Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On) zorgvuldigheid / bejegening
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
169668/179010
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt klaagt over de behandeling door de zorgaanbieder: hij voelde zich niet serieus genomen, er was sprake van vooroordelen en discriminatie, de behandeling is plotseling beëindigd en zijn gegevens zijn zonder toestemming gedeeld met de apotheek en de huisarts.
De cliënt is behandeld door meerdere behandelaren, waarbij alle aspecten van het leven zijn meegenomen. De behandeling is volgens de zorgaanbieder beëindigd wegens stagnatie en het ontbreken van motivatie bij de cliënt.
Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder zorgvuldig gehandeld voor wat betreft de behandeling, maar zijn de klachten over bejegening en de beëindiging van de behandeling wel gegrond. De zorgaanbieder had de cliënt betere nazorg moeten bieden. De klacht van de cliënt is deels gegrond en de zorgaanbieder moet een schadevergoeding betalen.
De uitspraak
in het geschil tussen
de heer [CLIËNT], wonende te [STAD],
(hierna te noemen: de cliënt),
en
Sanitas Kliniek B.V., gevestigd te Rotterdam,
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 december 2022 te Utrecht. Verschenen zijn: de heer [CLIËNT] (de cliënt) en mevrouw [NAAM] (klachtenfunctionaris en lid van het managementteam van de zorgaanbieder).
Onderwerp van het geschil
De klacht betreft de uitvoering van de zorg, de manier waarom de zorgaanbieder met de cliënt is omgegaan en het gebrek aan nazorg.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De gezondheids- en psychische toestand van de cliënt is als gevolg van de behandeling door de zorgaanbieder zeer dramatisch achteruitgegaan. De cliënt werd gedomineerd door negatieve en suïcidale gedachten, nachtmerries, angsten, verdriet, slaapstoornissen en depressies. Alle gesprekken met de zorgaanbieder en klachtenfunctionaris hebben niet tot een oplossing geleid. De cliënt stelt te zijn vernederd en wreed te zijn behandeld. Er was sprake van een racistische kijk, discriminatie op grond van afkomst, pesten en het belachelijk maken en ontmoedigen door de zorgaanbieder. Er is met de cliënt omgegaan op basis van achtergrond en afkomst en niet als een patiënt die serieuze hulp nodig heeft. De risicofactoren en problemen waarvan de cliënt last heeft, zijn niet serieus genomen. Ook is de medische informatie van de cliënt niet voldoende beschermd. Als gevolg van verkeerde medicatie heeft de cliënt een hoge gevoeligheid voor geluiden, oorsuizen, verontrustende nachtmerries en zelfmoordgedachten.
De cliënt verzoekt een maximale schadevergoeding van € 25.000,– voor de schade, ernstig verdriet, zelfvernietiging en extra chronische pijn die de zorgaanbieder heeft veroorzaakt. Ook verlangt de cliënt excuses van de zorgaanbieder.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de cliënt nog aangevoerd dat hij zich vanaf het begin af aan niet serieus genomen heeft gevoeld door de zorgaanbieder. Er waren vooroordelen en de verhalen van de cliënt werden niet geloofd. Er is tijdens de behandeling door de zorgaanbieder juist een verslechtering opgetreden. De behandeling bij de zorgaanbieder is plotseling beëindigd, waarmee de cliënt het niet eens was. Gegevens van de cliënt zijn zonder zijn toestemming gedeeld met de apotheek en huisarts.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt was onder behandeling van de zorgaanbieder in de periode van 31 augustus 2021 tot 12 januari 2022. Er is nauwkeurig gekeken naar het ziektebeeld van de cliënt en er is een behandelplan opgesteld. Gedurende het behandeltraject zijn vier behandelaren betrokken geweest, te weten een psycholoog, een psychiater, een arts en een psychomotorisch therapeut. De zorgaanbieder vindt het belangrijk dat de behandeling aansluit bij de gehele context. Hierbij wordt gekeken naar iemand als geheel, dat wil zeggen naar het hele spectrum van GGZ-aandoeningen en andere levensdomeinen zoals werk, gezin en financiën. Deze aspecten kunnen immers van invloed op iemands mentale welzijn. Het traject bij de zorgaanbieder is beëindigd in verband met de stagnatie in de behandeling, de behandelmotivatie van de cliënt, het onvoldoende kunnen profiteren van de behandelinterventies en het gegeven dat de cliënt gedurende zijn behandeltraject geruime tijd afwezig is geweest. De fixatie op somatische problematiek, het niet frequent willen/kunnen komen naar therapiesessies, het niet kunnen doorbreken van hardnekkige patronen van denken en doen lijken hierin belangrijke mate debet aan te zijn en heeft de zorgaanbieder doen besluiten de behandeling te eindigen. Hierover is cliënt in meerdere gesprekken geïnformeerd. De betrokken behandelaren hebben getracht zich gedurende het behandeltraject toegankelijk en empathisch op te stellen en de zorgaanbieder vindt het spijtig dat de cliënt dit anders heeft ervaren.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de zorgaanbieder nog aangevoerd dat alle vier de behandelaren hebben aangegeven dat het voor de behandeling noodzakelijk is dat gekeken wordt naar onder meer de financiële achtergrond van een cliënt. Er zijn excuses aangeboden aan de cliënt voor de manier waarop hij een en ander heeft beleefd. Er was sprake van een stagnatie in het behandeltraject van de cliënt, omdat er allerlei andere specialisten bij de cliënt waren betrokken.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op grond van de behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de wetenschap, richtlijnen en behandelprotocollen. Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De commissie dient de vraag te beantwoorden of de behandelaar van de cliënt tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de behandelingsovereenkomst.
