Commissie: Publieke Gezondheid
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
80969/105780
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt had bij de zorgaanbieder een afspraak voor een medische keuring voor een individuele studietoeslag (IST). Van de baliemedewerkster kreeg de cliënt te horen dat de persoon die met hem mee was, mee naar binnen mocht, maar bij de arts kreeg hij te horen dat dit niet het geval was en dat de keuring niet door zou gaan. De zorgaanbieder reageert bijna niet op de klacht die de cliënt hierna heeft ingediend. Hierdoor, en door de gemiste keuring, heeft de cliënt de IST misgelopen. De zorgaanbieder stelt dat omdat de cliënt aan heeft gegeven dat hij weinig vertrouwen heeft in de zorgaanbieder en omdat hij meerdere klachten heeft ingediend, er geen objectief medisch advies gegeven kan worden. Daarom is de opdracht teruggegeven aan de dienst SZW. De zorgaanbieder is niet verplicht de keuring uit te voeren en het is aan SZW om te bepalen wat er verder gaat gebeuren. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder de cliënt ook alsnog had kunnen keuren zonder de aanwezigheid van de begeleidende persoon. Er is geen geldige reden aangevoerd waarom dit niet kon. De klacht is gegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te ‘s-Gravenhageen
GGD Haaglanden, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Publieke Gezondheid (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 25 november 2021 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De cliënt werd ter zitting bijgestaan door [naam].
Ter zitting werd de zorgaanbieder (digitaal) vertegenwoordigd door [naam], business partner Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn van de gemeente Den Haag, en [naam], manager
Sociaal Medische Zorg van GGD Haaglanden.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de weigering door de zorgaanbieder om cliënt medisch te keuren in het kader van een door de cliënt bij de gemeente gedane aanvraag om een individuele studietoeslag (IST).
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Vanwege het uitblijven van de klachtenbeantwoording door de zorgaanbieder heeft de cliënt zijn klacht aan de commissie voorgelegd.
De cliënt heeft bij de gemeente Den Haag een aanvraag voor een IST ingediend. Hiervoor diende hij door de zorgaanbieder medisch gekeurd te worden. De gemeente heeft de zorgaanbieder daartoe opdracht gegeven. Op de dag van de afspraak vroeg de cliënt aan de baliemedewerker of de persoon die hem vergezelde, [naam vergezelde persoon] voornoemd, mee mocht naar de keuring. Dit was geen probleem, aldus de cliënt. Bij binnenkomst gaf de arts evenwel aan dat [naam vergezelde persoon] niet mee mocht en dat hij direct het gebouw moest verlaten. Tegen de cliënt zei de arts dat de keuring niet doorging en dat hij wel bericht zou krijgen van de zorgaanbieder. Op een gegeven moment kreeg de cliënt van de gemeente te horen dat hij geen recht had op de IST, omdat de zorgaanbieder hem niet heeft kunnen keuren. De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat hij niet is gekeurd. Vanwege het uitblijven van een beslissing op zijn klacht door de gemeente heeft de gemeente een dwangsom verbeurd. Inmiddels heeft de cliënt ongeveer € 200,– van het in totaal verbeurde bedrag van € 1.442,– ontvangen.
De cliënt verzoekt de commissie de zorgaanbieder ter verantwoording te roepen, de brief die de zorgaanbieder aan de gemeente heeft gestuurd ongeldig te verklaren en de zorgaanbieder te veroordelen tot het betalen van het restant van de dwangsom die hij nog tegoed heeft van de gemeente.
Naar aanleiding van het verweer van de zorgaanbieder heeft de cliënt zijn klacht nader onderbouwd.
Feit blijft volgens de cliënt dat de zorgaanbieder ten onrechte zonder onderbouwing heeft afgezien van keuring en dat zij hiermee zijn IST-aanvraag heeft bemoeilijkt. De cliënt heeft de zorgaanbieder regelmatig gevraagd om opheldering en een klacht neergelegd, maar daar wordt nauwelijks op gereageerd.
Ten aanzien van het verweer met betrekking tot het gebouwverbod van [naam vergezelde persoon] stelt de cliënt dat [naam vergezelde persoon] op de dag waarop de keuring zou plaatsvinden geen gebouwverbod had. De cliënt mocht hem dan ook meenemen. Vooraf heeft de cliënt aan de baliemedewerkster gevraagd of [naam vergezelde persoon] mee mocht en dit was geen probleem. Aldus valt de cliënt niets te verwijten.
De cliënt betwist dat hij weinig vertrouwen heeft in de zorgaanbieder. Hij heeft [naam vergezelde persoon] meegenomen als tolk en luisterend oor. Er was volgens hem op dat moment helemaal geen reden om wantrouwend te zijn.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Omdat de cliënt blijk heeft gegeven van weinig vertrouwen in de zorgaanbieder door [naam vergezelde persoon] (die zich bij de zorgaanbieder placht voor te doen als onder meer een juridisch ondersteuner) mee te nemen naar de keuring, en hij nadien verschillende klachten heeft ingediend, heeft de afdeling Sociaal Medische Zorg van de zorgaanbieder geconcludeerd dat het lastig is om nog een objectief medisch advies te geven. Daarom is besloten om de cliënt niet nogmaals uit te nodigen of zich eventueel te laten vergezellen door een andere persoon dan [naam vergezelde persoon]. De zorgaanbieder heeft daarom de opdracht tot het uitvoeren van een keuring van de cliënt teruggegeven aan de dienst SZW. De zorgaanbieder stelt dat zij niet verplicht is om een keuringsverzoek van de dienst SZW uit te voeren en dat zij om haar moverende redenen kan besluiten de opdracht terug te geven, hetgeen is gebeurd. Het is vervolgens aan de dienst SZW om te bepalen hoe zij hier verder mee om willen gaan.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.
