Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: zorgverlening/ informatievertrekking
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
249593/365521
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De klacht heeft betrekking op de bejegening en de zorgverlening door medewerkers van de zorgaanbieder aan de inmiddels overleden moeder van klaagster.
De uitspraak
In het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
De Zorgcirkel, gevestigd te Alkmaar
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
De klacht heeft betrekking op de bejegening en de zorgverlening door medewerkers van de zorgaanbieder aan de inmiddels overleden moeder van klaagster.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 19 juni 2024 te Utrecht.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Standpunt van klaagster
De moeder van klaagster (hierna: cliënte) verbleef tot en met juni 2021 in locatie de Vleugels van de zorgaanbieder. In die periode heeft zij niet de zorg ontvangen die zij had mogen verwachten. Er hebben veelvuldig vervelende gebeurtenissen plaatsgevonden, waarbij de zorgverleners haar slecht hebben behandeld. Kort samengevat is sprake geweest van mishandeling, grensoverschrijdend gedrag en onheuse bejegening. Daarnaast heeft cliënte onvoldoende zorg gekregen, waaronder het niet verstrekken van de juiste medicatie. Als gevolg daarvan heeft cliënte veel pijn en ongemak ervaren in de laatste fase van haar leven.
Standpunt van de zorgaanbieder
Primair stelt de zorgaanbieder zich op het standpunt dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat zij niet de wil van cliënte vertegenwoordigt. Ten tijde van de zorgverlening was cliënte overwegend tevreden over de zorgverlening. Uit het dossier blijkt op geen enkele wijze dat zij ontevreden was of een klacht wilde indienen. De zorgaanbieder heeft ter zitting het verweer ingetrokken dat klaagster de interne klachtprocedure niet heeft doorlopen.
Subsidiair stelt de zorgaanbieder zich op het standpunt dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard. De zorgaanbieder herkent zich niet in het beeld dat klaagster schetst van de zorg en de zorgverleners die zorg hebben gegeven aan cliënte. Cliënte is steeds overeenkomstig de gebruikelijke omgangsvormen benaderd en bejegend. Van een slechte behandeling, onheuse bejegening of mishandeling is geen sprake geweest.
Oordeel van de commissie
Allereerst ziet de commissie zich voor de vraag gesteld of klaagster kan worden ontvangen in haar klacht. De commissie overweegt dat de zorgaanbieder weliswaar stelt dat klaagster niet de wil van cliënte vertegenwoordigt, maar dat heeft de commissie niet kunnen vaststellen. Volgens de zorgaanbieder blijkt dit onder andere uit het dossier van cliënte, maar van dat dossier heeft de commissie geen kennis kunnen nemen. Overigens merkt de commissie op dat de zorgaanbieder het dossier van cliënte terecht niet heeft overgelegd aangezien er geen machtiging van cliënte aanwezig is. In de stukken die wél zijn overgelegd, vindt de commissie geen steun voor de stelling van de zorgaanbieder, zodat de commissie klaagster zal ontvangen in haar klacht.
De commissie dient te oordelen of de zorgverleners onzorgvuldig hebben gehandeld in de zorgverlening aan cliënte. De commissie overweegt daartoe het navolgende.
De commissie stelt vast dat klaagster en de zorgaanbieder op alle fronten van mening verschillen over de gebeurtenissen waarvan klaagster stelt dat deze bij cliënte hebben plaatsgevonden. De commissie kan onder deze omstandigheden niet uitmaken wie van beiden gelijk heeft omdat aan het woord van de één niet meer geloof gehecht kan worden dan aan het woord van de ander. Het is vaste jurisprudentie van de commissie dat, in gevallen als deze – waarbij de lezingen van beide partijen uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld wat de feitelijke gang van zaken is geweest – de klacht niet gegrond wordt verklaard.
Dit oordeel berust niet op het uitgangspunt dat aan het woord van de klaagster minder geloof wordt gehecht dan aan dat van de zorgaanbieder, maar op de omstandigheid dat voor een beoordeling of onzorgvuldig is gehandeld eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag liggen en de commissie deze feiten hier niet kan vaststellen. Ondanks dat de commissie zich goed kan voorstellen dat klaagster graag een inhoudelijk oordeel over haar klacht had gewenst, leidt het voorgaande tot de slotsom dat de commissie de klacht ongegrond dient te verklaren.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. M.B. van Leusden-Donker, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Sewradj, secretaris, op 19 juni 2024.