Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
108488
De uitspraak:
In het geschil tussen
Cliënt en Stichting De Zorgboog, gevestigd te Bakel (verder te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 10 mei 2017 te Rotterdam.
Partijen hebben op voorhand aangegeven niet aanwezig te zullen zijn bij de behandeling van het geschil ter zitting.
Onderwerp van het geschil
Het onderwerp van het geschil heeft betrekking op de bejegening van cliënt door de zorgaanbieder.
Standpunt van cliënt
Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. De door cliënt overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van cliënt op het volgende neer.
Cliënt heeft met de zorgaanbieder een zorgovereenkomst gesloten, waarbij afspraken over de te leveren zorg zijn vastgelegd in het bij de overeenkomst behorende Zorgleefplan. Cliënt maakt gebruik van een condoomkatheter. Met name de verwijdering hiervan vraagt veel aandacht, omdat de achtergebleven lijmresten uitsluitend door middel van hard poetsen kunnen worden verwijderd. Een verpleegkundig medewerkster heeft tijdens de ochtendverzorging volgens cliënt de opmerking “harder, harder” verkeerd geïnterpreteerd. Zij heeft tijdens een teambespreking aangegeven de indruk te hebben dat cliënt haar wilde aanzetten tot onzedelijke handelingen, terwijl cliënt daarmee slechts bedoelde dat ze harder moest wrijven om de lijmresten te kunnen verwijderen. Nadat het voorval met de betreffende medewerkster is besproken, is de beschuldiging ingetrokken. Later vernam cliënt dat meerdere medewerkers moeite hadden met zijn verbale aanwijzingen tijdens de verzorging. Ook bleken zij zich niet comfortabel te voelen met het feit dat cliënt regelmatig ontkleed was als zij bij hem kwamen om zorg te verlenen.
Cliënt heeft verzocht met de betreffende medewerkster(s) in contact te kunnen treden om de lucht te klaren en duidelijk te maken dat hij alleen maar aanwijzingen geeft voor het uitvoeren van de zorg die hij nodig heeft, aangezien de werkinstructie in het Zorgleefplan hiervoor volgens cliënt niet afdoende is. Aan dit verzoek van cliënt wordt door de zorgaanbieder echter niet tegemoet gekomen.
Nu de beschuldiging van seksueel getint gedrag kennelijk breed is verspreid, wenst cliënt te worden gerehabiliteerd. Ondanks zijn verzoeken daartoe heeft de zorgaanbieder daar tot op heden niets mee gedaan.
Cliënt heeft een klacht ingediend bij de klachtencommissie van de zorgaanbieder. De klachtencommissie heeft de klacht ongegrond verklaard.
Cliënt verzoekt de commissie zijn klacht jegens de zorgaanbieder gegrond te verklaren en gerehabiliteerd te worden.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorgaanbieder op het volgende neer.
De zorgaanbieder stelt dat er een probleem in de zorgrelatie is ontstaan, dat te maken heeft met beleving van mensen. Het naakt zijn van cliënt wanneer hij medewerkers ontvangt, is een probleem geworden toen twee nieuwe medewerkers en een stagiaire hebben aangegeven zich er onprettig bij te voelen. Voorts voelden zij zich ongemakkelijk bij aanmoedigingen van cliënt als “harder, harder”, in combinatie met het ontstaan van erecties. Deze situatie werd door hen als seksueel beladen ervaren. Getracht is met cliënt in gesprek te gaan om de manier van zorgverlening aan te passen, zodat voor alle partijen een acceptabele werk- en zorgsituatie ontstaat. Cliënt heeft dit ten onrechte opgevat als een beschuldiging van seksuele intimidatie. Volgens de zorgaanbieder is hiervan geenszins sprake, aangezien in dat geval de zorg onmiddellijk gestopt zou zijn. Omdat de beleving van seksuele beladenheid onder de medewerkers breder werd gedragen, is aan cliënt geweigerd namen van medewerkers bekend te maken. De nadien gevoerde gesprekken met cliënt hebben niet geleid tot het tot stand brengen van een werkbare situatie. Cliënt is inmiddels op een andere zorgaanbieder overgestapt.
De zorgaanbieder is van mening dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
Cliënt heeft de gang van zaken ervaren als een aan hem gerichte beschuldiging van seksuele intimidatie. De zorgaanbieder heeft daarentegen meerdere malen aangegeven cliënt daarvan niet te beschuldigen en heeft dit ook als zodanig schriftelijk aan cliënt bevestigd. Nu geen sprake is van een beschuldiging door de zorgaanbieder, is deze ook niet gehouden tot rehabilitatie. De commissie onderschrijft het oordeel van de klachtencommissie in deze en verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
Ten aanzien van het weigeren door de zorgaanbieder van het bekendmaken van namen van de medewerkers die de zorgverleningssituatie als problematisch hebben ervaren, ziet de commissie op grond van de stukken evenmin aanleiding om te komen tot een ander oordeel dan de klachtencommissie. Enkele medewerkers hebben bij de zorgaanbieder aangegeven de zorgverleningssituatie als onprettig en problematisch te ervaren. De zorgaanbieder heeft het niet in het belang van de betreffende medewerkers geacht om rechtstreeks met cliënt in gesprek te gaan. In plaats daarvan is de zorgaanbieder zelf, zowel mondeling als schriftelijk, met cliënt in contact getreden. Het is aan de zorgaanbieder om te bepalen hoe zij met de situatie omgaat, hetgeen zij zorgvuldig heeft gedaan. De zorgaanbieder heeft het verzoek van cliënt om in gesprek te gaan met de betrokken medewerker(s) naar het oordeel van de commissie terecht afgewezen, zodat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist op 10 mei 2017 door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg.