Commissie: Publieke Gezondheid
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
119772/131514
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De persoonlijke keuring van de cliënte werd geweigerd toen zij vroeg of ze het gesprek mocht opnemen en de zorgaanbieder dit niet wilde. Volgens de richtlijnen van de KNMG mag een cliënt een gesprek opnemen en dus is de keuring, volgens de cliënte onterecht geweigerd. Zij stelt dat de zorgaanbieder haar niet wilde keuren omdat haar broer eerder een tuchtzaak tegen de zorgaanbieder heeft gevoerd en deels heeft gewonnen. De cliënte eist haar eigen bijdrage terug en de dwangsom die zij heeft laten opleggen. De zorgaanbieder stelt dat de cliënte het gesprek wilde opnemen om aan haar broer voor te leggen, maar de broer heeft een verbod om andere personen te vertegenwoordigen binnen de gemeente en daarom kon de zorgaanbieder dit niet toestaan. De cliënte heeft toen gekozen om de keuring niet te doen en is weggegaan. De arts heeft dus niet geweigerd de keuring uit te voeren, maar de cliënte heeft hier zelf voor gekozen. De cliënte heeft zich daarna vervelend gedragen tegen het personeel van de zorgaanbieder waardoor er geen onafhankelijk advies meer kon worden gegeven. De commissie oordeelt dat er niet is aangetoond dat er geweigerd is de cliënte te keuren. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [woonplaats]en
GGD Haaglanden, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Publieke Gezondheid (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 3 februari 2022 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben digitaal aan de zitting deelgenomen en ter zitting hun standpunt toegelicht. De cliënte werd vertegenwoordigd door haar broer, [naam]. Namens de zorgaanbieder was aanwezig [naam], advocaat bij [naam advocatenkantoor], en [naam], medewerker Team Veiligheid van de gemeente Den Haag.
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de weigering van de zorgaanbieder om de cliënte te keuren, nadat zij kenbaar had gemaakt het gesprek met de keuringsarts te willen opnemen. Daarnaast ziet de klacht op het niet terugbetalen door de zorgaanbieder van het door de cliënte betaalde bedrag terzake de keuring.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder gaf tijdens een persoonlijke keuring, toen de cliënte aan de keuringsarts vroeg of zij het gesprek mocht opnemen, aan dat dit niet mocht. Conform de richtlijnen van de KNMG mag een client een gesprek opnemen, zodat ten onrechte de keuring is geweigerd. Daarnaast is aan de keuringsarts eerder een berisping opgelegd. Volgens cliënte wil de zorgaanbieder haar niet keuren omdat de broer van de cliënte, die overigens niets met de zaak te maken heeft of erbij betrokken is, eerder een tuchtzaak tegen de zorgaanbieder aanhangig heeft gemaakt en daarin deels gelijk heeft gekregen.
De arts van de zorgaanbieder is toen ontslagen net als meerdere mensen van de gemeente Den Haag die zich ook hadden misdragen. Ook heeft de cliënte een bijdrage van € 265,– betaald die de zorgaanbieder weigert terug te storten. De zorgaanbieder reageert niet op de klacht van de cliënte, ook niet ten aanzien van de dwangsom. De cliënte verzoekt de commissie te oordelen dat aan haar ten onrechte de toegang is ontzegd en dat zij het gesprek wel had mogen opnemen, dat de zorgaanbieder haar € 265,– terug dient te betalen en de dwangsom die volledig is verbeurd te vergoeden. Daarnaast heeft de cliënte de gehandicaptenparkeerpas/ -plaats ook nodig gezien zij niet zo ver kan lopen en krijgt zij die al die tijd niet zo lang zij niet gekeurd is.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
In verband met de aanvraag van de cliënte voor een parkeervoorziening bij de gemeente Den Haag heeft de betreffende afdeling, Dienst Stads Beheer (hierna: DSB), een keuringsverzoek ingediend bij de zorgaanbieder. De cliënte wilde een geluidsopname maken van het keuringsgesprek. De arts heeft hierop de manager erbij gevraagd en aan de manager gevraagd om te reageren op de vraag van de cliënte.
De manager heeft in de wachtkamer zichzelf voorgesteld en aan de cliënte gevraagd waarom zij geluidsopnames wilde maken. De cliënte gaf aan deze opnames aan haar broer te willen voorleggen omdat hij niet naar binnen mag om haar bij te staan. De manager heeft hierop gereageerd door te wijzen op het verbod van haar broer om andere personen binnen de gemeente te vertegenwoordigen. Dit verbod is opgelegd door Expertise Veilige Publieke Taak (EVPT) van de Gemeente Den Haag vanwege het langdurig in ernstige mate lastig vallen van medewerkers en toepassen van ambtsdwang bij gemeente en de zorgaanbieder. De cliënte heeft daarop te kennen gegeven het consult niet door te willen laten gaan en heeft de wachtruimte aansluitend verlaten. Aan de cliënte is aangeboden het spreekuur door te laten gaan, maar zij heeft daar niet meer op geantwoord. De zorgaanbieder heeft dus geen gelegenheid van de cliënte gekregen om dit met haar te bespreken. Het gesprek over de geluidsopname vond plaats in de wachtkamer, waar op dat moment geen andere cliënten waren. De arts was aanwezig bij dit gesprek.
