Zorgaanbieder handelde medisch zorgvuldig, maar communicatie was gebrekkig

De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Communicatie / Informatie    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 187640/192277

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Cliënte stelt dat de operatie drie maanden vertraging heeft opgelopen, waardoor zij kosten heeft moeten maken. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder medisch zorgvuldig en conform protocol heeft gehandeld. De zorgaanbieder heeft echter op gebrekkige wijze gecommuniceerd met cliënte. Doordat de communicatie op essentiële momenten gebrekkig was, is er sprake van een tekortkoming in de nakoming van de zorgplicht. De commissie stelt dan ook een immateriële schadevergoeding vast. De klacht is ten dele gegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënte)

en

Noordwest Ziekenhuisgroep, gevestigd te Alkmaar
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 19 april 2023 te Utrecht.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de opgelopen vertraging van drie maanden in het uitvoeren van de operatie.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënte stelt dat de operatie aan haar elleboog drie maanden vertraging heeft opgelopen. Dit is ook toegegeven door de arts. Volgens de arts was het twee maanden vertraging, maar de cliënte was ook niet op de spoedlijst geplaatst zoals was toegezegd, waardoor nog een maand vertraging is opgelopen, in totaal dus drie maanden. De cliënte wil voor deze periode een vergoeding voor kosten die zij moest maken voor een schoonmaker, aangezien zij dit zelf niet meer kon, kosten voor medicijnen die zij niet nodig had gehad indien zij eerder was geopereerd en parkeer- en reiskosten. Daarnaast heeft zij ook mentale schade geleden omdat zij veel pijn had en niks kon doen. Dit was de laatste drie maanden het ergst. Ook de extra pijnstillers die de cliënte heeft moeten slikken hebben veel van haar lichaam en geest gevraagd.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder betreurt het dat de cliënte ontevreden is over de aan haar geleverde zorg. Niettemin is de zorgaanbieder van mening dat de klachtonderdelen ongegrond zijn. Aan de cliënte is zorg geleverd binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen en hetgeen toen in de ter zake betrokken beroepsgroepen als norm of standaard was aanvaard. Bij de beoordeling van diagnostische handelingen gaat het erom, of bij het afnemen van de anamnese zorgvuldig te werk is gegaan, of het onderzoek toereikend is geweest en of aan de hierbij verkregen informatie op dat moment gerechtvaardigde conclusies werden verbonden.

Er is sprake geweest van een normale gang van zaken in aanloop naar de operatie; te weten een status na een elleboogluxatie gevolgd door stijfheid en pijn. Hiervoor is gestart met conservatieve behandeling middels oefentherapie om de range of motion uit te breiden. Dit heeft onvoldoende resultaat gehad, waarna de cliënte op de wachtlijst is geplaatst voor een operatieve release die op 7 juli 2022 heeft plaatsgevonden. De ingreep had na de achteraf geziene avulsiefractuur niet eerder plaatsgevonden, omdat de zorgaanbieder de behandeling volgens protocol ingezet heeft. De gevolgen waren ook niet anders geweest als de ingreep eerder had plaatsgevonden. De cliënte is niet (te) laat geopereerd. De avulsiefracturen, die al dan niet eerder gezien zijn, zijn in geen geval van belang voor het stellen van de operatie-indicatie, dus het is ook niet van belang wanneer ze gezien of beschreven zijn. Waarschijnlijk zijn ze eerder wel gezien, maar niet beschreven, omdat er geen consequenties aan verbonden zijn. Het beleid zou altijd gericht zijn op conservatieve behandeling om te proberen de beweeglijkheid van de elleboog met behulp van fysiotherapie weer terug te krijgen. Pas als het niet lukt met fysiotherapie en oefenen kan besloten worden tot opereren.

Een vroege operatie zou betekenen dat er een grote kans is dat een operatie wordt uitgevoerd voor een beperking die binnen korte tijd met gericht oefenen ook op te lossen is. De operatie is uitgesteld om een onnodige operatie te voorkomen; niet om een verwijtbare reden. Dat een operatie achteraf alsnog nodig was kon niemand vooraf weten. Er is geen onnodige vertraging ontstaan in de behandeling en zeker niet door verwijtbare omissies. De behandelaren van de zorgaanbieder zijn van mening dat de klachten en beperkingen een gevolg zijn van het letsel en niet van de behandeling. De behandeling van de elleboog is volgens landelijk protocol verlopen. Dit betekent dat pas operatief behandeld wordt in het geval er geen verbetering van de klachten optreedt. Dit soort fracturen heelt doorgaans goed met gipsverband en oefentherapie. Helaas was dit niet het geval bij de cliënte en is uiteindelijk besloten om de elleboog toch te opereren. Van onzorgvuldig medisch handelen is geen sprake, reden waarom de zorgaanbieder geen aansprakelijkheid erkent en een vergoeding van schade niet aan de orde is. De zorgaanbieder verzoekt de commissie de klacht als ongegrond af te wijzen.

Beoordeling van het geschil
Het toetsingskader
De cliënte en de zorgaanbieder hebben met elkaar een behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gesloten. Naast hetgeen partijen in die overeenkomst hebben afgesproken, gelden tussen hen – voor zover in het concrete geval van toepassing – de bepalingen van dat wetboek. Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW).

Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de behandelingsovereenkomst
voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.

De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de zorgaanbieder) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de zorgverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de zorgverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald
resultaat in te spannen. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de zorgverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

De toetsing
De commissie dient te onderzoeken of de zorgaanbieder bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden al dan niet de hiervoor omschreven zorgplicht heeft nageleefd. De commissie heeft hiertoe het volgende overwogen.

De commissie heeft in de haar ter beschikking gestelde stukken geen aanleiding gevonden om te concluderen dat door de zorgaanbieder medisch gezien onjuist of onzorgvuldig is gehandeld. Dat een fractuur in de elleboog niet eerder zou zijn gezien, zoals de cliënte stelt en wat naar haar mening voor eerder ingrijpen zou hebben gezorgd, wordt door de zorgaanbieder ontkend. De zorgaanbieder geeft aan dat ook al was de fractuur wel gezien op 7 december 2022, waarover geen duidelijkheid bestaat, dit het gevoerde beleid niet zou hebben veranderd. De commissie kan de zorgaanbieder hierin volgen. De reden van operatie is stagnatie van een verdere goede functie van de elleboog. Als er losse elementen zijn dan zullen deze worden uitgespoeld, maar dat is een bijzaak en geen op zichzelf staande reden voor een operatie. De cliënte is blijkens het dossier op 12 april 2022 op de lijst geplaats voor een operatie en op 7 juli 2022 geopereerd. Dit is naar het oordeel van de commissie geen exceptioneel lange termijn. Of wel of niet is afgesproken dat de cliënte op een spoedlijst geplaatst zou worden, is voor de commissie niet duidelijk geworden.

De commissie merkt op dat van de zijde van de zorgaanbieder sprake is van gebrekkige en onvolledige communicatie. De zorgaanbieder is er niet in geslaagd aan de cliënte duidelijk te maken welk beleid op haar situatie van toepassing is. Ook de onduidelijkheid over het wel of niet eerder zichtbaar zijn van fracturen, hoewel dit zoals eerder overwogen geen invloed heeft gehad op het verloop van de behandeling, heeft de communicatie tussen partijen geen goed gedaan. De zorgaanbieder had moeten benoemen dat de fractuur wel gezien is maar dat hieraan op dat moment niets werd gedaan. Verder is sprake van onduidelijke communicatie over het wel of niet plaatsen op een spoedlijst zoals hiervoor overwogen.

Ook merkt de commissie op dat het dossier dat de commissie ter beschikking staat niet volledig is. Zo wordt ook niet duidelijk uit het dossier met wie de behandelend physician assistant (PA) heeft overlegd over de situatie van de cliënte. Een goede communicatie tussen behandelaar en patiënt, waaronder begrepen het bespreken van de verdere behandelstappen, is onderdeel van een behandeling. Nu het op verschillende (essentiële) momenten het hieraan heeft ontbroken is sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de op de zorgaanbieder rustende zorgplicht. De commissie is van oordeel dat deze tekortkoming heeft geleid tot stress en onzekerheid bij de cliënte.

Conclusie
De commissie is van oordeel dat niet is aangetoond dat de zorgaanbieder in medische zin toerekenbaar nalatig is geweest in de nakoming van de zorgplicht. Het gevoerde beleid en de uitgevoerde operatie zijn in deze situatie begrijpelijk en juist geweest. De betrokken arts heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelende arts in dezelfde situatie zou hebben gehandeld.

De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard voor zover dit het medisch handelen van de
zorgaanbieder betreft. De commissie verklaart de klacht gegrond ten aanzien van de onvolledige dan wel gebrekkige communicatie met en voorlichting aan de cliënte.

Vordering tot schadevergoeding
Voor aanspraak op een schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de zorgovereenkomst. Nu hiervan ten aanzien van de communicatie is gebleken zal de commissie de vordering gedeeltelijk toewijzen nu de cliënte duidelijk heeft gemaakt dat vanwege die gebrekkige informatie zij stress en onzekerheid heeft ondervonden. De commissie stelt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een vergoeding voor immateriële schade van € 500,– vast.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht voor zover dat betrekking heeft op onjuist medisch handelen ongegrond en voor wat betreft de communicatie gegrond;
– wijst toe de vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 500,– (vijfhonderd euro);
– wijst de vordering tot schadevergoeding voor het overige af;
– bepaalt dat de zorgaanbieder aan de cliënte vergoedt het door haar betaalde klachtengeld van
€ 52,50.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw drs. W.J. van der Made, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 19 april 2023.