Zorgaanbieder heeft zorgvuldig gehandeld tijdens en na heupoperatie, geen sprake van slechte communicatie

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: Zorgvuldigheid    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 21349/28294

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De klaagster vindt dat de zorgaanbieder voor een ander type heupoperatie voor haar (inmiddels overleden) echtgenoot had moeten kiezen. Daarnaast had haar echtgenoot na de operatie veel pijnklachten, hier is niet zorgvuldig op gereageerd. Ook was er sprake van slechte communicatie en is de zorgaanbieder onzorgvuldig geweest door de medische gegevens niet per aangetekende post te verzenden. De zorgaanbieder heeft vanwege de jonge leeftijd van de patiënt en chronische infecties gekozen voor een heupsparende operatie. Daarnaast is er adequaat gehandeld op de pijnklachten. Echter, er is sprake van een complex pijnprobleem bij de patiënt waar de zorgaanbieder niets aan kan doen. De zorgaanbieder herkent zich niet in het beeld over de slechte communicatie. Ook is het dossier volgens de geldende regels naar de huisarts verzonden. De commissie oordeelt dat alle klachtonderdelen ongegrond zijn. Het behandeltraject voor het type operatie is namelijk zorgvuldig afgewogen. Daarnaast is adequaat onderzoek geweest naar de mogelijke oorzaken van de pijnklachten van de patiënt. Tevens is er geen regelgeving die voorschrijft dat medische gegevens aangetekend verzonden moeten worden.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Klaagster], wonende te [woonplaats],

en

Haaglanden Medisch Centrum, gevestigd te ’s-Gravenhage, (hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 2 november 2020 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.

Klaagster is ter zitting bijgestaan door [naam].

Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam] (jurist) en [naam] (orthopedisch chirurg).

Onderwerp van het geschil
Klaagster heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft klachten van klaagster met betrekking tot een heupoperatie, de nazorg van en communicatie met betrekking tot deze operatie van haar overleden echtgenoot (hierna: cliënt).

Klaagster vordert vergoeding van de geleden schade.

Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De klacht richt zich in de kern op onzorgvuldig handelen van de zorgaanbieder op verschillende punten.

Op 26 augustus 2018 is cliënt op de spoedeisende hulp gezien met een fractuur van de rechterheup. Door de behandelend arts is toen gekozen voor een heupsparende operatie. Klaagster is van oordeel dat er voor een onjuist type operatie is gekozen. Er was sprake van een steile breuk, waardoor een heupsparende operatie volgens klaagster geen adequate oplossing is. Er had gekozen moeten worden voor een heupprothese.

Ten tweede klaagt klaagster over het afwachtend beleid na de operatie. Cliënt is meermalen naar huis gestuurd en behandeld met pijnstillers, terwijl hij telkens aan heeft gegeven veel pijn te ervaren. Tijdens de second opinion is aangegeven dat de breuk niet zou gaan helen. Er heeft toen alsnog een totale heupoperatie plaatsgevonden bij een ander ziekenhuis.

Cliënt is door de gang van zaken dusdanig uitgeput geraakt dat hij daarna onvoldoende in staat was om van deze operaties en de later gediagnosticeerde ziekte te herstellen.

Ten derde is klaagster van oordeel dat de communicatie vanuit de zorgaanbieder niet goed is verlopen. Zo kreeg cliënt te maken met verschillende orthopeden met verschillende visies en is de zorgaanbieder onzorgvuldig geweest met het verzenden van medische gegevens naar de huisarts. Het dossier van de cliënt is niet per aangetekende post verstuurd, terwijl dat volgens klaagster wel had gemoeten.

Klaagster vordert bij een gegrondverklaring van haar klacht van het ziekenhuis een vergoeding voor de schade die cliënt als gevolg van het handelen van de zorgaanbieder heeft geleden, een bedrag van € 13.840,50.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Primair stelt de zorgaanbieder zich op het standpunt dat de klachtonderdelen van klaagster onvoldoende concreet zijn en dat cliënte daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

Subsidiair stelt de zorgaanbieder het navolgende.

• Ten aanzien van het type operatie stelt de zorgaanbieder zich op het standpunt dat – vanwege de relatief jonge leeftijd van patiënt (58 jaar) en chronische infecties – is gekozen voor een heupsparende operatie. De gevolgen van een infectie van een heupprothese zijn vele malen groter dan een infectie bij een heupsparende operatie. Deze keuze is ook besproken met patiënt.

• Ten aanzien van het afwachtend beleid na de operatie stelt de zorgaanbieder zich op het standpunt dat er geen aanwijzingen waren dat het herstel niet goed verliep. Er is door de behandelend arts adequaat gehandeld op basis van de pijnklachten van patiënt. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat er sprake was van een complex pijnprobleem bij de patiënt. In januari 2019 is patiënt overgestapt naar een ander ziekenhuis en is de zorg overgedragen.