De commissie stelt bij de beoordeling voorop dat deze zaak een geschil betreft tussen de cliënt en de zorgaanbieder. De gemeente Den Haag heeft als de instantie waarbij de aanvraag om een IST is gedaan, opdracht gegeven voor de keuring, maar dat betekent nog niet dat zij daarmee ook partij is geworden in het onderhavige geschil. De cliënt vordert dat de zorgaanbieder wordt veroordeeld tot betaling van het resterende bedrag aan dwangsommen die de gemeente heeft verbeurd in het kader van de (te late) besluitvorming die heeft plaatsgevonden nádat de zorgaanbieder heeft aangegeven dat het lastig is om na hetgeen is gebeurd nog een objectief medisch advies te geven, en dat zij daarvan om die reden afziet. De cliënt kan op het resterende bedrag aan verbeurde dwangsommen geen aanspraak maken jegens de zorgaanbieder, aangezien hij zich daartoe tot de gemeente Den Haag dient te wenden. Gelet op het voorgaande zal de commissie zich met betrekking tot de klacht van cliënt over het handelen van de gemeente Den Haag en het betalen van een dwangsom onbevoegd verklaren.
Hieronder zal de commissie dan ook slechts een oordeel geven over het handelen van de zorgaanbieder in het kader van de keuring, waartoe aan haar opdracht is gegeven (en welke opdracht zij heeft aanvaard).
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld.
Ter zitting heeft de zorgaanbieder verklaard dat op 18 september 2020 mede door toedoen van de cliënt een chaotische situatie is ontstaan, waardoor de keuringsarts op dat moment niet in staat was om hem te keuren. De zorgaanbieder heeft de cliënt naar huis gestuurd. De keuring is in eerste instantie aangehouden in afwachting van het oordeel van het expertisepunt publiekveilige taak en niet veel later is besloten de opdracht aan de dienst SZW terug te geven. De zorgaanbieder heeft als gronden voor weigering de keuring (alsnog) uit te voeren aangevoerd: de betrokkenheid van [naam vergezelde persoon] bij de medische keuring van de cliënt, de klachten die de cliënt inmiddels bij de gemeente heeft ingediend en zijn dreiging met een dwangsom. Hierdoor kan geen objectief, gewogen en onafhankelijk medisch advies meer worden gegeven. De dienst SZW had een andere keuringsarts kunnen inschakelen maar heeft dit om haar moverende redenen achterwege gelaten.
De cliënt heeft ter zitting verklaard dat hij op geen enkele wijze aanleiding heeft gegeven om op de afgesproken datum niet gekeurd te worden. Hij had [naam vergezelde persoon] alleen als tolk en luisterend oor meegenomen. Er was geen sprake van enig wantrouwen richting de keuringsarts. Omdat [naam vergezelde persoon] het pand moest verlaten, mocht hij ook niet blijven.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder bij haar beslissing om de cliënt niet medisch te keuren onzorgvuldig heeft gehandeld. Daarbij overweegt de commissie dat de zorgaanbieder tegenover de betwisting door de cliënt niet heeft aangetoond dat de cliënt zelf zich op 18 september 2020 heeft misdragen. De omstandigheid dat de cliënt [naam vergezelde persoon] had meegenomen naar de keuring en het feit dat er consternatie is ontstaan nadat is besloten dat [naam vergezelde persoon] het pand moest verlaten, hetgeen na tussenkomst van de politie ook is gebeurd, kon naar het oordeel van de commissie geen aanleiding zijn om de cliënt op dat moment niet te keuren. De zorgaanbieder had immers de mogelijkheid om uitsluitend [naam vergezelde persoon] de toegang tot haar pand te ontzeggen en hem, na weigering, te (doen) verwijderen. Dit heeft zij evenwel niet gedaan; ook de cliënt diende immers het pand te verlaten. Naar het oordeel van de commissie stond niets er aan in de weg dat de zorgaanbieder de cliënt in de gelegenheid stelde om alleen, derhalve buiten de aanwezigheid van [naam vergezelde persoon], te worden gekeurd, op diezelfde dag, dan wel op een later tijdstip op een andere dag.
Naar het oordeel van de commissie kon de zorgaanbieder na 7 oktober 2020, de dag waarop de cliënt klachten had ingediend tegen verschillende instanties, in redelijkheid komen tot het oordeel om van keuring definitief af te zien. In dat verband merkt de commissie op dat de gemeente nadien ook een andere zorgaanbieder opdracht kon geven om de cliënt te keuren. Er was naar het oordeel van de commissie echter geen goede grond om van keuring af te zien in de periode van bijna drie weken daarvóór.
Dit leidt tot de slotsom dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart zich onbevoegd met betrekking tot de klacht van de cliënt over het handelen van de gemeente en het niet betalen van een dwangsom;
– verklaart de klacht met betrekking tot (het afzien van) de medische keuring gegrond;
– veroordeelt de zorgaanbieder tot vergoeding van het klachtengeld van € 52,50 dat de cliënt voor de behandeling van het geschil aan de commissie heeft voldaan. Betaling hiervan dient binnen een maand na verzending van dit bindend advies plaats te vinden;
– wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Publieke Gezondheid, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer drs. Th.N.J. van Rijmenam, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 25 november 2021.