Uit het bovenstaande blijkt dus dat er van de zijde van de betreffende geneeskundige adviseur (arts) geen sprake van weigering was inzake het uitvoeren van een keuring van de cliënte. Zij heeft er zelf voor gekozen om de keuring niet door te laten gaan. Daarnaast heeft de zorgaanbieder geen gelegenheid meer gehad om verder met de cliënte te bespreken welke mogelijkheden er vervolgens nog zouden kunnen zijn. Uit niets blijkt dat de cliënte geen toegang heeft tot het gebouw van de zorgaanbieder. Daarvan is beslist geen sprake geweest.
Voor de zorgaanbieder was het vervolgens niet meer mogelijk om een onafhankelijk professioneel advies uit te brengen, omdat na het niet kunnen uitvoeren van de keuring zij werd ‘gebombardeerd’ met vele telefoontjes en mails door de cliënte. De medewerkers die geconfronteerd werden met deze telefoontjes en mails ervoeren dit als stalking en het ernstig hinderen van het werk. Inmiddels is door de zorgaanbieder het keuringsverzoek van de DSB geretourneerd en is schriftelijk aan DSB ter overweging gegeven een andere keuringsinstantie in te schakelen indien zij dat nodig achten. Met betrekking tot de financiële bijdrage van cliënte voor de keuring merkt de zorgaanbieder op dat er op 7 juli 2021 een terugstorting van het keuringsbedrag heeft plaatsgevonden op de rekening van de cliënte.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt allereerst vast dat het verzoek tot vergoeding van de verbeurde dwangsommen ter zitting is ingetrokken, zodat de commissie zich niet zal uitlaten over dit punt.
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben gehandeld.
Door de cliënte is separaat van de klacht bij de commissie, een klacht ingediend bij de gemeentelijke ombudsman. Die klacht had betrekking op de weigering van de zorgaanbieder om de cliënte de gelegenheid te geven een geluidsopname te maken van het keuringsgesprek.
De klacht die bij de commissie is ingediend betreft het weigeren van de keuring, welke weigering door de zorgaanbieder wordt ontkend. De commissie richt zich in deze uitspraak dan ook uitsluitend op de vraag of sprake is geweest van het (onterecht) weigeren van een keuring en of het door de cliënte betaalde bedrag van € 265,– ten onrechte niet is terugbetaald.
Uit de stukken is de commissie niet gebleken dat sprake is geweest van het weigeren door de keuringsarts van het uitvoeren van de keuring. Deze stelling van de cliënte wordt door de zorgaanbieder onderbouwd weersproken. Door de vertegenwoordiger van de cliënte is ter zitting aangevoerd dat uit de geluidsopname die de cliënte heeft gemaakt duidelijk wordt dat de keuringsarts wel degelijk het uitvoeren van de keuring heeft geweigerd. De vertegenwoordiger van de cliënte is in de gelegenheid gesteld deze opname ter zitting te laten horen. Op de afgespeelde geluidsopname was slechts te horen dat de keuringsarts aangeeft dat het opnemen niet de bedoeling is en dat hij de cliënte terugbrengt naar de wachtkamer. Vervolgens is een geluidsopname afgespeeld waarin te horen is dat iemand anders aan cliënte vertelt dat het maken van geluidsopnames niet is toegestaan. Uit deze beide geluidsopnames blijkt niet van een weigering cliënte te keuren. Volgens de vertegenwoordiger van de cliënte was hij ook in het bezit van een geluidsopname waarop te horen zou zijn dat cliënte niet (meer) gekeurd zou worden. De vertegenwoordiger van de cliënte is daarop in de gelegenheid gesteld om conform zijn eigen voorstel binnen 24 uur na de hoorzitting alsnog bewijs aan te leveren van zijn stelling en de betreffende geluidsopname aan de commissie te doen toekomen. De commissie heeft echter niets meer van de vertegenwoordiger ontvangen. De commissie oordeelt derhalve dat niet is aangetoond dat sprake is geweest van het weigeren van de cliënte voor de keuring.
Wat betreft het terugbetalen van het door de cliënte betaalde bedrag voor de keuring, is in het verweerschrift door de zorgaanbieder aangegeven dat dit bedrag op 7 juli 2021 is terugbetaald aan de cliënte. Dit is door de cliënte, dan wel haar vertegenwoordiger, niet weersproken, zodat voor de commissie vaststaat dat het bedrag is terugbetaald.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Ter zitting is evenwel door de vertegenwoordigers van de zorgaanbieder toegezegd dat de cliënte binnen een maand na de hoorzitting een uitnodiging voor de keuring kan verwachten, uitgevoerd door een andere, onafhankelijke organisatie, nu de zorgaanbieder zelf niet meer in staat is een onafhankelijke keuring uit te voeren. De commissie spreekt hierbij de hoop uit dat dit leidt tot een spoedige beslissing op de aanvraag van cliënte.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënte ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Publieke Gezondheid, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, de heer drs. Th.N.J. van Rijmenam, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 3 februari 2022.