• Ten aanzien van de klacht omtrent de communicatie stelt de zorgaanbieder zich op het standpunt dat hier geen sprake is van verwijtbaar handelen. Uit het dossier volgt dat de behandelend arts steeds open stond voor overleg en dat hij de regie voerde. De zorgaanbieder herkent zich dan ook geenszins in het beeld dat er binnen de vakgroep sprake zou zijn van slechte communicatie.

• Ten aanzien van het verwijt dat het dossier aangetekend had moeten worden verzonden, is dit volgens de zorgaanbieder volgens de geldende regels gegaan. Er is geen wettelijk of intern (protocollair) voorschrift dat een patiëntendossier moet worden verzonden per aangetekende post.

Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de klacht van klaagster overweegt de commissie dat zij de klachten van klaagster, zoals geformuleerd in de stukken en ter zitting, voldoende concreet acht. Dat dit ook voor de zorgaanbieder voldoende duidelijk en concreet is, blijkt uit het gevoerde verweer tijdens de zitting en uit de schriftelijke stukken die zijn ingebracht door de zorgaanbieder.

Naar het oordeel van de commissie is klaagster dan ook ontvankelijk in haar klacht.

Het toetsingskader
De overeenkomst die cliënt en het ziekenhuis met elkaar hebben gesloten, is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Daarbij moet de hulpverlener handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen.

Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Doet de hulpverlener dit niet en schiet hij toerekenbaar tekort in de nakoming van de verplichting, die voor hem uit die overeenkomst voortvloeit, dan moet hij en/of het ziekenhuis de schade die een cliënte daardoor lijdt, vergoeden (artikel 6:74 van het BW).

De toetsing
De commissie dient te onderzoeken of de behandelend arts bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden al dan niet de hiervoor omschreven zorgplicht heeft nageleefd.

Ten aanzien van het klachtonderdeel dat het onjuiste type operatie is gekozen en de operatie bij de cliënt niet lege artis is uitgevoerd overweegt de commissie het volgende.

De overweging van de behandelend arts om een pen in de heup te plaatsen is niet onjuist of onzorgvuldig geweest. Bij de cliënt kon getwijfeld worden over het plaatsen van een pen dan wel het plaatsen van een prothese, omdat het ging om een kwetsbare en relatief jonge patiënt met de kans op infectiegevaar. Er is overleg gevoerd met de cliënt. Ook een zogenaamde steile breuk kan na een heupsparende operatie genezen. Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde tijdens de zitting is niet gebleken dat door de behandelend arts is gekozen voor een onjuist type operatie.
Tijdens de operatie en de nazorg hiervan is er ook geen sprake geweest van onzorgvuldig handelen door de behandelend arts. Er is adequaat onderzoek verricht naar de mogelijke oorzaken van de pijnklachten van cliënt door middel van echo, kweek en röntgenonderzoek. Er was voor de behandelend arts geen reden om te veronderstellen dat het genezingsproces niet goed verliep. Bij cliënt was er wel sprake van een complex pijnprobleem, maar dat neemt niet weg dat de arts zorgvuldig heeft gehandeld tijdens en na de operatie. Het feit dat er sprake was van niet-consolidatie kon direct na de operatie nog niet vastgesteld worden. In januari 2019 is cliënt overgestapt naar een ander ziekenhuis en is de rol van de zorgaanbieder beëindigd. De overwegingen die in de nazorg zijn gemaakt en de tijd waarin de zorgaanbieder die overwegingen heeft gemaakt is niet te lang geweest.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat deze klachtonderdelen ongegrond zijn.

Ten aanzien van het klachtonderdeel over de communicatie overweegt de commissie het volgende.

Dat verschillende orthopeden betrokken zijn in het traject die ook andere visies geven, is – hoewel begrijpelijkerwijs vervelend voor de cliënt – niet ongebruikelijk en ook niet altijd vermijdbaar. Zoals hiervoor overwogen konden er bij de cliënt verschillende behandeltrajecten worden ingezet. Het gekozen behandeltraject door de behandelend arts is, aldus de commissie, zorgvuldig afgewogen.

De omgang met vertrouwelijke en geheime medische gegevens wordt geregeld in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Op basis hiervan heeft de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst (KNMG) een richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ opgesteld. De AVG noch de richtlijn van de KNMG schrijft voor dat medische gegevens aangetekend moeten worden verzonden. De commissie concludeert op deze grond, dat de werkwijze van de zorgaanbieder niet in strijd is met de geldende regelgeving.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat alle klachtonderdelen ongegrond zijn.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart klaagster ontvankelijk in haar klacht;
– verklaart de klacht van klaagster in al haar onderdelen ongegrond;
– wijst het verzoek van klaagster om toekenning van een schadevergoeding af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, De heer dr. H. Mencke, mevrouw mr. I. van den Hoven – van Vogelpoel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Land-Smorenburg, secretaris, op 2 november 2020.