Zorgaanbieder handelt niet onzorgvuldig bij complicatie na cosmetische behandeling

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Zelfstandige Klinieken    Categorie: Zorgvuldigheid    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 44268/49769

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De klaagster klaagt over de uitvoering van een cosmetische behandeling en het niet bieden van de vereiste nazorg door de zorgaanbieder. Na de behandeling was er sprake van een abces op de wang van de klaagster. Na meerdere antibioticakuren en het legen van het abces bleek dat dit niet had geholpen en daarom is de klaagster doorverwezen naar het ziekenhuis. Daar werd aangegeven dat de behandeling niet steriel is uitgevoerd, waardoor er een infectie is ontstaan. De klaagster vordert schadevergoeding. De zorgaanbieder stelt dat zij geen resultaatverbintenis heeft, maar een inspanningsverbintenis. Het resultaat van een cosmetische behandeling is namelijk afhankelijk van onzekere factoren zoals de conditie en de reacties van de patiënt. Het enkele feit dat zich na de cosmetische behandelingen bij de klaagster een abces heeft gevormd, betekent niet dat er onzorgvuldig is gehandeld. Daarnaast stelt de zorgaanbieder dat de nazorg voldoende was. De commissie oordeelt dat duidelijk is dat de klaagster adequaat is geïnformeerd over haar behandeling en het te verwachten resultaat. Met het tekenen van de behandelingsovereenkomst heeft de klaagster verklaard voldoende geïnformeerd te zijn over mogelijke complicaties. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder niet tekort is geschoten in uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
Klaagster, wonende te [woonplaats]

en

Equipe Zorgbedrijven, gevestigd te Rotterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 december 2020.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Onderwerp van het geschil
Klaagster heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft de uitvoering van een cosmetische behandeling door een aan de zorgaanbieder verbonden arts en het niet bieden van de vereiste nazorg door de zorgaanbieder.

Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Klaagster stelt zich op het standpunt dat de zorgaanbieder niet zorgvuldig jegens haar heeft gehandeld, althans niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een redelijk handelend en bekwaam arts onder vergelijkbare omstandigheden had mogen worden verwacht. Klaagster is in de zomer van 2018 door de zorgaanbieder tweemaal met Juvéderm fillers behandeld. Op 1 september 2018 was sprake van een abces op de rechterwang van klaagster. Door de zorgaanbieder is vervolgens antibiotica voorgeschreven. Op 4 september 2018 is door een arts het abces geleegd. Het abces wist zich echter binnen een uur weer te vullen. Enkele dagen later is door een arts geknipt in de wang van klaagster. Tijdens de vakantie van klaagster in september 2018 is het abces in alle hevigheid teruggekeerd. Er werd opnieuw antibiotica voorgeschreven. Na terugkeer van vakantie is door een arts een drain bij klaagster geplaatst. Vervolgens heeft de zorgaanbieder klaagster doorverwezen naar [arts 1] en [arts 2] in het Erasmus Ziekenhuis te Rotterdam.

Op 18 oktober 2018 werd een echo gemaakt en klaagster kreeg een derde antibioticakuur voorgeschreven. In de daarop volgende maanden heeft klaagster in Rotterdam verscheidene keren het abces laten openen en reinigen. Het abces bleef in alle hevigheid terugkeren. Er is cortico in het abces geïnjecteerd in de hoop dat de infectie zou helen. Dat bleek echter niet het geval te zijn. Klaagster heeft in juli 2019 een second opinion verzocht aan [naam second opinion arts]. Deze arts sprak het vermoeden uit dat de behandeling door de zorgaanbieder niet op een steriele wijze is uitgevoerd. Hij zou niet gaan behandelen voordat de infectie was genezen. Op 29 augustus 2019 is door [arts 3] van het Spaarne Ziekenhuis te Haarlem uitgesloten dat sprake is van een allergie voor Juvéderm bij klaagster, dit omdat het abces slechts aan een zijde van het gezicht opspeelt.