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de behandelovereenkomst met de cliënt.
Behandeling
De commissie is van oordeel dat op basis van de stukken en de mondelinge behandeling niet kan worden geoordeeld dat de zorgaanbieder tekort is geschoten voor zover het de behandeling an sich betreft. Indien en voor zover de cliënt daarover klaagt, is zijn klacht ongegrond.
Bejegening
De klacht over de bejegening acht de commissie gegrond. De cliënt heeft de toon en bejegening van de medewerkers van de zorgaanbieder jegens hem als onheus en zeer onplezierig ervaren. Hoewel dit door de zorgaanbieder tijdens de mondelinge behandeling is weersproken op basis van informatie welke van de behandelaren van de cliënt afkomstig zou zijn, is dit door de zorgaanbieder echter niet op schrift gesteld. De behandelaren waren tijdens de mondelinge behandeling ook niet aanwezig, zodat een en ander ook niet door hen kon worden toegelicht. De commissie acht het dan ook aannemelijk geworden dat er onzorgvuldig is gehandeld door de zorgaanbieder.
Nazorg
De klacht over de beëindiging van de zorg acht de commissie eveneens gegrond. De beëindiging van de zorgovereenkomst is door de cliënt als onverwacht ervaren. Het was de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder, als professionele partij, om de nazorg te regelen en op te starten voordat de cliënt met ontslag ging. Het had op de weg van de zorgaanbieder gelegen om de cliënt te begeleiden naar een andere zorgaanbieder. Dat uiteindelijk de nazorg via een andere zorgaanbieder is geregeld, doet aan het voorgaande niet af.
Schadevergoeding
Uit voorgaande blijkt dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Voor aanspraak op schadevergoeding is vereist dat de tekortkoming de zorgaanbieder moet kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
De commissie zal de vordering tot materiële schadevergoeding als niet onderbouwd afwijzen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding geldt het volgende. Het toekennen van een dergelijke vergoeding is mogelijk indien er sprake is van geestelijk letsel dat kan worden aangemerkt als een aantasting van de persoon. De commissie acht voorstelbaar dat de cliënt nadeel/leed heeft ondervonden, welke met name is gelegen in het stukje van nazorg dat niet aan hem is verleend. De zorgaanbieder heeft niet aan zijn zorgplicht voldaan. De cliënt is in de steek gelaten. De commissie zal de gevorderde immateriële schadevergoeding dan ook toekennen tot een bedrag van € 1.500,–.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
verklaart de klachten met betrekking tot de bejegening en nazorg gegrond;
wijst het verzoek om materiële schadevergoeding af;
bepaalt dat de zorgaanbieder cliënte een bedrag van € 1.500,– aan immateriële schadevergoeding zal betalen en wijst het meer gevorderde af;
bepaalt dat de zorgaanbieder het door de cliënt betaalde klachtengeld van € 52,50 dient te vergoeden;
bepaalt dat de betaling van de immateriële schadevergoeding en het klachtengeld binnen een maand na verzenddatum van dit bindend advies dient plaats te vinden;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer drs. T. Knap, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. I. van der Kamp, secretaris, op 15 december 2022.