arts onweersproken naar voren gebracht dat de standaard protocol is gevolgd. Nadat de sonde is ingebracht, is uit de lakmoesproef gebleken dat deze niet op de goede plaats zat waarna hij er weer uit is gehaald. Omdat er geen noodzakelijke redenen waren om cliënte op te nemen is cliënte in overleg met de specialist ouderengeneeskunde heengezonden. De volgende dag zou een afspraak gemaakt worden om op diezelfde dag een PEG-sonde in te brengen op de afdeling. Zover is het niet gekomen omdat cliënte een korte tijd later is overleden.

De commissie is van oordeel dat de behandelend arts geen onzorgvuldig handelen kan worden verweten.
Daartoe overweegt zij als volgt.

De commissie is ambtshalve bekend dat het inbrengen van een sonde een verpleegkundige handeling is die het beste op de afdeling kan worden uitgevoerd. Het komt regelmatig voor dat het plaatsen van een sonde niet in één keer lukt. Daarom verdient het de voorkeur om een sonde op de afdeling te laten plaatsen. De vraag rijst dan ook waarom cliënte die avond naar de SEH is gebracht en niet is gewacht tot de volgende dag. Het is een misvatting dat het verkeerd plaatsen van een sonde kan leiden tot een longontsteking. Een sonde wordt schoon ingebracht. Voordat de sonde in gebruik wordt genomen wordt eerst met een lakmoesproef gecontroleerd of de sonde goed is geplaatst. Is dat niet het geval, zoals in casu, dan wordt de sonde eruit gehaald. De sonde is flexibel en kan, indien verkeerd ingebracht, de longen niet beschadigen.

Klaagster heeft aangegeven dat cliënte, vanwege het ontbreken van de sonde, vocht, voedsel en noodzakelijke medicijnen is onthouden waardoor zij vervroegd is overleden.
Dat klaagster zich onmachtig heeft gevoeld en grote zorgen had over het welbevinden van cliënte en cliënte het liefst in het ziekenhuis had willen achterlaten kan de commissie begrijpen. Wellicht heeft de houding van de ambulanceverpleegkundige hier ongewild extra toe bijgedragen. Echter, het was naar het oordeel van de commissie niet strikt noodzakelijk om cliënte voor één nacht op te nemen uitsluitend voor het toedienen van medicatie. Cliënte kon naar het oordeel van de commissie een dag zonder deze medicatie. Hetzelfde gold voor vocht en voeding. De intentie was om de PEG-sonde de volgende dag te plaatsen. De commissie acht het niet aannemelijk dat de gezondheidstoestand van cliënte zodanig was dat het op dat moment niet verantwoord was om cliënte naar huis te laten gaan. Zou de sonde goed geplaatst zijn, dan was cliënte immers ook naar huis teruggekeerd. Er waren op dat moment geen medische redenen om cliënte in het ziekenhuis te houden. Daarbij merkt de commissie op dat ook als cliënte zou zijn opgenomen op de afdeling het zeer waarschijnlijk was geweest dat de PEG-sonde pas in de loop van de volgende dag zou zijn geplaatst.

Klaagster heeft ter zitting aangegeven dat zij na het SEH bezoek is teruggekeerd naar het verpleeghuis en dat men cliënte niet had terug verwacht. Ter zitting heeft de zorgaanbieder aangegeven dat zij in overleg met de verpleeghuisarts cliënte naar huis heeft teruggestuurd. Dat deze verpleeghuisarts de dienstdoende medewerkers kennelijk op dat moment niet heeft geïnformeerd over de terugkeer van cliënte, kan de zorgaanbieder naar het oordeel van de commissie niet worden verweten.

De commissie kan zich voorstellen dat het, voor klaagster, onverwachte overlijden van cliënte heel ingrijpend is geweest en dat klaagster de behandeling op de SEH niet los heeft kunnen zien van het kort daarna overlijden van cliënte. De commissie is echter, gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat tussen beide gebeurtenissen geen oorzakelijk verband bestaat. Cliënte was na haar herseninfarct kwetsbaar en had een broze gezondheid. Dit heeft er naar alle waarschijnlijkheid toe geleid dat zij vroegtijdig is overleden.

Gelet op al het vorenstaande is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder heeft gehandeld zoals een redelijk bekwame en redelijk handelende zorgaanbieder in gelijke omstandigheden zou hebben gehandeld.
De klachten zullen derhalve ongegrond verklaard worden.

Vordering tot schadevergoeding:
Voor aanspraak op een schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de zorgovereenkomst. Nu hiervan niet is gebleken, wijst de commissie de vordering af.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klachten ongegrond en wijst de vordering af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, mevrouw mr. dr. M.J. van Dam, mevrouw mr. I. van den Hoven – van Vogelpoel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 13 januari 2022.