Klaagster heeft haar dienstverband per 1 december 2018 moeten beëindigen wegens de tijdrovende herstelingrepen en het niet toonbaar zijn in haar representatieve functie wegens het abces in het aangezicht, omringd door kuilen en deuken. Klaagster heeft de zorgaanbieder meerdere malen meegedeeld dat zij niet tevreden was over het resultaat. Door het niet bieden van de vereiste nazorg door de zorgaanbieder is er een keten van infectie en her-infectie ontstaan, waardoor het gelaat van klaagster onherstelbaar is beschadigd. Het blijkt dat de gevolgen niet alleen zijn te wijten aan de niet steriele behandeling zelf, maar tevens aan het ontbreken van de (specialistische) nazorg. Klaagster moest zelf op zoek naar een nieuwe arts die wél bereid was om haar te helpen en haar van noodzakelijk medische zorg te voorzien. Zij is door de zorgaanbieder aan haar lot overgelaten. Klaagster heeft hierdoor veel angst ervaren en heeft, nog afgezien van haar fysieke klachten, het daar tot op de dag van vandaag nog steeds heel erg zwaar mee. De zorgaanbieder is als medisch hulpverlener tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de met klaagster gesloten behandelingsovereenkomst.

Klaagster vordert een schadevergoeding van € 14.500,–, zijnde de kosten die door klaagster zijn betaald voor de reconstructie van haar gezicht door een plastisch chirurg.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder betwist dat zij of de namens haar opgetreden hulpverleners tekort is geschoten in de zorgvuldigheid die had mogen worden verwacht en aansprakelijk te zijn voor de door klaagster opgevoerde schade. De medische zorgplicht is een inspanningsverbintenis en niet een resultaatsverbintenis. Een hulpverlener kan niet zonder meer verantwoordelijk worden gehouden voor het resultaat van een (cosmetische) behandeling, nu dat (ook) afhankelijk is van onzekere factoren zoals de conditie en de reacties van de patiënt. De natuur kan niet worden gedwongen. Zelfs bij perfecte toepassing van de perfecte methode kan het resultaat uitblijven, of kunnen complicaties optreden. Het enkele feit dat zich na de cosmetische behandelingen in juli en augustus 2018 bij klaagster een abces heeft gevormd, betekent dus niet dat onzorgvuldig is gehandeld. Het betreft een bekende complicatie, waarvan het risico op intreden voorshands uitdrukkelijk aan klaagster is voorgehouden. Zij heeft verklaard voldoende geïnformeerd te zijn over mogelijke complicaties. De niet onderbouwde stelling van klaagster dat sprake is geweest van niet-steriel werken, blijkt nergens uit en wordt uitdrukkelijk door de zorgaanbieder betwist. Integendeel, uit de uitgezette kweek bleek niets van een bacteriële oorzaak van het abces.

De nazorg is volgens de zorgaanbieder wel degelijk voldoende geweest. De zorgaanbieder heeft veelvuldig controle laten plaatsvinden en het beleid is steeds geweest om de schade van klaagster zoveel mogelijk te beperken. Toen bleek dat de zorgaanbieder de situatie van klaagster niet kon verhelpen, is klaagster conform de professionele standaard ter verdere behandeling doorverwezen naar het Erasmus MC.
Nu van enige onzorgvuldigheid niet is gebleken, is geen sprake van een grondslag tot vergoeding van een reconstructie van het gezicht van klaagster. Los hiervan kan op basis van de door klaagster overgelegde factuur niet worden geconstateerd welke verrichtingen in het kader van de reconstructie precies zijn verricht. Dat de reconstructie enkel ziet op de complicatie die klaagster de zorgaanbieder verwijt, is dus niet inzichtelijk en kan de zorgaanbieder bij gebrek aan wetenschap slechts betwisten. Daarnaast is de zorgaanbieder bekend uit onderzoek van VvAA dat klaagster zelf haar baan heeft opgezegd, zodat die omstandigheid niet aan haar kan worden toegerekend.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De overeenkomst die partijen met elkaar hebben gesloten, is een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Naast hetgeen partijen in die overeenkomst hebben afgesproken, gelden tussen hen–voor zover in het concrete geval van toepassing–de bepalingen van dat wetboek. Klaagster is van mening dat de uitvoering van die overeenkomst door de zorgaanbieder niet tot het door haar beoogde resultaat heeft geleid. Zij houdt de zorgaanbieder hiervoor aansprakelijk.

Voor aansprakelijkheid van de kliniek is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en klaagster moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De verbintenis die voor een hulpverlener voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverbintenis, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverbintenis, waarbij de hulpverlener zich verbindt zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings)proces een ongewisse factor vormt. Zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen, of bij de inspanning een fout heeft gemaakt. Ook in de thans voorliggende situatie is aan de zijde van de zorgaanbieder sprake van een inspanningsverbintenis.

Voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst is de toestemming van klaagster vereist. Klaagster kan in beginsel slechts toestemming voor een behandeling geven indien zij daarover adequaat is geïnformeerd. De zorgaanbieder dient klaagster op duidelijke wijze in te lichten over de voorgestelde behandeling. Bij het verstrekken van informatie dient de zorgaanbieder zich te laten leiden door hetgeen klaagster redelijkerwijze dient te weten ten aanzien van de aard en het doel van de behandeling, de te verwachten gevolgen en de risico’s daarvan, over eventuele alternatieven en over de vooruitzichten.

Naar het oordeel van de commissie is voldoende aannemelijk geworden dat klaagster adequaat is geïnformeerd over haar behandeling en het te verwachten resultaat. Niet weersproken is dat tijdens het consult op 22 juni 2018 is gesproken over de algemene gezondheid van klaagster, relevante voorgeschiedenis, mede aan de hand van een vooraf ingevuld vragenformulier, en dat de wensen en verwachtingen van klaagster zijn geïnventariseerd. In overleg met klaagster is besloten tot het zogenoemde “liquid facelift medium pakket”. Hierbij zouden gedurende twee behandelingen bij klaagster Juvéderm fillers worden gespoten. De eerste behandeling zou plaatsvinden ter plaatse van het jukbeen, lijnen rond de mond en bij de mondhoeken; de tweede behandeling bij de kin en marionetlijnen. Voorts is niet weersproken dat tijdens het consult expliciete aandacht aan het risico op optreden van de meest voorkomende complicaties, zoals infecties en/of allergische reacties is besteed. Klaagster heeft diverse stukken ter informatie ontvangen, waaronder de behandelingsovereenkomst die klaagster heeft ondertekend. In die behandelingsovereenkomst staat onder meer: “Arts heeft cliënt geïnformeerd over het mogelijke ongemak en de mogelijke risico’s en complicaties die na elke behandeling, dus ook na een veilige ingreep als een inspuiting Juvéderm fillers kunnen optreden. […] Algemene risico’s die na iedere ingreep kunnen optreden zijn onder andere een allergische reactie, infectie en een gestoorde wondgenezing. Niet elk algemeen risico zal besproken zijn, maar cliënt begrijpt dat deze bestaan. Cosmetische dermatologie is geen exacte wetenschap. Arts heeft duidelijk aangegeven welk resultaat hij beoogt te bereiken, maar kan geen garantie geven, omdat niet iedereen op dezelfde manier reageert. […] Cliënt verklaart voldoende informatie over de behandeling, het te verwachten resultaat en de mogelijke risico’s te hebben gekregen en alles te hebben begrepen. ”Gelet op het vorenstaande stelt de commissie dan ook vast dat de kliniek op dit punt, de informatieverplichting, niet in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst tekort is geschoten. De complicatie die bij klaagster is ontstaan, is een bekende complicatie, waarvan het risico op intreden op voorhand uitdrukkelijk aan klaagster is voorgehouden. Met het tekenen van de behandelingsovereenkomst heeft klaagster verklaard voldoende geïnformeerd te zijn over onder meer deze mogelijke complicatie.

Het is de commissie niet gebleken dat de arts bij de tussen partijen overeengekomen behandeling zich onvoldoende heeft ingespannen en/of bij die inspanning een fout heeft gemaakt. Het is de commissie ook anderszins niet gebleken dat de arts bij de door haar verrichte inspanning niet de zorg heeft betracht die een bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Ook de nazorg bij klaagster oordeelt de commissie als voldoende. In de maand september 2018 heeft veelvuldig controle plaatsgevonden door de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft getracht om de schade van klaagster zoveel mogelijk te beperken en toen bleek dat een en ander niet meer kon worden verholpen, is klaagster doorverwezen naar het Erasmus MC. De commissie concludeert dat de zorgaanbieder niet tekortgeschoten is in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst.

Hetgeen partijen ieder voor zich meer of anders naar voren hebben gebracht dan waarvan de commissie hiervoor is uitgegaan, behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.

Op grond van het voorgaande zal de commissie de klacht ongegrond verklaren.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht van klaagster ongegrond en wijst haar vorderingen af.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer dr. J.F.A. van der Werff, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. I. van der Kamp, secretaris, op 10 december 2020.