Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
166751/178053
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Cliënte heeft in 2015 een operatie tot verwijdering van een hersentumor ondergaan wat heeft geleid tot een gedragsverandering. Vanwege ernstige problemen is cliënte in 2017 opgenomen in een instelling van de zorgaanbieder, maar volgens cliënte zonder succes. Zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat cliënte naar beste kunnen is begeleid en behandeld en de geboden zorg als basis kan worden gezien voor de verbeterde gezondheidssituatie. De commissie stelt dat de zorgaanbieder geen verwijt kan worden gemaakt van het ontbreken van verbeteringen waar cliënte op had gehoopt. Daarnaast is de commissie van oordeel dat voor en tijdens de opname van cliënte is getracht om met verschillende soorten medicatie en wisselende doseringen een goed resultaat te bereiken. De klachten van cliënte zijn volgens de commissie niet toe te rekenen aan enig handelen of nalaten van de zorgaanbieder. De commissie oordeelt de klacht als ongegrond.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)en
Stichting GGZ Oost Brabant, gevestigd te Boekel
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 14 november 2022 te Eindhoven.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De cliënte werd bijgestaan door haar moeder. Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam jurist] en [naam psychiater].
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de kwaliteit van zorg die de cliënte heeft ontvangen in de periode dat zij in behandeling was bij de zorgaanbieder. De cliënte verwijt de zorgaanbieder dat de door deze aan haar geboden zorg ernstig te kort schoot waardoor haar leven zeer negatief is beïnvloed.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De cliënte heeft in 2015 een operatie tot verwijdering van een hersentumor ondergaan welke operatie heeft geleid tot een gedragsverandering. De cliënte had moeite om haar emoties te reguleren, vertoonde agressief en ontremd gedrag, ook op seksueel gebied en had een eetstoornis. De cliënte werd begeleid en behandeld door de zorgaanbieder maar die begeleiding en behandeling liet zeer te wensen over. Vanwege ernstige problemen, ook in de thuissituatie, is de cliënte in 2017 opgenomen in een instelling van de zorgaanbieder voor de duur van ruim drie maanden. Die opname heeft echter niet tot verbetering geleid. De cliënte heeft gevraagd om hulp van een seksuoloog en logopedist maar die heeft zij niet gekregen. Er was geen adequate hulp voor haar geheugenverlies en geen mogelijkheid tot revalidatie. Het gebrek aan begeleiding door de zorgaanbieder heeft geresulteerd in een echtscheiding voor de cliënte en een juridisch gevecht om haar kind te mogen zien. De cliënte is door toedoen van de zorgaanbieder alles kwijtgeraakt.
Ook in het monitoren van haar medicijngebruik is de zorgaanbieder ten opzichte van de cliënte tekortgeschoten hetgeen heeft geleid tot levensgevaarlijke situaties. Sinds 2020 is de cliënte uitgeschreven bij de zorgaanbieder en is zij in zorg bij [andere zorgaanbieder]. Sindsdien gaat het goed met de cliënte. Als de cliënte van de zorgaanbieder eerder de goede therapie en begeleiding had ontvangen was zij wellicht niet gescheiden en had zij een beter contact kunnen hebben met haar man en kind.
De cliënte heeft haar klachten voorgelegd aan de klachtencommissie van de zorgaanbieder die de klachten van de cliënte ongegrond heeft verklaard. De cliënte is het niet eens met de uitspraak van de klachtencommissie en verlangt een oordeel van de Geschillencommissie.
De cliënte verlangt een vergoeding van € 25.000, — voor de fysieke en emotionele schade die zij door toedoen van de zorgaanbieder heeft geleden.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
Vooraf stelt de zorgaanbieder zich op het standpunt dat de Geschillencommissie niet bevoegd is om een oordeel te geven over de klacht van de cliënte omdat de Regionale klachtencommissie van de zorgaanbieder al over die klacht heeft geoordeeld en die klacht ongegrond heeft verklaard. Een uitspraak van de Geschillencommissie is geen uitspraak in hoger beroep van een uitspraak van de klachtencommissie.
Inhoudelijk voert de zorgaanbieder het volgende verweer.
Na haar operatie in 2015 gebruikte de cliënte medicatie voor de gevolgen van haar hersenletsel onder verantwoordelijkheid van de neuroloog en haar huisarts. Tijdens de opname van de cliënte van 18 mei 2017 tot 1 september 2017 werden de controles van de medicatie tijdelijk overgenomen door de artsen van de opnameafdeling van de zorgaanbieder maar de verantwoordelijkheid voor de medicatie bleef berusten bij de neuroloog.
De cliënte was vanaf 2015 eerst poliklinisch in behandeling bij de zorgaanbieder vanwege zeer ernstige gedragsproblemen na de hersenoperatie in het Radboud ziekenhuis. Parallel liep een psychologisch begeleidingstraject van het Radboud ziekenhuis. Naast sociaalpsychiatrische ondersteuning werd ook een medicament voorgeschreven tegen de ernstige hyperseksualiteit van de cliënte. Dit had geen goed blijvend effect. De cliënte werd opgenomen om haar en haar gezin een time-out te geven en haar goed te kunnen observeren en de medicatie op verantwoorde wijze in te kunnen stellen. De cliënte was gedurende de opname waarin soms sprake was van ernstig agressieve escalaties goed in beeld bij alle disciplines. Na de opname ging de verantwoordelijkheid en controle op bijwerkingen van de medicatie (waaronder anti-epileptica) weer over naar de behandelend neuroloog.
Naast de medicamenteuze interventie is sprake geweest van een integrale aanpak met inzet van een psycholoog, ergotherapeut en de activiteitenbegeleider. Ook was een somatisch arts betrokken bij de cliënte. De cliënte had veel en vaak wisselende ideeën en wensen over wat haar zou kunnen helpen en de zorgaanbieder is daar zoveel mogelijk in meegegaan voor zover dat in overeenstemming was met het behandelplan. Op verzoek van de cliënte is tevens een seksuoloog geconsulteerd maar die achtte zich onvoldoende deskundig om de complexe problematiek van de cliënte te kunnen begeleiden.
Dat het de cliënte thans met de begeleiding van een andere zorgaanbieder veel beter gaat doet de zorgaanbieder deugt maar betekent niet dat hij tekortgeschoten is. De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat de cliënte telkens naar beste kunnen is begeleid en behandeld en de geboden zorg als basis kan worden gezien voor de verbeterde gezondheidssituatie waarin de cliënte zich thans bevindt.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
bevoegdheid
De zorgaanbieder heeft een beroep gedaan op de onbevoegdheid van de commissie.
De zorgaanbieder heeft gesteld dat de Geschillencommissie geen oordeel kan geven over een uitspraak van de regionale klachtencommissie omdat een uitspraak van de Geschillencommissie geen uitspraak in hoger beroep is van een uitspraak van die klachtencommissie, zo begrijpt de commissie.
Wat dit betreft overweegt de commissie als volgt.
Het is juist dat de commissie geen uitspraak in hoger beroep kan doen over een uitspraak van de klachtencommissie; de commissie is geen beroepsinstantie. De Geschillencommissie is een onafhankelijk toetsingsorgaan aan wie een uitspraak van een klachtencommissie kan worden voorgelegd voor zover een geschil daarmee niet tot tevredenheid van de cliënt is opgelost. De cliënte kan zich niet vinden in de uitspraak van de klachtencommissie van 21 februari 2022 om welke reden zij haar klacht heeft voorgelegd aan de Geschillencommissie. De Geschillencommissie is bevoegd om over de inhoud van die klacht te oordelen.
Inhoudelijke beoordeling
De cliënte heeft gesteld dat haar door de zorgaanbieder een goede vorm van psychologische begeleiding is onthouden en haar niet de juiste medicatie is verstrekt. De commissie constateert dat de zorgaanbieder in de zorg voor de cliënte heeft gezocht naar een vorm van begeleiding en behandeling die, in combinatie met haar medicatie, passend en behulpzaam zou zijn. De problematiek van de cliënte was divers en complex na de hersenoperatie die zij in 2015 had ondergaan en de als gevolg daarvan opgetreden gedragsverandering. Om de problematiek van de cliënte beter in kaart te kunnen brengen en haar en haar gezin te ontlasten is zij in 2017 voor drie maanden voor observatie in een kliniek van de zorgaanbieder opgenomen. De opname en de door de zorgaanbieder aangereikte vorm van begeleiding heeft de cliënte echter niet de verbetering gebracht die zij hoopte te ervaren. De zorgaanbieder kan hiervan geen verwijt worden gemaakt.
De commissie constateert dat tussen de cliënte en haar behandelend psychiater geen goede vertrouwensband en basis voor samenwerking is ontstaan ondanks de aantoonbare wil en inzet aan beide zijden. Zo heeft de zorgaanbieder genoegzaam toegelicht dat op verzoek van de cliënte is gezocht naar een seksuoloog die haar zou kunnen begeleiden, maar een seksuoloog die voldoende deskundig was om om te gaan met de complexiteit van het ziektebeeld van de cliënte niet kon worden gevonden. Gelet op de neurologische problematiek van de cliënte en de hulpvraag om haar gezin in stand te houden was medicatie de beste en eerste keus om de cliënte te behandelen.
De neuroloog was verantwoordelijk voor die medicatie en tijdens de opname was er regelmatig overleg met de internist, de huisarts en de neuroloog. De commissie constateert dat voor en tijdens de opname van de cliënte is getracht om met verschillende soorten van medicatie en wisselende doseringen een goed resultaat te bereiken. Aanvankelijk leek sprake te zijn van een verbetering maar die heeft niet doorgezet. Hiervan kan de zorgaanbieder evenmin een verwijt worden gemaakt. De klachten van de cliënte zijn niet toe te rekenen aan enig handelen of nalaten van de zorgaanbieder. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder zich als een goed zorgverlener voor de cliënte heeft gedragen en heeft getracht haar zo goed mogelijk te begeleiden en te behandelen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding wordt dan ook afgewezen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart zich bevoegd om de klacht van de cliënte te behandelen;
– verklaart de klacht van de cliënte in alle onderdelen ongegrond;
– wijst af het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer drs. T. Knap en de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 14 november 2022.